Concurrentiebeding – buitenwerkingstelling – matiging | Arbeidsrecht advocaat

Eis tot buitenwerkingstelling, althans matiging van non-concurrentiebeding afgewezen. Werknemer heeft zelf ontslag genomen en daarmee alle gevolgen zelf veroorzaakt. Werkgever heeft een rechtens te respecteren belang bij de handhaving van het beding, ook al is het overlappende concurrerende handelsdebiet van de nieuwe beoogde werkgever gering en zijn de bedrijven totaal verschillend van aard.

Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp (rechtshulp) of bijstand door een advocaat met betrekking tot een concurrentiebeding? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 200300 VV EXPL 07-72

vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 28 augustus 2007

in de zaak van:

[naam],
wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. X,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A & Z B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.

Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van zes augustus 2007;
2. de pleitaantekeningen zijdens eiser;
3. de pleitaantekeningen zijdens gedaagde;
4. de overgelegde producties;

Omschrijving van het geschil

Feiten
Eiser is op 4 augustus 1997 bij gedaagde in dienst getreden in de functie van commercieel medewerker binnendienst, aanvankelijk voor bepaalde tijd (één jaar) en nadien voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst bevat het navolgende non-concurrentie- en boetebeding:
“Zowel gedurende het dienstverband als gedurende twee jaar na het beëindigen hiervan, zal werknemer zich onthouden van het direct of op enigerlei wijze indirect oprichten van, drijven, belang hebben bij of op enigerlei wijze werkzaam zijn in of voor een bedrijf, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van de onderneming. Wanneer het non-concurrentiebeding wordt overschreden zal de termijn van twee jaar worden verlengd met de tijd gedurende welke werknemer zich niet aan het non-concurrentiebeding heeft gehouden. Bij beëindiging van het dienstverband wegens vervroegde uittreding respectievelijk pensionering, geldt het non-concurrentiebeding zonder tijdslimiet. Het non-concurrentiebeding is geografisch van kracht voor Nederland, België, Luxemburg en de Bondsrepubliek Duitsland.”
Voorts bevat de arbeidsovereenkomst een geheimhoudingsbeding en een boetebeding. Het laatstgenoemde beding luidt als volgt:
“Werknemer is voor iedere overtreding van het in deze arbeidsovereenkomst bepaalde inzake: “Non-concurrentiebeding” en “Geheimhouding”, aan de onderneming een onverminderbare boete van ƒ 2.500,– verschuldigd, alsmede een onverminderbare boete van ƒ 1.000,– voor iedere kalenderdag dat de overtreding voortduurt, met welk bedrag voormelde boete van ƒ 2.500,– wordt vermeerderd. Deze boeten zijn onmiddellijk opeisbaar. Een en ander laat het recht van de onderneming onaangetast om naast de boete schadevergoeding te vorderen.”

Eiser heeft bij brief van 19 juni 2007 de arbeidsovereenkomst met gedaagde met inachtneming van een opzegtermijn van één maand tegen 31 juli 2007 opgezegd. Deze opzegging is door gedaagde aanvaard. Eiser heeft op de dag van opzegging (19 juni 2007) aan gedaagde te kennen gegeven dat hij in dienst zal treden bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WNL Staal B.V., gevestigd te Roosendaal.

De vordering
Eiser vordert:
primair:
het in de arbeidsovereenkomst tussen partijen opgenomen non-concurrentiebeding en boetebeding te schorsen vanaf 1 augustus 2007, althans vanaf de datum als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren totdat de bodemrechter bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis, dan wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis anders heeft beslist, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding;

subsidiair:
het non-concurrentiebeding qua duur te matigen tot ten hoogste drie maanden te rekenen vanaf 1 augustus 2007, althans met ingang van een datum als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren en voor wat betreft het geografisch gebied te matigen tot België, Luxemburg en Bondsrepubliek Duitsland, met bepaling dat gedaagde voor iedere maand vanaf 1 augustus 2007 of gedeelte van een maand dat zij eiser aan het non-concurrentiebeding wenst te houden voor Nederland wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser een vergoeding te betalen gelijk aan het laatstgenoten bruto salaris ad € 2.850,–, vermeerderd met 8% vakantiegeld, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding;

meer subsidiair:
een maatregel te treffen als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.

Eiser legt aan die eis het navolgende ten grondslag:

– nadat eiser zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd, heeft de directeur van gedaagde, de heer [directeur van gedaagde], aan hem medegedeeld dat gedaagde afstand zou doen van het non-concurrentiebeding mits eiser een opzegtermijn van twee maanden in acht zou nemen en aldus tot 1 september 2007 in dienst zou blijven. Hieruit kan worden afgeleid dat het non-concurrentiebeding voor gedaagde van generlei waarde is. Ruim een week later is deze toezegging ingetrokken en is aan eiser te kennen gegeven dat gedaagde hem aan het non-concurrentiebeding zou houden;
– eiser kan niet bij WNL Staal B.V. in dienst treden zolang het geschil ten aanzien van het non-concurrentiebeding en het boetebeding niet is afgewikkeld;
– onverkorte handhaving van het non-concurrentiebeding zal eiser brodeloos maken, gelet op zijn tienjarig arbeidsverleden in de staalbranche, het gebrek aan opleiding en relevante werkervaring voor andersoortig werk;
– eiser zal bij WNL Staal B.V. een aanzienlijke salarisverbetering (€ 1.000,- bruto per maand hoger dan zijn laatstverdiende salaris bij gedaagde) kunnen realiseren;
– eiser zal bij WNL Staal B.V. werkzaam zijn in de functie van productmanager. Een productmanager houdt zich bezig met de kwaliteit van de geleverde producten. Het betreft een geheel andere functie dan de functie van commercieel binnendienstmedewerker;
– eiser is van oordeel dat gedaagde met haar beroep op het non-concurrentiebeding poogt tegen te gaan dat werknemers de organisatie te verlaten;
– WNL Staal B.V. is geen concurrent van gedaagde, gelet op de verschillen in omvang, omzet- en winstcijfers en productaanbod. WNL Staal B.V. is een veel kleinere speler op de markt met een beperkter productaanbod;
– eiser wordt door het non-concurrentiebeding op ontoelaatbare wijze belemmerd in zijn grondrecht van vrijheid van arbeidskeuze;
– eiser heeft een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden voor WNL Staal B.V. te kunnen aanvangen.

Het verweer
Gedaagde heeft – samengevat – het volgende verweer tegen de vorderingen van eiser gevoerd:

– eiser heeft tijdens het dienstverband met gedaagde kennis opgedaan van het bedrijf van gedaagde en haar klanten en leveranciers. Eiser beschikt uit dien hoofde over productinformatie, leverancierskennis, klantencontacten en kennis van inkoopbronnen en prijzen;
– eiser was in zijn functie bij gedaagde voornamelijk werkzaam op het gebied van kwaliteitsstaal. WNL Staal B.V. is eveneens actief op het gebied van kwaliteitsstaal;
– de toezegging dat afstand van het non-concurrentiebeding zou zijn gedaan wordt betwist. De heer [directeur van gedaagde] heeft uitsluitend aangegeven die afstand in overweging te willen nemen. Na het inwinnen van informatie over WNL Staal B.V. heeft hij evenwel besloten om onverkort aan het non-concurrentiebeding te zullen vasthouden;
– WNL Staal B.V. richt zich net als gedaagde op de groothandel in staal- en aanverwante producten. Bovendien is WNL Staal B.V. gelieerd aan het Belgische Wauters Staal N.V., wier naamgever lid is van de raad van commissarissen van WNL Staal B.V. WNL Staal B.V. en Wauters Staal N.V. zijn samen zelfs groter dan gedaagde in Nederland en België. Gedaagde en WNL Staal B.V. zijn gelijken, althans gelijksoortige c.q. aanverwante bedrijven in de zin van het non-concurrentiebeding;
– eiser hield zich in de uitoefening van zijn functie bij gedaagde ook met acquisitie bezig. De beide functies komen dan ook meer overeen dan eiser wil doen geloven;
– de onverkorte handhaving van het non-concurrentiebeding leidt niet tot brodeloosheid van eiser. Eiser kan immers zijn bij gedaagde opgedane kennis in elke andere branche dan de staalbranche aanwenden. Hij zou bovendien, gelet op zijn vooropleiding, gemakkelijk in de toeristische sector werkzaam kunnen zijn;
– gedaagde heeft eiser circa drie maanden vóór de opzegging van zijn dienstverband het aanbod gedaan om afdelingshoofd te worden, welk aanbod door eiser is afgewezen;
– eiser heeft er zelf voor gekozen om zijn dienstverband te beëindigen, terwijl hij wist dat hij aan een non-concurrentiebeding was gebonden.

Beoordeling van het geschil
Tussen partijen is in confesso dat het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen non-concurrentiebeding van kracht is.

Een non-concurrentiebeding dient er toe om het bedrijf van de werkgever dat door de werknemer wordt verlaten te beschermen tegen het gevaar dat gevoelige commerciële informatie bij een nieuwe werkgever terecht komt. Het non-concurrentiebeding is dan ook geen papieren tijger waarvan de naleving illusoir is, zo blijkt genoegzaam uit de rechtspraak.

Slechts onder bijzondere omstandigheden is er reden om een non-concurrentiebeding buiten werking te stellen, ofwel te matigen. Nagegaan moet worden of daarvan in het onderhavige geval, zoals eiser heeft betoogd, sprake is. Dat is niet het geval.
De volgende omstandigheden leiden tot dit oordeel.

Aan de totstandkoming van een non-concurrentiebeding liggen beschermende waarborgen ten grondslag, zoals de eis van schriftelijkheid, waaraan is voldaan. Eiser wist dus heel goed dat er sprake van een non-concurrentiebeding was toen hij het dienstverband niettemin zonder de eis dat dit buiten werking zou worden gesteld, opzegde. Alleen al daardoor heeft eiser gevolgen over zich zelf afgeroepen die niet achteraf met een enkel beroep op bepaalde omstandigheden kunnen worden weggenomen. Immers had eiser de volledige mogelijkheid gehad om voorafgaand aan zijn eventuele opzegging te sonderen of en zo ja op welke wijze gedaagde bereid zou zijn om over de draagwijdte van het non-concurrentiebeding te onderhandelen. Indien van die bereidheid niet was gebleken, had eiser toen kunnen besluiten om de rechter te adiëren.

Onaannemelijk is de stelling van eiser dat gedaagde aanvankelijk afstand van haar recht op handhaving van het non-concurrentiebeding zou hebben gedaan. Niet alleen door de uitdrukkelijke betwisting door gedaagde, maar bovendien omdat uit het verloop der door beide partijen gereleveerde feiten een aansluiten van aanbod en acceptatie lijkt te ontbreken.

Voldoende is hier komen vast te staan dat gedaagde en WNL Staal B.V. concurrenten zijn. Dat de omzetten, de omvang van het personeelsbestand en de assortimenten van beide bedrijven verschillen is bepaald niet doorslaggevend. Juist de wèl te herkennen raakvlakken geven gedaagde een rechtens te respecteren belang bij de handhaving van het beding.

De stelling van eiser dat hij in zijn nieuwe functie niet direct concurrerend voor gedaagde zal zijn, omdat hij niet acquirerend optreedt (wat overigens door gedaagde is betwist), is hier niet ter zake doende. Immers heeft eiser bij gedaagde een zodanige functie uitgeoefend dat hij dan niettemin de mogelijkheid heeft om zijn kennis en wetenschap omtrent gedaagde, haar bedrijfsvoering en haar plaats in de markt, aan zijn nieuwe werkgever ter kennis te brengen.

Het moge zo zijn dat eiser bij indiensttreding bij WNL Staal B.V. een aanzienlijke salarisverbetering zal krijgen (of het ook een positieverbetering is, onttrekt zich aan het oordeel), maar die omstandigheid is in dezen van onvoldoende gewicht om tot buiten werking stelling of matiging van het non-concurrentiebeding te geraken, wederom vanwege het gerechtvaardigde belang van gedaagde.

Evenmin valt in te zien dat eiser door handhaving van het non-concurrentiebeding te ernstig in de vrije keuze van zijn arbeid wordt belemmerd. Eiser is thans pas 33 jaren oud en heeft de mogelijkheid om in elke andere branche dan de staalbranche werkzaam te geraken. Bovendien is aannemelijk dat het toch al in tijdsduur beperkte non-concurrentiebeding, in een eventuele bodemprocedure verder in duur zal worden bekort, waarmee het nadeel van eiser dat hij stelt te ondervinden niet als buitenproportioneel is te beschouwen. De belemmering die eiser van het beding ondervindt bij het vinden van ander werk, is dan ook niet zodanig dat er aanleiding bestaat om een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW aan eiser toe te kennen, nog daargelaten dat iemand die zelf ontslag heeft genomen in principe niet voor zo’n vergoeding kan opteren.

Het bovenstaande leidt ertoe dat de eis in al zijn onderdelen zal worden afgewezen en dat er dus ook geen aanleiding is om enige ambtshalve maatregel op te leggen zoals door eiser meer subsidiair is gevorderd.

Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, gevallen aan de zijde van gedaagde en begroot op een bedrag van € 400,00 aan salaris gemachtigde.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de gevorderde voorzieningen af;

veroordeelt eiser in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde bepaald op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

(bron: www.rechtspraak.nl)