Gezag en hoofdverblijfplaats

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector

Uitspraak    : 15 september 2010

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
tegen

[verweerster],
wonende te [woonplaats]
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg hierna te noemen: Jeugdzorg.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 9 januari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 oktober 2008 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.

De moeder heeft op 5 november 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 10 juli 2009, op 22 september 2009 en op 6 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.

De raad heeft het hof bij brief van 10 december 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 6 augustus 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.

De vader heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij fax van 6 augustus 2010 zijn grieven ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: de kinderalimentatie) van de minderjarigen: [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1]), en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2]), (hierna gezamenlijk: de minderjarigen) en ten aanzien van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, ingetrokken.

De bijlagen bij de fax van 6 augustus 2010 van de vader zijn ter terechtzitting door de voorzitter van het hof aan de advocaat van de vader teruggeven omdat zij te laat zijn ingediend volgens het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven en niet eenvoudig te doorgronden zijn.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is – voor zover thans nog van belang en uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de minderjarigen de gewone verblijfplaats zullen hebben bij de moeder. De (zelfstandige) verzoeken van partijen waarin zij beiden vragen om te worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen, zijn afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP

1. Nu de vader zijn tweede, derde en vierde grief, betreffende de kinderalimentatie en de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, voorafgaand aan de terechtzitting bij het hof heeft ingetrokken, behoeft hierop niet meer te worden beslist.

2. In geschil is thans nog de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en het gezag over de minderjarigen.

3. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt) voor zover het de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en het gezag over de minderjarigen betreft en, opnieuw rechtdoende, alsnog te bepalen gelijk de vader in zijn hoger beroepschrift heeft gesteld.

4. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt bij beschikking, voorzover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in het ingestelde appel tegen de bestreden beschikking niet ontvankelijk te verklaren dan wel het appel van de vader af te wijzen. De moeder verzoekt in incidenteel appel de bestreden beschikking deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de moeder zal worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.

5. Het hof zal het principaal appel van de vader betreffende het gezag en het incidentele appel van de moeder gezamenlijk behandelen.

Principaal en incidenteel appel

Gezag

6. In zijn eerste grief betoogt de vader dat hij dient te worden belast met het gezag over de minderjarigen. Het hof verstaat de grief aldus dat de vader met het eenhoofdig gezag wenst te worden belast. Hij stelt daartoe dat de moeder zich niet houdt aan de beschikking van de rechtbank of aan afspraken met hem. De moeder is voor de vader onbereikbaar en is inmiddels weer verhuisd. Verder verwijst hij naar hetgeen hij in eerste aanleg hieromtrent heeft aangevoerd, onder meer dat er volgens hem gegronde vrees bestaat dat de moeder de minderjarigen de juiste zorg onthoudt.

7. De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd betwist. Zij beaamt dat zij inmiddels is verhuisd. Zij woont in [woonplaats] met de minderjarigen en heeft een kind met haar nieuwe partner. De moeder stelt dat de vader zelf de vastgestelde contactregeling niet of onregelmatig nakomt.
Verder veroorzaakt hij hierbij problemen en belt hij de minderjarigen nooit, aldus de moeder.
In incidenteel appel stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er thans onvoldoende omstandigheden gesteld dan wel gebleken zijn waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat het handhaven van het gezamenlijk ouderlijk gezag niet langer in het belang van de minderjarigen zou zijn. De moeder betoogt dat sedert het uiteengaan van partijen er geheel geen communicatie mogelijk is geweest tussen partijen. Daarbij komt dat de vader bij de afgesproken contactmomenten tussen hem en de minderjarigen, de minderjarigen laat wachten en dat hij de moeder niet informeert als hij later komt. Volgens de moeder komen de minderjarigen klem te zitten of raken verloren wanneer de vader belast blijft met het ouderlijk gezag. Zelfs de benoeming van een gezinsvoogd heeft geen positieve verandering kunnen bewerkstelligen in de verhouding tussen partijen.

8. Jeugdzorg heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het goed gaat met de minderjarigen. De moeder stelt het belang van de minderjarige voorop en er is sprake van een stabiele rustige leefomgeving voor de minderjarigen bij de moeder thuis. Verder is de stiefvader erg betrokken bij de minderjarigen. De contactregeling tussen de vader en de minderjarigen loopt niet goed, de vader heeft de minderjarigen al ruim een jaar niet gezien. De oudste minderjarige, [minderjarige 1], wil geen contact met de vader. Binnenkort zal er een onderzoek worden gestart om erachter te komen waar het negatieve beeld van de vader bij [minderjarige 1] vandaan komt. Er zijn geen zorgelijke signalen omtrent [minderjarige 2]. Zij lijkt zich minder met haar vader bezig te houden dan [minderjarige 1]. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen is volgens Jeugdzorg uitgesproken om de contactregeling van de vader met de minderjarigen te kunnen begeleiden.

9. Het hof overweegt als volgt.

10. Voor wat betreft de verzoeken van ieder van de ouders om hem respectievelijk haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten overweegt het hof als volgt.
Het hof zal deze zaak beoordelen in het licht van de Wet bevordering voortgezet ouderschap. Artikel 1: 251a, lid 1 BW is op dit verzoek van toepassing. Op grond van dit artikel kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

11. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Niet gebleken is dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen tussen de vader en de moeder klem of verloren zullen raken ten gevolge van het feit dat de vader en de moeder gezamenlijk het gezag over de minderjarigen hebben. De door de vader gestelde omstandigheden – de verhuizing van de moeder, de moeder zou zich niet aan afspraken houden en voor de vader onbereikbaar zijn – vormen onvoldoende reden om hem met het eenhoofdig gezag te belasten. Dit geldt temeer nu Jeugdzorg eventuele problemen met bereikbaarheid en het nakomen van afspraken kan helpen oplossen. De omstandigheid dat partijen thans niet of nauwelijks communiceren over belangrijke zaken betreffende de minderjarigen is voor het hof onvoldoende reden om het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te wijzen. Daarbij is van belang dat de moeder, die feitelijk de dagelijkse beslissingen ten aanzien van de minderjarigen neemt, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vader haar in de uitoefening van het ouderlijk gezag belemmert.
Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat – zo heeft Jeugdzorg desgevraagd en onweersproken ter terechtzitting verteld – de vader mondeling toestemming heeft gegeven om de minderjarigen door Jeugdzorg te laten onderzoeken.

12. Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank terecht het verzoek van de ouders tot toewijzing van het eenhoofdig gezag aan een van hen afgewezen. De bestreden beschikking zal derhalve in zoverre bekrachtigd worden.

Principaal appel

Hoofdverblijfplaats

13. In zijn eerste grief betoogt de vader verder dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij hem moeten krijgen.

14. De moeder heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

15. Jeugdzorg geeft aan dat het in het belang van de minderjarigen is om hun verblijfplaats (bij de moeder) niet te wijzigen.

16. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a, tweede lid BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling blijkens lid 2 sub b. kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.

17. Het hof is – gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder zal zijn. Het hof constateert dat de minderjarigen inmiddels bijna drie jaar bij de moeder wonen. De moeder vormt met de minderjarigen, haar nieuwe partner en hun kind, een gezin. Niet is gebleken dat het bij de moeder niet goed gaat met de minderjarigen of dat de moeder tekort schiet in de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. Jeugdzorg heeft dit ter terechtzitting bij het hof bevestigd. Het hof acht het van belang dat de huidige regelmaat blijft bestaan in het leven van de minderjarigen. In hetgeen de vader heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan, gelet op het belang van de minderjarigen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover het de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen betreft.

18. Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Het vorenoverwogene neemt niet weg dat de vader in de toekomst meer betrokken kan worden bij zaken die de kinderen aangaan. Een goed verlopende omgangsregeling tussen de vader en de kinderen acht het hof in het belang van de kinderen en het hof gaat er dan ook van uit dat Jeugdzorg zich zal inspannen om het contact tussen de vader en de minderjarigen te herstellen en de vader een plaats te geven in het leven van de minderjarigen, voor zover dat niet strijdig is met hun belangen.
Voorts overweegt het hof dat het bezorgd is over het negatieve beeld dat de minderjarigen, vooral [minderjarige 1], hebben van de vader en gaat het er van uit dat het door Jeugdzorg te verrichten onderzoek om erachter te komen waar dit negatieve beeld vandaan komt bij de minderjarigen, spoedig van de grond komt.

19. Het hof beslist als navolgend.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

[bron: rechtspraak.nl]