Ontbinding arbeidsovereenkomst – ziekte – reflexwerking ontslagverbod

Reflexwerking van het opzegverbod bij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werkneemster wegens bedrijfseconomische redenen afgewezen. Verband tussen het ontbindingsverzoek en het opzegverbod is er niet alleen in het geval de grond voor de ontbinding in de arbeidsongeschiktheid gelegen is. Werkgever heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst ondanks de arbeidsongeschiktheid moet eindigen.

De kantonrechter overweegt daartoe als volgt:

Nu werknemer arbeidsongeschikt is (en dat al was voordat het UWV WERKbedrijf het verzoek om een ontslagvergunning had ontvangen), is er sprake van een opzegverbod. Het betreft een verbod om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen tijdens de eerste twee ziektejaren. Dat betekent dat het verbod om op te zeggen ook geldt voor een opzegging die geen verband houdt met de ziekte.

Werkgever stelt dat zij vanwege het feit dat zij de arbeidsovereenkomst thans niet (rechtsgeldig) kan opzeggen, ontbinding verzoekt van de arbeidsovereenkomst. Een verband tussen het bestaan van een opzegverbod en het verzoek tot ontbinding is daarmee gegeven.

De stelling van Werkgever dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod komt er op neer dat volgens haar een verband alleen dan aanwezig is wanneer de ziekte of arbeidsongeschiktheid (mede) grond voor de ontbinding is en dat alleen in dat geval de arbeidsongeschiktheid een factor is die meeweegt bij de beoordeling of ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Dat uitgangspunt vindt geen steun in het recht meer in het bijzonder niet in de (strekking van) diverse wettelijke (beschermings) regelingen bij arbeidsongeschiktheid.

Beoordeeld moet worden of er sprake is van gewichtige redenen die ondanks de arbeidsongeschiktheid een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Daartoe is vereist dat er, naast de opgegeven reguliere gewichtige reden (in dit geval het vervallen van de functie als gevolg van automatisering) sprake is van bijzondere omstandigheden. Die bijzondere omstandigheden kunnen gelegen zijn in (niet limitatief) het feit dat de arbeidsongeschiktheid naar zijn aard van korte duur is, het voor het herstel van de werknemer wenselijk is dat er een einde komt aan de arbeidsrelatie, de werknemer met de ontbinding instemt, er aantoonbaar (dat wil zeggen met arbeidsdeskundigadvies onderbouwd) geen re-integratiemogelijkheden bij en door de werkgever zijn of het voorbestaan van de arbeidsrelatie de continuïteit van de onderneming van de werkgever in gevaar brengt.

Werkgever heeft afgezien van de hiervoor onder 4 genoemde redenen geen bijzondere omstandigheden gesteld die een ontbinding ondanks arbeidsongeschiktheid rechtvaardigen. De stelling dat de arbeidsplaats vervalt en daarom een terugkeer na herstel in de eigen functie niet mogelijk is, is daartoe onvoldoende. Met die stelling gaat Werkgever eraan voorbij dat werknemer gelet op de op Werkgever rustende wettelijke re-integratie verplichtingen (in of buiten de eigen onderneming) belang heeft bij voortzetting van de arbeidsrelatie. werknemer heeft in dat kader aangevoerd dat het voor haar essentieel is om in alle rust te kunnen re-integreren. Daarvoor is het bestaan of vervallen zijn van haar (eigen) functie niet relevant. Of en in welk soort werkzaamheden binnen de organisatie van Werkgever of daarbuiten werknemer zal kunnen re-integreren zal in de loop van de tijd duidelijk worden.

Dat betekent dat Werkgever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er, naast de door haar aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde grond, bijkomende omstandigheden zijn die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst ondanks ziekte rechtvaardigen. Dat betekent dat het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt afgewezen, waarmee een verder oordeel over de opgegeven ontbindingsgrond achterwege kan blijven.

Mocht u een ontbinding arbeidsovereenkomst vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Telefonisch contact gaat snel en u spreekt direct een van onze arbeidsrecht advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Zaaknummer: 1070305 EA VERZ 09-4223
Beschikking van: 30 september 2009
F.no.: 538

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

WERKGEVERB.V,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
nader te noemen Werkgever,
gemachtigde: mr. X,

t e g e n

werknemer,
wonende te [woonplaats],
verweerster,
nader te noemen werknemer,
gemachtigde: mr. Y.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Werkgever heeft op 30 juli 2009 een verzoekschrift met producties ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

werknemer heeft een verweerschrift ingediend.

Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 31 augustus 2009.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1.  Als gesteld en niet, althans onvoldoende, weersproken geldt als uitgangspunt:

a.  Werkgever richt zich op de productie van en de handel in verschillende levensmiddelenproducten, waaronder broodspecialiteiten, broodvervangers, biscuits/koekjes, zoute bakwaren en seizoensartikelen.
b.  werknemer, geboren op [geboortedatum] 1963, is per 7 september 1998 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) Werkgever in de functie van Hulp inpaklijn tegen een bruto maandsalaris van € 2.249,28 exclusief 8% vakantiegeld. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het bakkersbedrijf van toepassing.
c.  In haar vestiging te Amsterdam heeft Werkgever op de inpakafdeling drie inpaklijnen (lijn 116 tot en met 118). Afhankelijk van de gewenste verpakking en volumes wordt brood aan die lijnen handmatig in dieptrekverpakkingen gelegd. Inpaklijn 115 is in 2006 geautomatiseerd.
d.  Na positief advies daartoe van de centrale ondernemingsraad van 16 januari 2009 heeft Werkgever inpaklijn 118 geautomatiseerd.
e.  Op 19 januari 2009 heeft Werkgever om bedrijfsorganisatorische redenen voor acht werknemers op de inpakafdeling, waaronder werknemer, bij het UWV WERKbedrijf een ontslagvergunning aangevraagd. De aanvragen zijn afgewezen.
f.  werknemer is als gevolg van een herseninfarct op 27 maart 2009 arbeidsongeschikt geraakt.
g.  Op 24 april 2009 heeft Werkgever een hernieuwde ontslagaanvraag voor de hiervoor bedoelde werknemers bij het UWV WERKbedrijf ingediend. Bij beslissing van 10 juli 2009 is namens de Raad van Bestuur van het UWV toestemming verleend om de arbeidsovereenkomsten met bedoelde werknemers, waaronder werknemer, op te zeggen.
h.  Werkgever heeft aan alle medewerkers, voor wie een ontslagvergunning is gevraagd en verkregen, een aanbod gedaan om een nieuwe arbeidsovereenkomst te sluiten voor 7,5 uren per week.
i.  Voor de werknemers die het onder h. bedoelde aanbod niet accepteren is door Werkgever, om de negatieve sociale en financiële gevolgen van het besluit tot automatisering van een inpaklijn te beperken, een Plan van Aanpak opgesteld.

Het verzoek

2.  Werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van bedrijfseconomische omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

3.  Daartoe stelt Werkgever – kort gezegd en zakelijk weergegeven- dat de functieplaats van werknemer vanwege automatisering van lijn 118 is komen te vervallen. Door het UWV WERKbedrijf is toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Omdat werknemer thans arbeidsongeschikt is, kan Werkgever de arbeidsovereenkomst met haar niet opzeggen en verzoekt zij thans ontbinding daarvan. Het verzoek houdt volgens Werkgever geen verband met een opzegverbod.

4.  Voordat lijn 118 werd geautomatiseerd waren er gemiddeld 11,3 functieplaatsen medewerker hulp inpaklijn binnen de organisatie. Deze functieplaatsen werden ingevuld door acht medewerkers met een dienstverband voor onbepaalde tijd. De resterende plaatsten (3,3 fte) worden ingevuld door uitzendkrachten. Op lijn 118 worden geen inpakwerkzaamheden meer verricht. Daardoor kunnen acht medewerkers geen inpakwerkzaamheden meer doen. Er is nog wel werk op de lijnen 116 en 117, maar op die lijnen wordt een tot twee dagen per week ongeveer 37,5 uur inpakwerk verricht. Omdat Werkgever werkt in ploegendiensten en zich aan voorschriften omtrent werktijden moet houden is voor alle acht betrokken medewerkers ontslag aangevraagd en vervolgens een aanbod gedaan tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor minimaal 7,5 uur per week. Tot op heden is dit aanbod door geen van de betrokken medewerkers aanvaard. Overigens acht Werkgever de werkzaamheden op de lijnen 116 en 117 niet passend, gelet op de omvang van de werkzaamheden en de onzekerheid over het aantal te werken uren. Er is geen sprake van uitwisselbaarheid van functies en er zijn binnen Werkgever geen andere herplaatsingmogelijkheden.

Het verweer

5.  werknemer betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Werkgever bedoelde zin, zij verzet zich dan ook tegen de door verzoekster verzochte ontbinding. werknemer verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden om een vergoeding toe te kennen conform de kantonrechterformule gecorrigeerd met factor 2 derhalve een bedrag van € 55.872,12.

6.  Ter onderbouwing van haar verweer voert werknemer aan dat het verzoek te maken heeft met een opzegverbod. Volgens haar wordt er door middel van de ontbindingsprocedure een poging ondernomen om onder de re-integratieverplichtingen uit te komen. werknemer is mogelijk voor lange tijd niet inzetbaar. Het is voor haar essentieel om in alle rust te re-integreren. Nu Werkgever tracht onder haar verplichtingen uit te komen is er sprake van strijd met het goed werkgeverschap hetgeen tot uitdrukking dient te komen in de vergoeding.
werknemer betwist dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In haar dagelijkse werkzaamheden merkt zij niet dat er sprake is van minder werk. Er zijn nieuwe klanten bijgekomen. Bovendien worden er 17 tot 18 uitzendkrachten per dag ingehuurd die inpakwerkzaamheden verrichten. Werkgever vraagt in vacatures om productiepersoneel. De functies van schoonmaker en kartonnagemedewerker zijn uitwisselbare functies. Gelet op de beleidsregels Ontslagtaak UWV geldt dat enkel en alleen de arbeidsomvang niets af kan doen aan de uitwisselbaarheid van de functies en daarom dient het reguliere afspiegelingsbeginsel te worden gevolgd. Ten slotte voert zij aan dat Werkgever de reorganisatie niet heeft besproken met de vakbonden en dat daarom voorbij moet worden gegaan aan het Plan van Aanpak voor wat betreft de vergoeding.

De beoordeling

7.  Nu werknemer arbeidsongeschikt is (en dat al was voordat het UWV WERKbedrijf het verzoek om een ontslagvergunning had ontvangen), is er sprake van een opzegverbod. Het betreft een verbod om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen tijdens de eerste twee ziektejaren. Dat betekent dat het verbod om op te zeggen ook geldt voor een opzegging die geen verband houdt met de ziekte. Werkgever stelt dat zij vanwege het feit dat zij de arbeidsovereenkomst thans niet (rechtsgeldig) kan opzeggen, ontbinding verzoekt van de arbeidsovereenkomst. Een verband tussen het bestaan van een opzegverbod en het verzoek tot ontbinding is daarmee gegeven. De stelling van Werkgever dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod komt er op neer dat volgens haar een verband alleen dan aanwezig is wanneer de ziekte of arbeidsongeschiktheid (mede) grond voor de ontbinding is en dat alleen in dat geval de arbeidsongeschiktheid een factor is die meeweegt bij de beoordeling of ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Dat uitgangspunt vindt geen steun in het recht meer in het bijzonder niet in de (strekking van) diverse wettelijke (beschermings) regelingen bij arbeidsongeschiktheid. Beoordeeld moet worden of er sprake is van gewichtige redenen die ondanks de arbeidsongeschiktheid een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Daartoe is vereist dat er, naast de opgegeven reguliere gewichtige reden (in dit geval het vervallen van de functie als gevolg van automatisering) sprake is van bijzondere omstandigheden. Die bijzondere omstandigheden kunnen gelegen zijn in (niet limitatief) het feit dat de arbeidsongeschiktheid naar zijn aard van korte duur is, het voor het herstel van de werknemer wenselijk is dat er een einde komt aan de arbeidsrelatie, de werknemer met de ontbinding instemt, er aantoonbaar (dat wil zeggen met arbeidsdeskundigadvies onderbouwd) geen re-integratiemogelijkheden bij en door de werkgever zijn of het voorbestaan van de arbeidsrelatie de continuïteit van de onderneming van de werkgever in gevaar brengt.
8.  Werkgever heeft afgezien van de hiervoor onder 4 genoemde redenen geen bijzondere omstandigheden gesteld die een ontbinding ondanks arbeidsongeschiktheid rechtvaardigen. De stelling dat de arbeidsplaats vervalt en daarom een terugkeer na herstel in de eigen functie niet mogelijk is, is daartoe onvoldoende. Met die stelling gaat Werkgever eraan voorbij dat werknemer gelet op de op Werkgever rustende wettelijke re-integratie verplichtingen (in of buiten de eigen onderneming) belang heeft bij voortzetting van de arbeidsrelatie. werknemer heeft in dat kader aangevoerd dat het voor haar essentieel is om in alle rust te kunnen re-integreren. Daarvoor is het bestaan of vervallen zijn van haar (eigen) functie niet relevant. Of en in welk soort werkzaamheden binnen de organisatie van Werkgever of daarbuiten werknemer zal kunnen re-integreren zal in de loop van de tijd duidelijk worden.
9.  Dat betekent dat Werkgever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er, naast de door haar aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde grond, bijkomende omstandigheden zijn die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst ondanks ziekte rechtvaardigen.
10.  Dat betekent dat het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt afgewezen, waarmee een verder oordeel over de opgegeven ontbindingsgrond achterwege kan blijven.
11.  Bij deze uitkomst wordt Werkgever veroordeeld in de proceskostenkosten gevallen aan de zijde van werknemer.

BESLISSING

De kantonrechter:

I.  wijst het verzoek af;

II.  veroordeelt Werkgever in de proceskosten aan de zijde van werknemer gevallen, te stellen op € 545,00 aan salaris gemachtigde voor zover van toepassing inclusief BTW.  (bron:www.rechtspraak.nl)