Ontslag op staande voet – onterecht ontslag| Ontslag advocaat Utrecht

Ontslag op staande voet. In deze zaak heeft werkgever ontslag op staande voet  aan werknemer gegeven op een moment dat de dringende reden zich nog niet heeft voltrokken. De kantonrechter oordeelt dat werkgever met het geven van dit ontslag op staande voet prematuur heeft gehandeld. Het ontslag op staande voet was onterecht.

Hebt u omtrent ontslag op staande voet vragen dan wel behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met onze advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton

Zaaknummer: 281870 \ CV EXPL 10-2620
1FC0884

Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Venlo d.d. 5 augustus 2010

in de zaak van:

[werknemer], wonende te [woonplaats] aan het [adres],
werknemer,
gemachtigde: mr. X,

tegen:

de besloten vennootschap met Holding B.V.,
gevestigd te,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.

Partijen worden verder aangeduid als [werknemer] en Werkgever.

1. Het verloop van de procedure in kort geding

1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
• De inleidende dagvaarding van [werknemer] en de daarbij overgelegde producties.
• De schriftelijke reactie van Werkgever op de dagvaarding in kort geding, eveneens met producties.
• De mondelinge behandeling van de zaak op 3 augustus 2010. Van het verhandelde ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.2. De zaak is vervolgens op vonnis gesteld en de kantonrechter heeft de uitspraak daarvan – bij vervroeging – vastgesteld op heden.

2. Vaststaande feiten

2.1. [werknemer] is op 1 februari 2007 bij Werkgever in dienst getreden, aanvankelijk als senior verhuurintercedent en laatstelijk in de functie van verhuurmakelaar.

2.2. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 40 uren per week tegen een salaris van EUR 2.000,00 bruto per maand, exclusief provisie. [werknemer] is 29 jaar.

Bij email van zijn direct leidinggevende, de heer [leidinggevende], gedateerd 29 april 2010 is [werknemer] op staande voet ontslagen. Grondslag voor dit ontslag op staande voet is de ongeoorloofde afwezigheid van [werknemer] gedurende de periode van 3 mei 2010 tot en met 14 mei 2010.

2.3. [werknemer] heeft – door tussenkomst van zijn gemachtigde – bij schrijven van 20 mei 2010 de nietigheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen en zich tevens beschikbaar gesteld zijn werkzaamheden op eerste afroep te hervatten.

3. De stellingen van partijen

3.1. De kantonrechter verwijst op dit punt kortheidshalve naar de inleidende dagvaarding van [werknemer], het schriftelijk verweer van Werkgever als ook naar hetgeen door partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. De wederzijdse stellingen en standpunten van partijen dienen als hier onverkort herhaald en ingelast te worden beschouwd. Waar nodig zal de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil nader ingaan op de standpunten van partijen.

4. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter

4.1. Afdoende is gebleken van de spoedeisendheid van de vordering. [werknemer] kan dan ook worden ontvangen in zijn vordering in kort geding.

4.2. In het onderhavige kort geding ligt ter beantwoording voor de vraag of Werkgever [werknemer] terecht op 29 april 2010 op staande voet heeft ontslagen.

4.3. De kantonrechter overweegt – gezien de stukken en gehoord partijen – het navolgende.

4.4. Vast staat dat [werknemer] te laat is geweest met zijn verlofaanvraag voor de meivakantie – 3 mei tot en met 14 mei 2010 -.
[werknemer] heeft in december 2009 reeds een vakantie naar Spanje geboekt, maar wacht tot medio april 2010 – dus kort voor de geplande vakantie – met het indienen van een verlofaanvraag. [werknemer] wordt door zijn leidinggevende [leidinggevende] gewezen op het feit dat zijn verlofaanvraag niet kan worden gehonoreerd, nu deze aanvraag indruist tegen de bedrijfspolicy. Een verlof dan wel vakantie van meer dan vijf dagen moet twee maanden voordien worden aangevraagd en daarnaast moeten steeds twee van de vier verhuurmakelaars aanwezig zijn. Aan beide voorwaarden wordt niet voldaan.

4.5. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [werknemer] dat hij niet op de hoogte was van deze interne regels, nu hij immers pas kort de functie van verhuurmakelaar bekleedde. [werknemer] wist althans had redelijkerwijs kunnen bevroeden dat het late tijdstip van zijn verlofaanvraag bij Werkgever op problemen zou kunnen stuiten.

4.6. Werkgever stelt zich vervolgens op het standpunt dat [werknemer] onverkort aan zijn vakantieplannen heeft vastgehouden. Voor haar was het op 29 april 2010 evident dat [werknemer] op 3 mei 2010 met zijn partner en kinderen naar Spanje zou vertrekken en derhalve zonder toestemming van zijn werkgever verlof zou opnemen. Werkgever gaat dan ook reeds op 29 april 2010 over tot het ontslag opstaande voet.

4.7. [werknemer] heeft ter zitting echter gesteld dat hij op dat moment – 29 april 2010 en het aansluitende weekend – nog steeds doende was met het zoeken naar een oplossing. Zo heeft [werknemer] naar zijn zeggen getracht om de moeder van zijn vriendin in zijn plaats te laten gaan en tevens heeft hij pogingen ondernomen om een collega van een andere vestiging gedurende zijn afwezigheid te laten waarnemen. Kortom, voor [werknemer] was het op 29 april 2010 nog niet zeker of hij al dan niet op 3 mei 2010 naar Spanje zou afreizen.

4.8. Werkgever houdt echter vast aan haar mening dat [werknemer] op 29 april 2010 of kort daarvoor ondubbelzinnig aan [leidinggevende] heeft medegedeeld dat hij hoe dan ook van 3 tot en met 14 mei 2010 met vakantie zou gaan. Er bestond voor haar geen aanleiding de datum van 3 mei 2010 – de start van de vakantie – af te wachten en zij is dan ook reeds op 29 april 2010 overgegaan tot het geven van ontslag op staande voet, er van uitgaande dat [werknemer] niet van zijn voornemen af te brengen was.

4.9. Dat betekent dat Werkgever de arbeidsovereenkomst met [werknemer] heeft opgezegd om een dringende reden als bedoeld in artikel 6:677 lid 1 BW op een moment dat die dringende reden zich nog niet heeft voltrokken. Werkgever had naar het oordeel van de kantonrechter rekening moeten houden met de niet te verwaarlozen kans dat [werknemer] alsnog gedurende de tussenliggende periode van 29 april 2010 tot 3 mei 2010 tot inkeer zou komen en van zijn eerdere voornemen om zonder toestemming te vertrekken had afgezien. Het is immers niet ondenkbaar dat [werknemer] – mogelijk na overleg met zijn achterban – tot andere inzichten zou komen danwel dat hij alsnog zèlf voor een acceptabele oplossing zou zorgen.

4.10. Uit het vorenstaande volgt dat Werkgever met het geven van het ontslag op staande voet op 29 april 2010 prematuur heeft gehandeld. Zij had eenvoudig weg de datum van 3 mei 2010 moeten afwachten alvorens [werknemer] op staande voet te ontslaan. Zij bevestigt het ontslag op staande voet weliswaar bij schrijven van 3 mei 2010, maar zij houdt daarbij vast aan een ontslag per 29 april 2010.

4.11 Daar doet voorts niet aan af het gegeven dat [werknemer] de in zijn bezit zijnde bedrijfseigendommen heeft ingeleverd. [werknemer] heeft ter zitting gesteld dat hij dit heeft gedaan in overleg met [leidinggevende] teneinde Werkgever voor enige schade te behoeden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit deze handelwijze van [werknemer] niet worden afgeleid dat hij heeft ingestemd met een ontslag op staande voet.

4.12. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vordering van [werknemer] aan hem moet worden toegewezen. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke verhoging vast stellen op 10% van de gevorderde bedragen. Aan de door [werknemer] gevorderde dwangsom zal de kantonrechter een maximum verbinden van EUR 10.000,00.

4.13. Aan de vordering tot wedertewerkstelling zal de kantonrechter een termijn verbinden van drie dagen, teneinde Werkgever de mogelijkheid te bieden de terugkeer van [werknemer] binnen haar organisatie op adequate wijze voor te bereiden.

4.14. Werkgever zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5. BESLISSING IN KORT GEDING

5.1. Veroordeelt Werkgever om aan [werknemer] te betalen het aan hem verschuldigde achterstallige salaris van EUR 2.000,00 bruto per maand, vanaf 29 april 2010 , te vermeerderen met de provisie waarop [werknemer] recht heeft conform de provisieregeling Verhuurmakelaars, tevens te vermeerderen met de wettelijke verhoging, ten deze vastgesteld op 10% en te verhogen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2010 tot de dag der algehele voldoening.

5.2. Veroordeelt Werkgever om aan [werknemer] te betalen alle op het moment van dit vonnis nog te vervallen salaristermijnen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.

5.3. Veroordeelt Werkgever om [werknemer] in staat te stellen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis zijn arbeid voor Werkgever te hervatten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 250,00 per dag of dagdeel dat Werkgever met het voldoen aan deze veroordeling in gebreken blijft, zulks tot een maximum van EUR 10.000,00.

5.4. Veroordeelt Werkgever in de kosten van dit geding aan de kant van [werknemer] gevallen en tot op heden begroot op EUR 695,93.

5.5. Veroordeelt Werkgever van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan [werknemer]:
– wegens niet in debet gesteld vast recht  EUR  104,00

5.6. Veroordeelt Werkgever van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan de griffier van de rechtbank Roermond (bankrekening 56.99.90.661 t.n.v. MvJ Arrondissement Roermond (544)):

– wegens in debet gesteld vast recht    EUR  104,00
– wegens explootkosten van deurwaarder
Koole te Den Haag      EUR  87,93
– wegens salaris van de gemachtigde van [werknemer]  EUR  400,00
Totaal        EUR  591,93

5.7. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

5.8. Ontzegt aan [werknemer] het meer of anders gevorderde. (bron:www.rechtspraak.nl)

Hebt u omtrent ontslag op staande voet vragen  dan wel behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met onze advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.