Opzeggen arbeidsovereenkomst | Ontslag Advocaat
Opzegging / beëindiging arbeidsovereenkomst door werknemer, geen duidelijke en ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte verklaring. Werkgever niet onderzocht of de werknemer de beëindiging met alle daaraan verbonden nadelige gevolgen wenst. Werknemer in dienst bij werkgever als directeur/bestuurder.
Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp of bijstand door een advocaat? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.oo uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.
Uitspraak |
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 99323 / KG ZA 09-15
datum vonnis: 13 februari 2009 (jm)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [adres en woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. X, te Amsterdam
tegen
1. de stichting
Stichting Gezondheidscentra Enschede,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen SGE,
2. de stichting
Stichting Regionale Ondersteunings Structuur Eerstelijnszorg Twente,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen Roset,
gedaagden,
advocaat: mr. Y
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 februari 2009. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [eiseres] vergezeld door mr. X en de heren X, Y en Z vergezeld door mr. Y ter zitting zijn de standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast. [eiseres] is op 1 oktober 1990 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van SGE. [eiseres] is thans in dienst bij SGE in de functie van directeur. [eiseres] en SGE zijn een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd met een omvang van 36 uren per week. Het salaris van [eiseres] bedraagt momenteel
€ 5.884,54 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en overige emolumenten. In 2004/2005 is Roset door SGE opgericht. Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de statuten van Roset is de bestuurder van SGE als zodanig bestuurder van Roset. Ook de Raad van Toezicht is van gelijke samenstelling voor beide stichtingen (hierna gezamenlijk te noemen Raad van Toezicht).
2. Bij brief van 18 september 2008 bericht [eiseres] de Raad van Toezicht, voor zover in casu van belang, het volgende, :
“Het afgelopen halfjaar is mij duidelijk geworden dat leiding geven aan twee organisaties, die beide in een belangrijke fase van ontwikkeling zijn, voor mij niet langer wenselijk is. Zowel SGE als Roset verdienen optimaal strategisch management… Mijn persoonlijke keuze is om vorm te geven aan strategisch management van totale functioneren van alle activiteiten die wij op dit moment uitvoeren en de specifieke strategische aansturing van Roset. De strategische aansturing van SGE moet m.i. onderzocht worden door bij voorkeur een interim-manager die past bij de veranderende SGE-centra en een daarbij behorend functieprofiel van een strategisch manager”.
Bij mailbericht van 7 oktober 2008 van [eiseres] gericht aan E. bericht [eiseres], voor zover in casu van belang:
“Naar aanleiding van mijn besluit om mij terug te trekken als directeur van SGE heeft de Raad van Toezicht in de organisatie bekend gemaakt dat ik tot 1 januari 2009 aanspreekbaar ben voor de lopende zaken”.
3. Op woensdag 3 december 2008 en 10 december 2008 hebben besprekingen plaatsgevonden tussen de Raad van Toezicht en [eiseres]. Bij brief van 11 december 2008 legt de Raad van Toezicht de inhoud van die besprekingen kort vast. In genoemde brief stelt de Raad van Toezicht zich op het standpunt dat het besluit van [eiseres] om haar functie van directeur/bestuurder van SGE neer te leggen per 1 januari 2009 ingevolge de statuten ook het einde van het bestuurderschap bij Roset betekent. De Raad van toezicht heeft [eiseres] bericht dat zij, na beraad en onderzoek, heeft moeten constateren dat voor [eiseres] bij Roset geen rol meer is weggelegd.
4. [eiseres] heeft de inhoud van de brief van 10 december 2008 aangemerkt als een informele ontslagaanzegging en heeft hier bij brief van 18 december 2008 van mr. Van Haelst op gereageerd. De Raad van Toezicht stelt zich op het standpunt dat [eiseres] zelf haar arbeidsovereenkomst met SGE heeft opgezegd en dat de positie van [eiseres] per 1 januari 2009 ten einde zal zijn en zij niet meer wordt toegelaten op de werkplek.
5. [eiseres] betwist dat zij haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. [eiseres] vordert in deze procedure om gedaagden te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, waaronder betaling van het loon en toelagen en overige emolumenten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding. [eiseres] vordert tevens, indoen van toepassing, de wettelijke vertragingsrente ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast vordert [eiseres] dat zij zonder enige belemmering wordt toegelaten in haar functie van directeur bij gedaagden op straffe van een dwangsom van € 2.000,- per dag. Alles met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
6. [eiseres] stelt daartoe dat zij nooit een wilsverklaring heeft uitgesproken of opgeschreven gericht op het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst. [eiseres] stelt te hebben aangegeven dat zij zich volledig wil toeleggen op de werkzaamheden bij Roset en de SGE activiteiten daarom wil overdragen. De voorkeur van [eiseres] om in de toekomst niet meer aan twee, maar aan één stichting leiding te willen geven is beslist geen wilsverklaring gericht op het eindigen van haar arbeidsovereenkomst. Dit temeer daar de werkzaamheden bij Roset op dit moment 80-90% van de arbeidstijd in beslag nemen en zij te kennen heeft gegeven juist die werkzaamheden te willen blijven doen. Bovendien is het geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, aldus [eiseres].
7. Gedaagden voeren hiertegen verweer. Voor zover van belang wordt hieronder op het verweer ingegaan.
8. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aan de orde is de vraag of [eiseres] haar arbeidsovereenkomst met SGE heeft beëindigd of dat deze nog immer doorloopt. Vast staat dat [eiseres] in de maand september 2008 aan de Raad van Toezicht te kennen heeft gegeven haar werkzaamheden als directeur van SGE te willen beëindigen. Uit de stukken en het verklaarde ter zitting is voldoende aannemelijk gebleken dat [eiseres] daarbij als reden heeft opgegeven dat zij zich wil concentreren op haar werkzaamheden bij Roset. Ook uit de uitspraken van medewerkers, door SGE als productie H5 overgelegd, blijkt dat [eiseres] te kennen heeft gegeven: “ik stop met SGE, maar ik blijf mijn werkzaamheden als directeur van Roset uitoefenen”. Het is de voorzieningenrechter eveneens voldoende aannemelijk gebleken dat ook voor SGE duidelijk was dat [eiseres] zich wilde toeleggen op haar werkzaamheden bij Roset en zij deze werkzaamheden aldus wenste voort te zetten. Niet gebleken is dat SGE [eiseres] er op dat moment op heeft gewezen dat het neerleggen van de werkzaamheden als directeur bij SGE, zowel statutair als feitelijk tevens het einde betekent van haar werkzaamheden bij Roset
9. Het opzeggen van een arbeidsovereenkomst heeft voor een werknemer vergaande gevolgen. In de jurisprudentie is mede daarom ontwikkeld het uitgangspunt dat de opzegging een duidelijke en ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte verklaring dient te zijn. De werkgever dient voor een geslaagd beroep op artikel 3:35 BW te onderzoeken of de werknemer de beëindiging met alle daaraan verbonden nadelige gevolgen wenst. Niet gebleken is dat SGE aan deze verplichting heeft voldaan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de mededeling van [eiseres] dat zij haar werkzaamheden als directeur van SGE wenste neer te leggen niet kan worden aangemerkt als een duidelijk en ondubbelzinnige verklaring gericht op het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst. [eiseres] heeft immers steeds te kennen gegeven, hetgeen SGE ook duidelijk was, dat zij haar werkzaamheden bij Roset wel wenste voort te zetten. Die werkzaamheden maakten op dat moment ook deel uit van de bestaande arbeidsovereenkomst. SGE had dienen te onderzoeken of [eiseres] met opzegging van haar werkzaamheden bij SGE, ook de nadelige gevolgen wenste van beëindiging van de werkzaamheden als directeur van Roset. Dat dit onderwerp in een bespreking tussen partijen aan de orde is geweest is niet gebleken.
10. Gelet op bovenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en SGE niet rechtsgeldig is beëindigd en dus nog immer doorloopt. De vordering van [eiseres] tot doorbetaling van het loon dient dan ook te worden toegewezen. [eiseres] heeft met SGE een arbeidsovereenkomst gesloten. Uit dien hoofde verricht zij haar werkzaamheden voor Roset. [eiseres] kan dan ook van Roset geen nakoming vorderen van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst met SGE.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in de dagvaarding onder II gevorderde, de wedertewerkstelling, thans niet kan worden toegewezen. De aanpak van [eiseres] om in de maand september 2008 geheel onverwacht aan de Raad van Toezicht te kennen te geven dat zij haar werkzaamheden als directeur van SGE wenste neer te leggen en dit ook meteen naar buiten toe kenbaar te maken, verdient niet de schoonheidsprijs. Mede gelet op haar functie had van [eiseres] mogen worden verwacht dat zij een dergelijke beslissing zorgvuldig en niet overhaast neemt. Het had dan ook op de weg van [eiseres] gelegen om voordat zij haar definitieve beslissing kenbaar maakte aan de Raad van Toezicht en de buitenwereld eerst uit te zoeken, dan wel te bespreken met de Raad van Toezicht, of haar wensen om de werkzaamheden bij Roset wel te blijven verrichten haalbaar, dan wel mogelijk waren, mede gelet op de haar bekende vervlechting van de beide stichtingen. De problemen die zijn ontstaan heeft [eiseres] dan ook deels over zichzelf afgeroepen.
Aan de andere kant had van de Raad van Toezicht mogen worden verwacht, zoals hiervoor reeds overwogen, dat zij, alvorens het standpunt in te nemen dat op grond van de statuten met beëindiging van het directeurschap bij SGE tevens het directeurschap bij Roset eindigt, met [eiseres] had besproken of zij dit gevolg wel voor ogen heeft gehad en ook wel wenste. Temeer daar [eiseres] steeds heeft aangegeven: “ik stop bij SGE, maar ik blijf directeur van Roset”. Dit is niet gebeurd en kan de Raad van Toezicht worden verweten.
Door SGE is ter zitting aannemelijk gemaakt dat de relatie tussen partijen in ieder geval op dit moment dusdanig is verstoord, dat directe wedertewerkstelling, zoals door [eiseres] gevorderd, thans niet mogelijk en ook niet wenselijk moet worden geacht. Een afkoelingsperiode lijkt noodzakelijk waarin beide partijen zich kunnen beraden over de wenselijkheid om hun arbeidsrelatie voort te zetten en zo ja, onder welke condities. De voorzieningenrechter zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen, waarbij wordt overwogen dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid onder de hiervoor in dit vonnis weergegeven omstandigheden in redelijkheid voor rekening van SGE komt, zodat [eiseres] haar recht op loonbetaling behoudt totdat in een bodemprocedure of in een eventuele ontbindingsprocedure anders wordt beslist.
12. [eiseres] vordert betaling van de wettelijke rente over toekomstige loontermijnen. Wettelijke rente is pas verschuldigd vanaf datum verzuim. Voor de toekomstige loontermijnen is SGE niet in verzuim. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. Nu het niet tijdig betalen van het loon deels ook is te wijten aan de gekozen onduidelijke aanpak door [eiseres] acht de voorzieningenrechter termen aanwezig de gevorderde vertragingsrente ex artikel 7:625 BW te beperken tot 10%.
13. SGE dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. veroordeelt SGE tot betaling van het achterstallige salaris over de maand januari 2009, inclusief de daarbij behorende toelagen en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, tot aan de dag van voldoening en te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente ex artikel 7:625 BW welke vertragingsrente is beperkt tot 10%;
II. veroordeelt SGE tot doorbetaling van het overeengekomen salaris inclusief de daarbij behorende toelagen en overige emolumenten vanaf 1 februari 2009 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
III. veroordeelt SGE in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 262,- aan verschotten en € 816,- aan salaris van de advocaat;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
(bron: www.rechtspraak.nl)