Opzeggen overeenkomst – Opzegging distributie overeenkomst

In de zaak die in dit bericht wordt besproken draait het om de opzegging van een distributieovereenkomst.

Kern van het geschil tussen partijen is of Bierbrouwer de voor onbepaalde tijd lopende distributieovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. Het arrest van de Hoge Raad van 3 december 1999, RvdW 1999, 192, JOL 1999, 164 is in deze zaak van belang. Essentie van die uitspraak is, dat bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent, de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moet worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat de opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de feiten en omstandigheden voorshands een onvoldoende redelijke grond voor opzegging door Bierbrouwer van de overeenkomst aannemelijk maken. De voorzieningenrechter acht het niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure het oordeel volgt dat Bierbrouwer de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zodat de distributieovereenkomst nog voortduurt..

Heeft u behoefte aan advies, hulp (rechtshulp) of bijstand door een advocaat met betrekking tot het opzeggen van een distributieovereenkomst dan wel andersoortige overeenkomst? Of wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Bel dan tegen lokaal tarief 030 252 35 20 TEAM Advocaten . Ons eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel

zaaknummer: 76006 / KG ZA 06-22
datum vonnis: 1 februari 2006 (amw)

Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd te Hengelo (O),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen [Eiseres],
procureur: mr. X,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bierbrouwerij Nederland B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Horecagroothandel ,
gevestigd te Enschede,
gedaagde in conventie,
verder gezamenlijk te noemen “Bierbrouwer c.s.”, en “HORECAGROOTHANDEL ” waar het hen individueel betreft,
procureur: mr. Y.

Het procesverloop

[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.

Bierbrouwer c.s. hebben tegen de vorderingen verweer gevoerd. Bierbrouwer heeft een vordering in reconventie ingesteld, waartegen [Eiseres] zich heeft verweerd.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 17 januari 2006. Ter zitting zijn verschenen: de heer ( ) en de heer ( ) namens [Eiseres] vergezeld door mr. Dam en de heer ( ) namens Bierbrouwer c.s. vergezeld door mr. Van Saane.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

Tenslotte hebben partijen vonnis verzocht.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1.  [Eiseres] is een groothandel in alcohol- en niet alcoholhoudende dranken, glaswerk en overige in het horecabedrijf benodigde zaken. Bierbrouwer is een onderneming die zich richt op het brouwen van bier.
HORECAGROOTHANDEL  is een volledige dochtervennootschap van Bierbrouwer en is een groothandel in onder andere alcoholvrije en alcoholhoudende dranken.

[Eiseres] en Bierbrouwer doen al minstens vanaf 1985 zaken met elkaar, volgens [Eiseres] nog veel langer.

Bierbrouwer leverde aan [Eiseres] tot 1 januari 2006 binnen een tussen [Eiseres] en Bierbrouwer afgesproken gebied grotendeels op basis van exclusiviteit bier. Het ging met name om flessen, fust- en kelderbier. [Eiseres] leverde het bier door aan haar afnemers in de horeca.

De voorwaarden terzake de samenwerking hebben Bierbrouwer en [Eiseres] op 5 juni 1996 voor het laatst schriftelijk vastgelegd in een distributieovereenkomst. Deze overeenkomst werd aangegaan voor de periode vanaf 5 juni 1996 tot 1 maart 2001, zonder dat nadere opzegging is vereist. Bij brief van 26 februari 2001 heeft Bierbrouwer aan [Eiseres] voorgesteld om de distributieovereenkomst met ingang van 1 maart 2001 voor onbepaalde tijd voort te zetten met een opzegtermijn van twee jaar. [Eiseres] heeft dit voorstel niet aanvaard. De distributieovereenkomst is na 1 maart 2001 op de oude voet voortgezet.

Bij brief van 4 februari 2004 heeft Bierbrouwer de overeenkomst met [Eiseres] opgezegd tegen
1 januari 2006.

Bij brief van 7 december 2005 heeft Bierbrouwer aan (vrijwel) alle afnemers van [Eiseres] bericht dat [Eiseres] vanaf 1 januari 2006 niet langer Bierbrouwer bier zal leveren en dat HORECAGROOTHANDEL  hen op basis van gelijke condities zal gaan beleveren.

Vervolgens heeft [Eiseres] aan haar afnemers een brief verstuurd waarin zij hen meedeelt dat het niet is toegestaan om vanaf 1 januari 2006 bier en overige dranken van HORECAGROOTHANDEL  af te nemen.
Vordering van [Eiseres]
In conventie
2.  [Eiseres] vordert – kort gezegd – Bierbrouwer te gebieden om na 1 januari 2006 bier te blijven leveren onder gelijke condities als in de periode daarvoor, Bierbrouwer c.s. te verbieden aan afnemers, die op exclusieve basis van [Eiseres] afnemen, bier te leveren en voorts Bierbrouwer te gebieden aan alle afnemers van [Eiseres] een rectificatiebrief te sturen en aan haar een afschrift van de verzonden brieven te verstrekken, dit alles op straffe van verbeurte van dwangsommen.

3.  [Eiseres] stelt daartoe voor zover hier van belang het volgende. De opzegging van de overeenkomst door Bierbrouwer is in strijd met de bepalingen van de distributieovereenkomst, althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Tot en met de maand november 2005 hebben [Eiseres] en Bierbrouwer samengewerkt op de wijze zoals die de afgelopen zestig jaar tussen hen gebruikelijk was. Gelet op het feit dat [Eiseres] en Bierbrouwer vanaf februari 2004 tot en met november 2005 voortdurend onderhandelingen voerden over een eventuele voortzetting van de samenwerking, hoefde [Eiseres] er niet op bedacht te zijn dat zij per 1 januari 2006 uitgesloten zou worden van belevering.
Op de wijze waarop [Eiseres] de distributie van het bier heeft verzorgd heeft Bierbrouwer nimmer aanmerkingen gemaakt.

De handelwijze van Bierbrouwer is voorts onrechtmatig. Bierbrouwer heeft afnemers van [Eiseres] schriftelijk benaderd om hen te bewegen per 1 januari 2006 van Bierbrouwer dan wel van KVS af te nemen. Indien [Eiseres] vanaf 1 januari 2006 niet meer wordt beleverd door Bierbrouwer, komt zij tekort in de nakoming van haar verplichtingen jegens haar afnemers. Daarnaast zal [Eiseres] haar bedrijf op onredelijk korte termijn met 50 % moeten inkrimpen, omdat zij een groot deel van haar bedrijfsvoering en met name ook haar personeelsbezetting heeft aangepast aan de verkoop van Bierbrouwer producten. Gelet op het vorenstaande heeft [Eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen.

Verweer Bierbrouwer c.s.
In conventie
4.  Over verlenging van de distributieovereenkomst van 5 juni 1996 hebben Bierbrouwer en [Eiseres] geen uitdrukkelijke overeenstemming bereikt. Zij hebben de distributierelatie wel feitelijk voortgezet. Bij gebreke van een overeengekomen duur, is de distributierelatie voor onbepaalde tijd voortgezet. Bierbrouwer mocht de overeenkomst opzeggen, omdat zij een redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Tegen deze opzegging heeft [Eiseres] zich tot 30 december 2005 niet verzet. De distributieovereenkomst is volgens haar per 1 januari 2006 geëindigd, waardoor het exclusief recht van [Eiseres] op levering is komen te vervallen. Bierbrouwer staat buiten de door [Eiseres] op eigen initiatief gesloten contracten met haar afnemers, waarin zij een exclusieve afnameverplichting voor Bierbrouwer bier vast heeft gelegd. De negatieve gevolgen van het wegvallen van het leverantierecht van [Eiseres] door de rechtsgeldige beëindiging van de distributieovereenkomst dienen dan ook voor rekening en risico van [Eiseres] te blijven. Deze nadelige gevolgen zijn voor [Eiseres] overigens beperkt, omdat Bierbrouwer verplicht is de financiële inspanningen jegens de horecaondernemers over te nemen en [Eiseres] thans agent voor Heineken is.
Gelet op het vorenstaande mocht Bierbrouwer de brief van 7 december 2005 aan de klanten versturen, zodat voor rectificatie geen enkele grond aanwezig is.

In reconventie
5.  Bierbrouwer vordert – zakelijk weergegeven – [Eiseres] te veroordelen om aan haar opgave te doen van de benaderde klanten aan wie [Eiseres] de brief van 16 december 2005 heeft verzonden, alsmede [Eiseres] te gebieden aan al die klanten een rectificatiebrief te sturen op
straffe van verbeurte van dwangsommen. De brieven van [Eiseres] hebben veel verwarring bij de klanten van Bierbrouwer gezaaid. Voor zover deze klanten een exclusieve afnameverplichting hebben jegens Bierbrouwer, zet [Eiseres] deze klanten aan tot het plegen van wanprestatie.

Overwegingen van de voorzieningenrechter
In conventie
6.  In de distributieovereenkomst van 5 juni 1996 zijn Bierbrouwer en [Eiseres] overeengekomen dat deze overeenkomst eindigt op 1 maart 2001. De overeenkomst is vervolgens voortgezet. Partijen twisten of de overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is voortgezet. Nu niet is gebleken dat partijen de bedoeling hadden de overeenkomst voor dezelfde tijdsduur voort te zetten, moet de overeenkomst worden geacht te zijn voortgezet voor onbepaalde tijd. Een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan in beginsel worden opgezegd.

7.  Kern van het geschil tussen partijen is of Bierbrouwer de voor onbepaalde tijd lopende distributieovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. Voor de beoordeling daarvan is van belang het arrest van de Hoge Raad van 3 december 1999, RvdW 1999, 192, JOL 1999, 164. Daarin geeft de HR zijn oordeel over opzegging van een distributieovereenkomst. Essentie van die uitspraak is:

Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributieovereenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat de opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.

Beoordeeld zal dus moeten worden of gelet op de omstandigheden van het geval de opzegging door Bierbrouwer redelijk en billijk was.

8.  De omstandigheden van het geval:

Partijen hebben de opzegging van hun overeenkomst niet contractueel geregeld.
Het betreft een in zijn algemeenheid probleemloze zakelijke relatie van lange duur, tenminste 20 jaar in de lezing van Bierbrouwer, rond zestig jaar in de lezing van [Eiseres].
[Eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij goede verkoopresultaten boekt. Niet is gebleken dat Bierbrouwer klachten heeft over [Eiseres].
[Eiseres] zal haar bedrijf met 50 % moeten krimpen. Redelijkheid en billijkheid brengen mee dat de wederpartij, zo deze een redelijk belang heeft bij voortzetting van het contract, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in haar belang behoort te worden beschermd.
Bierbrouwer heeft de overeenkomst bij brief van 4 februari 2004 “voorzover nodig” opgezegd tegen 1 januari 2006, een opzegtermijn van bijna 2 jaar derhalve. Zij stelt in de brief dat er een algehele heroriëntatie van het gevoerde en te voeren distributiebeleid gaat plaats vinden. Onduidelijk is vooralsnog het gewicht en het economisch belang van de door Bierbrouwer gewenste heroriëntatie over het distributiebeleid en de rol die [Eiseres] daarin ook volgens Bierbrouwer kennelijk kon spelen.
In deze brief laat Bierbrouwer aan [Eiseres] weten dat initiatieven aangaande de logistieke samenwerking met [Eiseres] tot nader order worden opgeschort en dat zij op grond van de heroriëntatie nogmaals alle alternatieven de revue laat passeren. Vervolgens zetten partijen de zaken op oude voet voort overeenkomstig de gesloten distributieovereenkomst.

9.   Ook gaan partijen praten over hoe nu verder. Hoe vaak die onderhandelingen hebben plaats gehad en hoe zij feitelijk zijn verlopen, welk gewicht partijen en in het bijzonder [Eiseres] daaraan toekenden en mochten toekennen, is in deze procedure niet duidelijk geworden.
Zo vindt de voorzieningenrechter van belang wanneer en hoe en op welk niveau Bierbrouwer het aan [Eiseres] duidelijk heeft gemaakt dat zij de door haar gewenste heroriëntatie zonder meer wilde doorzetten; dat het zakendoen met Bierbrouwer en de bierleveranties door Bierbrouwer per 1 januari 2006 volledig van de baan zouden zijn als [Eiseres] daaraan niet wilde meewerken en dat de opzegging haar bloedige ernst was.

De opzegging is “voorzover nodig”, d.w.z. er zou nog overleg plaats hebben. Als Bierbrouwer bij de onderhandelingen te aardig zou zijn geweest en te weinig scherpte en vastberadenheid zou hebben getoond, zou bij [Eiseres] na jaren lang probleemloos zakendoen de mening post gevat kunnen hebben dat de bui wel zou overwaaien.
De door Bierbrouwer in haar correspondentie met [Eiseres] gebruikte toonzetting, voorzover overgelegd, is welwillend. Zo wordt de heer [Eiseres] ook aangeschreven met “beste Aad”. De voorzieningenrechter mist een aanwijzing die aannemelijk maakt dat Bierbrouwer [Eiseres] ergens in 2005 de pen op de neus heeft gezet met de mededeling dat [Eiseres] nu de door Bierbrouwer gewenste keuzes moet maken en dat bij gebreke daarvan de relatie tussen partijen echt beëindigd zal zijn.
De onderhandelingen lijken te blijven hangen in een soort pre-contractuele fase waarin nog van alles mogelijk is.

10.    Bierbrouwer heeft ter zitting gesteld dat de onderhandelingen over een mogelijke samenwerking moeizaam verliepen door de besluiteloosheid van [Eiseres]. [Eiseres] heeft erkend dat er vanwege een moeilijke periode in de familie zaken zijn blijven liggen, maar volgens haar is dit niet het struikelblok in de onderhandelingen geweest. Zij moest zijn automatisering onderbrengen in een organisatie van Bierbrouwer en was verplicht lid van hun distributieorganisatie. Partijen konden hierover geen overeenstemming bereiken.

11.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden voorshands een onvoldoende redelijke grond voor opzegging door Bierbrouwer van de overeenkomst aannemelijk maken. Bierbrouwer heeft weliswaar de overeenkomst in februari 2004 opgezegd, maar heeft tot en met november 2005 open gestaan voor een mogelijke voortzetting van de samenwerking. Het had op de weg van Bierbrouwer gelegen om eerder door te pakken en [Eiseres] meer duidelijkheid te geven. Pas bij brief van 5 december 2005 valt de bijl met de mededeling dat de overeenkomst per 1 januari 2006 is beëindigd.
Gelet op het feit dat partijen nog tot eind november 2005 in onderhandeling waren, is op voorhand niet onaannemelijk dat bij [Eiseres] de indruk werd gewekt dat de overeenkomst en daarmee ook de levering niet per 1 januari 2006 zou worden beëindigd.

12.     Gelet op het vorenstaande acht de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure het oordeel volgt dat Bierbrouwer de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd, zodat de distributieovereenkomst nog voortduurt. De vorderingen Bierbrouwer te gebieden om aan [Eiseres] bier te blijven leveren en Bierbrouwer c.s. te verbieden aan de afnemers anders dan via [Eiseres] bier te leveren zullen dan ook worden toegewezen.
De gevraagde dwangsommen zullen worden gematigd en aan een maximum worden gebonden als hierna in het dictum vermeld.

13.    De voorzieningenrechter zal hetgeen daarnaast is gevorderd afwijzen. De gevorderde rectificatie met dwangsommen acht de voorzieningenrechter geen passende oplossing. Gelet op het feit dat partijen in ieder geval voorlopig nog aan elkaar zijn verbonden, ligt het voor de hand dat partijen samen een brief naar de afnemers te sturen, waarin zij hen van een en ander op de hoogte stellen.

14.  Bierbrouwer c.s. zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding in conventie worden veroordeeld

In reconventie
16.  Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter hierboven in conventie heeft overwogen over de gevorderde rectificatie, dienen de vorderingen in reconventie te worden afgewezen.

17.  Bierbrouwer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding in reconventie worden veroordeeld

De beslissing

De voorzieningenrechter:

In conventie

I.  Gebiedt Bierbrouwer vanaf de datum van rechtsgeldige betekening van dit vonnis aan [Eiseres] op de wijze als tot 31 december 2005 het geval was fust-, kelder en flessen bier te leveren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,– per dag dat Bierbrouwer met de nakoming van dit gebod in gebreke is, met een maximum van € 200.000,–.

II.   Gebiedt Bierbrouwer c.s. vanaf de datum van rechtsgeldige betekening van dit vonnis zich te onthouden van het leveren van fust-, kelder en flessen bier anders dan via [Eiseres] aan de op de klantenlijst genoemde afnemers (productie 17 dagvaarding), behoudens voor zover dit op grond van artikel 3 lid 3 van de overeenkomst van 5 juni 1996 zou zijn geoorloofd, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,– voor elk der gedaagden hoofdelijk voor elke levering die Bierbrouwer dan wel HORECAGROOTHANDEL  dan wel met haar gelieerde ondernemingen zullen verrichten aan de in productie 17 vermelde relaties van [Eiseres], met een maximum van € 200.000,–.

III.  Veroordeelt Bierbrouwer c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op
€ 315,32 aan verschotten en € 816,– aan salaris van de procureur.

IV.  Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

V.  Wijst af het meer of anders gevorderde.

In reconventie
VI.  Wijst de vorderingen af.

VII.  Veroordeelt Bierbrouwer in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op nihil.

(bron: www.rechtspraak.nl)