Opzegging samenwerking (samenwerkingsovereenkomst) – schadevergoeding

Het gaat in deze zaak in de kern om de vragen (i) of XYZ gerechtigd was de overeenkomst met ABC dan wel de samenwerking tussen haar en ABC (hierna: de overeenkomst) op te zeggen met een opzegtermijn van drie maanden en (ii) of XYZ in dit verband gehouden is aan ABC schade te vergoeden. Niet in geschil is dat partijen een concept-raamovereenkomst en een concept-deelovereenkomst hebben opgesteld en dat zij deze concept-overeenkomsten niet hebben ondertekend. Voorts is niet in geschil dat partijen vanaf 1 februari 2007 uitvoering hebben gegeven aan de samenwerking.

Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen ter zake van de duur van de overeenkomst en de mogelijkheid tot opzegging, zijn de schriftelijke concept-raamovereenkomst en de schriftelijke concept-deelovereenkomst het uitgangspunt, tenzij komt vast te staan dat partijen iets anders zijn overeengekomen. Bij de uitleg van de schriftelijke concept-overeenkomsten zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. De vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de concept-overeenkomsten. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

In beide concept-overeenkomsten is enerzijds vermeld dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijf jaar. Anderzijds is in artikel 7.3 lid 1 en artikel 6 van de concept-raamovereenkomst bepaald dat de deelovereenkomst respectievelijk de raamovereenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Op deze onderdelen zijn de concept-overeenkomsten innerlijk tegenstrijdig, nu een overeenkomst voor bepaalde, vaste duur in beginsel niet tussentijds kan worden opgezegd. In de stellingen van partijen vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor opheffing van deze tegenstrijdigheid. Dit betekent dat de tekst van de concept-overeenkomsten geen uitsluitsel geeft over de mogelijkheid van beëindiging door opzegging. Voor het antwoord op de vraag wat partijen op dit punt zijn overeengekomen, zal de rechtbank dan ook aansluiting zoeken bij de situatie waarin partijen hierover niets zouden hebben vastgelegd in de concept-overeenkomsten.

Uitgangspunt bij duurovereenkomsten is dat deze voor onbepaalde tijd worden aangegaan en kunnen worden opgezegd met inachtneming van een – gelet op alle omstandigheden van het geval – redelijke opzegtermijn en ongeacht de reden voor opzegging. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan de stelling van ABC dat de overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten vijf jaren. De overeenkomst tussen ABC en XYZ kon door XYZ worden opgezegd met inachtneming van een redelijke opzegtermijn. De rechtbank acht de door XYZ toegepaste opzegtermijn van drie maanden in dit geval redelijk, mede gelet op het feit dat partijen deze termijn ook in de concept-overeenkomsten hebben opgenomen. (bron: www.rechtspraak.nl).

Mocht u omtrent het opzeggen van overeenkomsten (samenwerkingsovereenkomst / contractenrecht) vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 342277 / HA ZA 09-2296

Vonnis van 9 juni 2010

in de zaak van

de vennootschap naar Engels recht
ABC LIMITED,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. X.

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE XYZ  B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen hierna ABC en XYZ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding van 2 juli 2009;
– de conclusie van antwoord van 23 september 2009;
– het tussenvonnis van 7 oktober 2009, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
– het proces-verbaal van comparitie van 27 april 2010 en de daarin genoemde stukken.

1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.ABC heeft met ingang van 1 februari 2007 het groenonderhoud op een aantal locaties van XYZ verzorgd. De door XYZ te betalen vergoeding hiervoor bedroeg € 29.031,60 per jaar.

2.2.In de niet-ondertekende concept-raamovereenkomst met contractnummer 18042007-1032 tussen XYZ Headoffice B.V. en ABC van 2 juli 2007 (hierna: de concept-raamovereenkomst) is onder meer het volgende opgenomen. XYZ is hierbij mede aangeduid als Opdrachtgever en ABC als Leverancier.
‘(…)
1. Begripsomschrijvingen
In deze Raamovereenkomst wordt verstaan onder:
* XYZ:
de in de aanhef genoemde naamloze vennootschap, waaronder mede begrepen wordt de aan XYZ Gelieerde Ondernemingen.
(…)
2. Onderwerp van de Raamovereenkomst
1. Overeenkomstig het gestelde in deze Raamovereenkomst levert Leverancier aan Opdrachtgever de navolgende diensten:
a) In -en Extern Groenonderhoud
b) Levering van nieuwe planten (Hydro -en zijden)
(…)
e) Kerstbomen
(…)
6.Aanpassing of opzegging overeenkomsten
1.Opdrachtgever heeft het recht de Deelovereenkomsten waarop de Raamovereenkomst betrekking heeft tussentijds (…) (eenzijdig) op te zeggen:
* (…)
* in alle andere situaties waarin Partijen zulks overeenkomen en waarover beide Partijen overeenstemming hebben.
2.(…) De in het voorgaande subartikel bedoelde tussentijdse opzegging van de Deelovereenkomst zal ingaan binnen 3 maanden na opzegging door Opdrachtgever.
(…)
7. Duur, ontbinding en (tussentijdse) beëindiging van de Raamovereenkomst
7.1 Duur
Deze Raamovereenkomst voor te leveren Diensten wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar en treedt in werking op 1 januari 2007. De Raamovereenkomst kan na afloop van de overeengekomen periode maximaal 2 maal met één jaar worden verlengd, hetgeen stilzwijgend geschiedt, tenzij een van de partijen schriftelijk, uiterlijk 3 maanden voor de verlengingsdatum laat weten de Deelovereenkomst niet te willen verlengen.
7.2 (…)
7.3 Tussentijdse beëindiging Deelovereenkomst
Elk der Partijen is, in aanvulling op de gronden vermeld in de wet op basis waarvan ontbinding mogelijk is, gerechtigd op basis van de Raamovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden, indien de wederpartij niet voldoet aan de voorwaarden hierover gesteld in de Raamovereenkomst.
1. Elk der Partijen kan de Raamovereenkomst opzeggen met een opzegtermijn van 3 maanden.
(…)
4. Voorts heeft ieder der Partijen het recht de Raamovereenkomst en Deelovereenkomsten zonder rechterlijke tussenkomst, geheel of gedeeltelijk, met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen wanneer de wederpartij enige overige verplichting uit deze overeenkomst niet nakomt, welke niet nakoming van zo ernstige aard is, dat van haar voortzetting van de overeenkomst in redelijkheid niet kan worden gevergd en de verzakende partij, na deswege bij aangetekende brief in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft deze verplichting na te komen respectievelijk geëigende stappen te ondernemen om dit te corrigeren.
(…)

2.3.In de niet-ondertekende concept-deelovereenkomst Interne Groenvoorziening met contractnummer 18042007-1033 tussen XYZ en ABC van 2 juli 2007 (hierna: de concept-deelovereenkomst) is onder meer het volgende opgenomen:
‘(…)
Artikel 1 – Duur van de Deelovereenkomst
Looptijd Deelovereenkomst
Deze Deelovereenkomst voor de onder artikel 2 opgenomen Diensten wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar en treedt in werking op 1 februari 2007. (…)
Tussentijdse beëindiging Deelovereenkomst
Elk der Partijen is, in aanvulling op de gronden vermeld in de wet op basis waarvan ontbinding mogelijk is, gerechtigd op basis van de Raamovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden, indien de wederpartij niet voldoet aan de voorwaarden hierover gesteld in artikel 7.3 de Raamovereenkomst.
(…)
Artikel 2 – Interne -en externe Groenvoorziening & overige dienstverlening
In overeenstemming met het gestelde in de Raamovereenkomst levert Leverancier aan Opdrachtgever naast Interne Groenvoorziening ook de navolgende overige dienstverlening:
(…)
* Leveren van (huur) Kerstbomen en Sfeerdecoratie
Artikel 3 – Prijzen (Contractblad)
(…)
De jaarprijs opgave voor groenvoorzieningdiensten bedraagt per 1 juli 2007 voor alle Objecten € 29.031,60 (…)’

2.4.Partijen hebben contact met elkaar gehad over de opzegging van de samenwerking door XYZ en de verdere afhandeling daarvan. Bij brief van 5 februari 2009 heeft XYZ aan ABC het volgende bericht:
‘(…) Hierbij bevestigen wij ons besluit om de concept raamovereenkomst tussen XYZ Headoffice B.V. en ABC Ltd (opererende onder de naam RF-Europe) met contractnummer 18042007-1032 met inbegrip van de concept deelovereenkomst tussen RF-Europe en XYZ Post User Management, met contractnummer 18042007-1033, per heden, 5 februari 2009, op te zeggen. Rekening houdende met de te hanteren opzegtermijn van drie maanden zijn hiermee de contractuele afspraken per 1 juni 2009 beëindigd.
(…)
Daarnaast stellen wij u binnen genoemde termijn [twee weken na dato, toevoeging rechtbank] in de gelegenheid een onderbouwde opgave te doen van de door RF-Europe gedane investeringen (verminderd met de afschrijvingen) die niet meer door RF-Europe commercieel kunnen worden benut. Mogelijk kan XYZ hierop besluiten tot gehele of gedeeltelijke overname of compensatie.
(…)’

2.5.Bij brief van 13 maart 2009 heeft XYZ aan ABC het volgende bericht:
‘(…)
De door ons gedane opzegging van de Raamovereenkomst en de bijbehorende Deelovereenkomst (beiden zijn concept-overeenkomsten) is gebaseerd op artikel 7.3.4 van de Raamovereenkomst. Daarin staat dat tussentijds kan worden opgezegd indien de wederpartij haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt en wel zodanig dat de opzeggende partij in alle redelijkheid niet kan worden geacht de overeenkomst te handhaven. Kort gezegd betekent dit dat de contractuele relatie met RF-Europe vanwege ernstige wanprestatie van de zijde van RF-Europe wordt beëindigd, en wel per 1 juni 2009. (…)’

2.6.Bij brief van 17 maart 2009 heeft [A] van Legal, Tax and Financial Consultant (hierna: LTF Consultant) namens ABC gereageerd op de brieven van XYZ van 5 februari 2009 en 13 maart 2009. In de brief van 17 maart 2009 stelt LTF Consultant onder meer dat de opzegging in strijd is met de overeenkomst en dat XYZ schadeplichting is geworden door de onredelijke en onbillijke opzegging.

2.7.Bij brief van 17 april 2009 heeft XYZ aan LTF Consultant het volgende bericht:
‘(…) Voorstel Kostenvergoeding
Wij zijn uitgegaan van een tegemoetkoming van de kosten van opslag voor kerstbomen. De kerstbomen kunnen commercieel nog worden ingezet bij andere klanten en zijn o.i. reeds afgeschreven. De commerciële exploitatie wordt dan ook niet door ons vergoed daar dit behoort tot het ondernemersrisico van RF-Europe.
Wij zijn uitgegaan van een ruime opzegtermijn van zes (6) maanden voor de locatie van opslag. Op basis hiervan komen wij uit op een reële kosten vergoeding van zesduizend euro (EUR 6.000,-). (…)’

2.8.De samenwerking dan wel de overeenkomst tussen partijen is per 1 juni 2009 geëindigd.

3.Het geschil

3.1.ABC vordert – samengevat – voor recht te verklaren dat XYZ aansprakelijk is voor de door ABC geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de opzegging van de overeenkomst (dan wel de samenwerking tussen partijen) door XYZ, met veroordeling van XYZ tot vergoeding van de door ABC geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en met veroordeling van XYZ in de kosten van het geding vermeerderd met rente.

3.2.ABC voert daartoe het volgende aan. Op grond van artikel 6:248 BW is het XYZ niet toegestaan de overeenkomst tussen partijen eerder te beëindigen dan na vijf jaren. De opzegging van de overeenkomst dan wel de samenwerking tussen partijen is niet in overeenstemming met artikel 7.3.4 van de concept-raamovereenkomst. Er is aan ABC geen redelijke termijn gegund om alsnog naar behoren te presteren, terwijl bovendien geen van de klachten een tekortkoming van een dermate ernstige aard betreft dat van voortzetting van de overeenkomst geen sprake kan zijn. Het aantal klachten is relatief gezien laag (30 klachten op 9000 handelingen in een periode van 1,5 jaar). XYZ heeft verder geen rekening gehouden met de belangen van ABC, die substantiële investeringen had gedaan om de overeenkomst naar behoren te kunnen vervullen. De opzegging is dan ook nietig, zodat XYZ onrechtmatig heeft gehandeld jegens ABC en schadeplichtig is.

3.3.XYZ voert verweer. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.Het gaat in deze zaak in de kern om de vragen (i) of XYZ gerechtigd was de overeenkomst met ABC dan wel de samenwerking tussen haar en ABC (hierna: de overeenkomst) op te zeggen met een opzegtermijn van drie maanden en (ii) of XYZ in dit verband gehouden is aan ABC schade te vergoeden. Niet in geschil is dat partijen een concept-raamovereenkomst en een concept-deelovereenkomst hebben opgesteld en dat zij deze concept-overeenkomsten niet hebben ondertekend. Voorts is niet in geschil dat partijen vanaf 1 februari 2007 uitvoering hebben gegeven aan de samenwerking.

4.2.Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen ter zake van de duur van de overeenkomst en de mogelijkheid tot opzegging, zijn de schriftelijke concept-raamovereenkomst en de schriftelijke concept-deelovereenkomst het uitgangspunt, tenzij komt vast te staan dat partijen iets anders zijn overeengekomen. Bij de uitleg van de schriftelijke concept-overeenkomsten zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. De vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de concept-overeenkomsten. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

4.3.In beide concept-overeenkomsten is enerzijds vermeld dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijf jaar. Anderzijds is in artikel 7.3 lid 1 en artikel 6 van de concept-raamovereenkomst bepaald dat de deelovereenkomst respectievelijk de raamovereenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Op deze onderdelen zijn de concept-overeenkomsten innerlijk tegenstrijdig, nu een overeenkomst voor bepaalde, vaste duur in beginsel niet tussentijds kan worden opgezegd. In de stellingen van partijen vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor opheffing van deze tegenstrijdigheid. Dit betekent dat de tekst van de concept-overeenkomsten geen uitsluitsel geeft over de mogelijkheid van beëindiging door opzegging. Voor het antwoord op de vraag wat partijen op dit punt zijn overeengekomen, zal de rechtbank dan ook aansluiting zoeken bij de situatie waarin partijen hierover niets zouden hebben vastgelegd in de concept-overeenkomsten.
Uitgangspunt bij duurovereenkomsten is dat deze voor onbepaalde tijd worden aangegaan en kunnen worden opgezegd met inachtneming van een – gelet op alle omstandigheden van het geval – redelijke opzegtermijn en ongeacht de reden voor opzegging. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan de stelling van ABC dat de overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten vijf jaren. De overeenkomst tussen ABC en XYZ kon door XYZ worden opgezegd met inachtneming van een redelijke opzegtermijn. De rechtbank acht de door XYZ toegepaste opzegtermijn van drie maanden in dit geval redelijk, mede gelet op het feit dat partijen deze termijn ook in de concept-overeenkomsten hebben opgenomen.

4.4.Dat XYZ in haar brief van 13 maart 2009 heeft vermeld dat de opzegging is gebaseerd op artikel 7.3 lid 4 van de concept-raamovereenkomst doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank komt daardoor niet toe aan beoordeling van de stelling van ABC dat de overeenkomst tussen partijen niet op grond van artikel 7.3 lid 4 van de concept-Raamovereenkomst kon worden opgezegd, omdat er geen sprake zou zijn van een tekortkoming aan de zijde van ABC die beëindiging van de overeenkomst – kort gezegd – rechtvaardigde.

4.5.Nu XYZ de overeenkomst mocht opzeggen en daarbij een redelijke opzegtermijn heeft toegepast, is een nader onderzoek naar de redenen van de opzegging overbodig. Op gelijke grond komt ABC in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van de opzegging. Dit is slechts anders indien de op zichzelf redelijke opzegtermijn niet voldoende aan de belangen van ABC tegemoetkomt, bijvoorbeeld doordat zij in de gerechtvaardigde verwachting dat de overeenkomst zou blijven voortduren een investering heeft gedaan die zij bij lange na nog niet heeft kunnen terugverdienen. ABC heeft in dit verband gesteld dat zij ter uitvoering van de overeenkomst investeringen heeft gedaan in kunstkerstbomen die voor andere klanten van ABC geen waarde hebben, omdat de bomen zijn gemaakt naar de wensen van XYZ. Naar de rechtbank begrijpt stelt ABC dan ook dat zij haar investering niet heeft kunnen terugverdienen en dat XYZ de door haar, ABC, als gevolg daarvan geleden schade dient te vergoeden. Volgens ABC heeft zij in 2007 ruim 205 bomen aan XYZ verhuurd voor een huurprijs van € 165 euro per boom. In 2008 zouden 313 bomen aan XYZ zijn verhuurd.
XYZ betwist dat zij op grond van de overeenkomst tussen partijen verplicht was jaarlijks kerstbomen van ABC te huren. XYZ heeft verklaard dat het wel kan kloppen dat in 2007 ongeveer 250 kerstbomen zijn gehuurd, voor een prijs in de orde van grootte van € 165,- per boom. Maar over de door ABC hiervoor gedane investering zijn volgens XYZ geen nadere afspraken gemaakt, zodat XYZ niet gehouden is enige schade – voor zover hiervan al sprake is – aan ABC te vergoeden.

4.6.De rechtbank kan zonder nader onderzoek niet vaststellen wie van partijen hierin gelijk heeft. Bij de beoordeling hiervan is van belang dat in artikel 2 lid 1 aanhef en onder e van de concept-raamovereenkomst is bepaald dat ABC aan XYZ kerstbomen levert. Ook in artikel 2 van de concept-deelovereenkomst is bepaald dat ABC aan XYZ (huur)kerstbomen levert, terwijl uit artikel 3 van de concept-deelovereenkomst volgt dat de huur van de kerstbomen niet in de daar genoemde jaarprijs van € 29.031,60 is begrepen. Dit betreft immers de jaarprijs voor groenvoorzieningdiensten, terwijl in artikel 2 van de concept-deelovereenkomst het leveren van de kerstbomen is aangemerkt als ‘overige dienstverlening’ naast de groenvoorziening. Gelet hierop acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat ABC op grond van de overeenkomst tussen partijen investeringen in kunstkerstbomen heeft gedaan ten behoeve van XYZ. Voor zover vast komt te staan dat ABC als gevolg van de opzegging van de overeenkomst substantiële schade heeft geleden, zou er op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid aanleiding kunnen zijn XYZ te veroordelen deze schade te vergoeden. De rechtbank merkt echter op voorhand op dat de schadevergoeding nooit meer zal kunnen bedragen dan de door ABC gedane investering in de kerstbomen, terwijl de rechtbank bij de beoordeling er voorts van zal uitgaan dat de kerstbomen ten hoogste vijf jaren aan XYZ hadden kunnen worden verhuurd. Voorts zal rekening worden gehouden met het feit dat ABC naar eigen stelling in ieder geval 250 bomen gedurende twee jaren heeft kunnen verhuren aan XYZ.

4.7.De rechtbank beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om te beoordelen of ABC recht heeft op schadevergoeding van XYZ. Het ligt in beginsel op de weg van ABC om de rechtbank nader te informeren over in ieder geval de volgende punten, voor zover mogelijk onderbouwd met stukken:
– Hoeveel kerstbomen heeft ABC ten behoeve van XYZ aangeschaft en waarop zijn deze aantallen gebaseerd?
– Wat was de kostprijs van deze kerstbomen?
– Welke overige kosten heeft ABC ten aanzien van de kerstbomen gemaakt (bijvoorbeeld kosten van opslag)?
– Zijn de bomen geschikt voor verhuur aan derden? Zo nee, waarom niet?
– Heeft ABC voor het doen van de investering in de kerstbomen overleg gehad met XYZ hierover en, zo ja, wat was het resultaat van dit overleg?
– Waarop is de verwachting van ABC gebaseerd dat zij de kerstbomen jaarlijks aan XYZ zou kunnen verhuren?
– Hoeveel bomen heeft ABC in 2007 en 2008 aan XYZ verhuurd en voor welk bedrag per boom?

4.8.De rechtbank acht een comparitie van partijen voor dit nadere onderzoek vooralsnog de meest aangewezen methode. Gelet hierop zal zij opnieuw een comparitie van partijen bevelen, waarbij behalve hetgeen onder 4.7 is vermeld tevens de mogelijkheid van een minnelijke regeling in deze stand van de procedure aan de orde kan komen. Zo nodig kan de rechtbank ter comparitie mondeling een tussenvonnis wijzen waarin aan één of beide partijen een bewijsopdracht wordt gegeven.

4.9.Verhinderingen van een van de partijen voor de hierna te noemen comparitiedatum dienen binnen veertien dagen na dit vonnis te worden opgegeven aan de griffie van de rechtbank (met vermelding van het zaak- en rolnummer van deze zaak), met gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de periode van één maand na de datum waarop de zitting aanvankelijk was bepaald. ABC wordt verzocht om uiterlijk veertien dagen voor de datum van de comparitie aan de rechtbank en XYZ schriftelijk te berichten wat haar standpunt is over hetgeen onder 4.7 is verwoord. De rechtbank verzoekt ABC voorts om hierbij relevante documenten in het geding te brengen. Uiteraard staat het XYZ vrij om de rechtbank en ABC eveneens uiterlijk veertien dagen voor de datum van de comparitie schriftelijk te berichten over haar standpunt over hetgeen onder 4.7 is verwoord.

4.10.De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank:

5.1.beveelt de persoonlijke verschijning van partijen, met hun advocaten, ter zitting van mr. H.F.M. Hofhuis op donderdag 12 augustus 2010 om 14.00 uur, in het gebouw van de rechtbank aan de Prins Clauslaan 60 te ‘s-Gravenhage, met de onder 4.8 vermelde doeleinden;

5.2.houdt iedere verdere beslissing aan.