Letselschade – verjaring

Artikel 3:301 lid 1 BW (Burgerlijk Wetboek) bepaalt, dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.

Artikel 3:310 lid 1 BW bevat aldus twee verjaringstermijnen: een korte van vijf jaren die begint op de dag volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden en een lange van twintig jaren, die begint te lopen op de dag na de gebeurtenis waarvan de schade het gevolg is.

Aan de lange termijn ligt blijkens de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak van de Hoge Raad de rechtszekerheid ten grondslag. De korte verjaringstermijn staat niet alleen in het teken van de rechtszekerheid, maar ook van de billijkheid.

Blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de benadeelde partij aldus worden opgevat dat het gaat om daadwerkelijke bekendheid en dat het criterium ‘bekendheid’ subjectief moet worden opgevat (zie HR 6 april 2001 NJ 2002/383). Daarnaast heeft de Hoge Raad in het arrest van 31 oktober 2003, NJ 2006/112 geoordeeld dat de korte verjaringstermijn pas begint te lopen zodra de benadeelde of diens wettelijk vertegenwoordiger voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade (mede) is veroorzaakt door tekortschietend of foutief medisch handelen. Het enkele vermoeden van het bestaan van schade is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van daadwerkelijke bekendheid met de schade.

Als sprake is van lichamelijke klachten waarvan de herkomst niet zonder meer duidelijk is, kan van daadwerkelijke bekendheid met de schade pas sprake zijn wanneer met voldoende mate van zekerheid is vastgesteld waardoor de klachten zijn ontstaan. In het algemeen is de vereiste mate van zekerheid pas aanwezig, indien de oorzaak door te dier zake deskundige artsen is gediagnosticeerd (HR 24 januari 2003 NJ 2003/300, BASF/[naam]) .

Het komt er dus op aan dat degene die zich op verjaring beroept, stelt en zo nodig bewijst dat de tegenpartij – de benadeelde – op een bepaald moment daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Die bekendheid kan, bij betwisting door de benadeelde, tevens afgeleid worden uit bepaalde vaststaande feiten en omstandigheden. (bron:www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent (letsel) schade en verjaring vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd telefonisch contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.