Hebben erfgenamen recht op een toegekende ontbindingsvergoeding?

Eerder heb ik een stukje op de website geplaatst over de vraag of erfgenamen recht hebben op uitbetaling van ongebruikte vakantiedagen. Op 12 juni 2014 heeft het Europese Hof van Justitie over deze vraag geoordeeld dat erfgenamen hier recht op hebben en dat de werknemer hiervoor geen verzoek hoeft in te dienen.

Op 3 oktober 2014 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de vraag of erfgenamen recht hebben op een toegekende ontbindingsvergoeding.

De casus
Werknemer en werkgever zijn in 2009 de beëindiging van het dienstverband van werknemer overeengekomen. Op 31 augustus 2009 heeft de kantonrechter –bij beschikking- de arbeidsovereenkomst per 1 april 2010 ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 65,952,– bruto. Echter voor de einddatum, is de arbeidsovereenkomst van werknemer -van rechtswege geëindigd- in verband met zijn overlijden op 30 december 2009.

De erfgenamen vorderen nu uitbetalingen van de ontbindingsvergoeding.

Eerste aanleg
In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat werkgever gehouden was de ontbindingsvergoeding te voldoen aan de erfgenamen.

Hoger beroep
Het Hof Arnhem-Leeuwarden (JAR 2013/245), heeft op 23 juli 2013 de vordering van de erfgenamen afgewezen.
Het Hof oordeelde dat de ontbindingsvergoeding onlosmakelijk verbonden was aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2010 en ter suppletie van de WW-uitkering die de werknemer vanaf dan zou ontvangen. Nu de arbeidsovereenkomst door het overlijden van werknemer op 30 december 2009 van rechtswege is geëindigd, kan er van ontbinding per 1 april 2010 geen sprake zijn en kunnen de erfgenamen dus geen aanspraak maken op de ontbindingsvergoeding.

Cassatie
Het oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad vernietigd. Volgens de Hoge Raad is het onjuist dat een ontbindingsvergoeding slechts verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst op de ontbindingsdatum nog bestaat. Tevens is het volgens de Hoge Raad onjuist dat een ontbindingsvergoeding niet zou hoeven worden uitbetaald als de arbeidsovereenkomst voor de ontbindingsdatum door een andere oorzaak zou zijn geëindigd. Dit is alleen het geval indien in de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter of de beëindigingsovereenkomst is opgenomen dat de dit een voorwaarde voor de ontvangst van de ontbindingsvergoeding is, dan wel dat er een andere voorwaarde is opgenomen.

Nu in deze zaak in de ontbindingsbeschikking en de beëindigingsovereenkomst niet was bepaald dat de vergoeding slechts verschuldigd zou zijn indien de arbeidsovereenkomst op de ontbindingsdatum (1 april 2010) nog zou bestaan, oordeelt de Hoge Raad dat de vordering van de erflaters dient te worden toegewezen.

Bron: JAR 2014/501, JAR 2013/245 en ECLI:NL:HR:2014:2898
Door: mr. Petra de Bruijn