Hulp Advies Ontslag op staande voet

Arbeidszaak. Bodemprocedure. Hoofdkelner van een gerenommeerd hotel-restaurant wordt op staande voet ontslagen op grond van verduistering van wijnen, sexuele intimidatie van een bij hem ingetrokken collega/ondergeschikte en intimidatie van andere collega’s. De verduistering van wijn wordt niet bewezen geacht, evenmin als de sexuele intimidatie. Wel wil de kantonrechter geloven dat betrokkene zich niet altijd professioneel heeft opgesteld in zijn relatie tot collega’s en ondergeschikten, maar dat rechtvaardigd geen ontslag op staande voet. Een waarschuwing was meer op zijn plaats geweest.

Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp of bijstand door een advocaat? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.oo uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam

zaak/rolnr.: 336938 CV EXPL 07-717
datum uitspraak: 31 mei 2007

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

Hotel Okura Amsterdam B.V.
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen Hotel Okura
gemachtigde mr. X

tegen

[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. Y

De procedure

Hotel Okura heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].

Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.

Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt. De gemachtigden hebben de zaak toen tevens bepleit, aan de hand van pleitnotities.

Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.

De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.

De vordering

Hotel Okura vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

A. voor recht zal verklaren dat de op productie 3 bij de dagvaarding gewaarmerkte wijnen eigendom zijn van Hotel Okura en [gedaagde] voor zover nodig zal veroordelen tot afgifte daarvan op straffe van een dwangsom, met verdere veroordeling van [gedaagde] tot betaling van opslagkosten;
A. [gedaagde] zal veroordelen aan Hotel Okura te betalen de somma van € 6.025,66 wegens het door hem veroorzaakte ontslag op staande voet,

met verdere nevenvorderingen zoals in de dagvaarding omschreven, waaronder een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, die van het gelegde conservatoir beslag daarin begrepen.

Het verweer

Het verweer strekt tot gehele afwijzing van de vordering.

De feiten

In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.

1. [gedaagde] is op 1 september 1992 op arbeidsovereenkomst bij Hotel Okura in dienst getreden. Met ingang van 24 oktober 2006 is hij gepromoveerd tot [functie]. Het laatst verdiende salaris bedraagt € 2.436,04 exclusief vakantiebijslag. Van toepassing is de CAO voor het horeca en aanverwante bedrijf.
2. Op 6 en 7 januari 2007 heeft Hotel Okura voor het eerst klachten vernomen van een aantal werknemers over de volgens hen intimiderende bejegening door [gedaagde]. Naar aanleiding daarvan is [gedaagde] op 8 januari 2007 geschorst. Vervolgens is Hotel Okura de klachten nader gaan onderzoeken.
3. Op 10 januari 2007 deed de heer [getuige] aan Hotel Okura een grote hoeveel uitgeschreven sms-berichten, met een overwegend persoonlijke inhoud, toekomen. Deze had hij volgens hem na zijn sollicitatie bij Hotel Okura van [gedaagde] ontvangen. Volgens [getuige] had hij zijn sollicitatie bij Hotel Okura daarom, alsmede vanwege een aantal telefoontjes van [gedaagde], afgebroken.
4. Een gelijksoortige verklaring werd afgegeven door de heer [getuige], die toen bij Hotel Okura werkte en die verder aangaf dit als opdringerig te hebben ervaren.
5. Vervolgens bleek dat [gedaagde] de afgelopen maanden een zeer vriendschappelijk contact had onderhouden met de heer [getuige], [functie] bij Hotel Okura. [getuige] heeft ongeveer een half jaar lang bij [gedaagde] ingewoond, waarbij de nachten in één bed werden doorgebracht. Deze vriendschap dateerde van vóór de promotie van Hotel Okura op 24 oktober 2006, waarna [getuige] pas de ondergeschikte werd van [gedaagde].
6. Op 12 januari 2007 verklaarde [getuige] schriftelijk dat [gedaagde] hem had verteld geregeld wijnen te ontvreemden van Hotel Okura. Verder meldde [getuige] dat hij het contact met [gedaagde] als te beklemmend was gaan ervaren en dat hij [gedaagde] had verteld te stoppen met privé-contact, waaraan [gedaagde] echter geen gehoor gaf. Daarna is [getuige] kennelijk ingetrokken bij de hiervoor genoemde heer [getuige].
7. Op 15 januari 2007 verklaarde ex-werknemer [getuige] aan (medewerkers van) Hotel Okura dat hij bij Hotel Okura was vertrokken vanwege de negatieve, confronterende en onaangename opstelling van [gedaagde].
8. Op 15 januari 2007 heeft Hotel Okura na daartoe verkregen verlof conservatoir beslag doen leggen op een groot aantal bij [gedaagde] thuis aangetroffen flessen wijn. Dit beslag is inmiddels door Hotel Okura opgeheven.
9. Op 19 januari 2007 legde [getuige] een tweede schriftelijke verklaring af. Daarin beschuldigt hij [gedaagde] van ongewenste sexuele intimiteiten.
10. Op 23 januari 2007 is [gedaagde] met het voorgaande geconfronteerd. Hij ontkende alles, waarna hem ontslag op staande voet is aangezegd, hetgeen bij brief van 24 januari 2007 is bevestigd. Als ontslaggronden werden vermeld, kort weergegeven, diefstal van wijn, sexuele intimidatie van [getuige] en intimidatie van diverse werknemers. Daarbij werd vermeld dat alle drie de gronden ieder voor zich als gezamenlijk voldoende grond opleverden voor dat ontslag. [gedaagde] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen.
11. Bij beschikking van 13 maart 2007 heeft de kantonrechter te Amsterdam de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze nog mocht bestaan, met ingang van 1 april 2007 ontbonden, onder toekenning van een vergoeding aan [gedaagde] van € 19.731,92.
12. Bij vonnis van 6 maart 2007 heeft de kantonrechter te Amsterdam Hotel Okura bij wege van voorlopige voorziening veroordeeld tot, kort gezegd, doorbetaling van loon.

De beoordeling van het geschil

Het gaat in deze zaak om twee te onderscheiden kwesties:

In de eerste plaats vordert Hotel Okura een verklaring voor recht dat de bij [gedaagde] in beslag genomen wijnen haar eigendom zijn. Dat onderdeel van de vordering, met inbegrip van de daarop betrekking hebbende nevenvorderingen, dient te worden afgewezen omdat er geen overtuigend bewijs is bijgebracht, noch voldoende concreet is aangeboden, dat deze wijnen inderdaad het eigendom zijn van Hotel Okura. Dat is ter terechtzitting ook min of meer toegegeven door de gemachtigde van Hotel Okura, toen werd gevraagd waarom het beslag was opgeheven.

In de tweede plaats wenst Hotel Okura te zien vastgesteld dat het op 23 januari 2007 aan [gedaagde] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, zodat [gedaagde] dienaangaande schadeplichtig is geworden.

Daaromtrent wordt als volgt overwogen.

In het midden kan blijven of het ontslag, zoals door [gedaagde] aangevoerd, wellicht niet onverwijld is gegeven, nu dit ontslag op staande voet, zoals hierna zal blijken, ook inhoudelijk niet rechtsgeldig is te achten.

De beschuldiging dat [gedaagde] wijnen van zijn werkgever zou hebben ontvreemd is volstrekt niet komen vast te staan. Het enige bewijs dat Hotel Okura daarvoor heeft aangebracht is de verklaring van [getuige], hetgeen toch echt onvoldoende is.

Dat [gedaagde] zich jegens [getuige] zou hebben schuldig gemaakt aan sexuele intimidatie is evenmin gebleken. Ook wat deze beschuldiging betreft moet Hotel Okura het kennelijk slechts hebben van de verklaring van [getuige], die stellig door [gedaagde] is weersproken. Het is duidelijk dat betrokkenen samen een half jaar lang het bed hebben gedeeld, hetgeen kennelijk niet tegen de zin van [getuige] is gebeurd. Wat de precieze aard van hun relatie was, is mij niet duidelijk geworden, maar uit niets kan worden afgeleid dat [getuige] er als ondergeschikte door [gedaagde] toe is bewogen om tegen zijn zin sexuele handelingen te ondergaan, zoals door hem beschreven. Waar de door [getuige] geuite beschuldiging over het ontvreemden van wijnen niet door enig ander bewijs kon worden gestaafd ligt het niet erg voor de hand om hem op dit punt wèl op zijn woord te geloven.

Dat [getuige] zich jegens collega’s en ondergeschikten niet altijd professioneel heeft opgesteld, zoals door Hotel Okura aangevoerd, wil ik wel geloven. Maar dat acht ik toch onvoldoende om een ontslag op staande voet te kunnen rechtvaardigen. Een ernstige waarschuwing was wat dat betreft meer op zijn plaats geweest.

Samengevat moet ook dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.

Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.

Beslissing

De vordering wordt afgewezen.

Hotel Okura wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 750,– wegens salaris van de gemachtigde (pleidooi 1 pt. extra).