Kennelijk onredelijk ontslag – belangenafweging – geen vergoeding toegekend

In deze zaak draait het om kennelijk onredelijk ontslag. Na een belangenafweging, waarbij ook het algemeen belang wordt meegewogen, wordt door de kantonrechter geen vergoeding toegekend. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

Volgens jurisprudentie moeten bij de beantwoording van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk ingevolge het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. De enkele omstandigheid dat een werknemer zonder dan wel met een minimale vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van een kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen. Indien wordt aangenomen dat een opzegging kennelijk onredelijk is, heeft de werknemer recht op een vergoeding. De hoogte van die vergoeding houdt nauw verband met de omstandigheden die de kantonrechter tot zijn oordeel over de kennelijke onredelijkheid van het ontslag hebben geleid, en is mede afhankelijk van omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en de kansen op het vinden van ander passend werk. De vergoeding dient aan de benadeelde een zekere mate van genoegdoening te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Bij de vaststelling van de vergoeding heeft de kantonrechter een grote mate van vrijheid.

De kantonrechter overweegt dat de gevolgen van het ontslag voor ex-werknemer ernstig zijn. Daarbij let de kantonrechter op:
– zijn leeftijd van 54 jaar;
– zijn niet perfecte maar wel redelijke kennis van de Nederlandse taal;
– zijn 15-jarig dienstverband;
– de niet te groot aangeslagen kans om in de huidige economische crisis weer nieuw werk te vinden, ook al gelet op de door ex-werknemer gestelde rugklachten en spanningen.

De vraag in het kader van art. 7:681 BW is of deze ernstige gevolgen na afweging van de belangen van de werkgever zodanig ernstig althans onevenredig groter zijn, dat daardoor een vergoeding op haar plaats dient te zijn.
De kantonrechter is op zich niet zo onder de indruk van een “heb weinig tot niets”-verweer. Financiële onmacht is geen overmacht en behoort tot het risico van ieder debiteur / ondernemer.

De kantonrechter acht de belangen van ex-werkgever bij de verlening van het ontslag de volgende:
– Zonder de reductie in personeel (14 man helaas ontslagen, waar tegenover 26 man productie en 6 man indirect personeel in dienst blijven) was een deconfiture onafwendbaar.
– Een met de bank afgesproken Plan van Aanpak wordt gerealiseerd, waarbij de bank wekelijks toezicht (afdeling kredietbegeleiding) uitoefent, zodat is gewaarborgd dat bedrijfseconomisch verantwoorde (investering-)beslissingen worden genomen;
– Het bedrijf kent een steeds kortere productencyclus, mede als gevolg van Aziatische concurrentie, waardoor meer tijd, geld en energie wordt gestoken in de engineering van nieuwe producten;
– De balansen, de kasstroomoverzichten, het Plan van Aanpak en de verklaring van de registeraccountant laten zien dat de onderneming met de huidige bezetting en financiering, bij een weer iets stijgende ordervraag, een redelijke kans van slagen heeft;
– Het algemeen belang vergt dat zoveel als mogelijk de onderneming – mits goed geleid en financieel verantwoord begeleid – in stand blijft zodat niet nog meer werk, kennis, vaardigheden en productiefaciliteiten uit Nederland verdwijnen;
– Niet is gebleken dat in het verleden winsten door te doorzichtige constructies ten behoeve van slechts op eigen gewin uit zijnde derden zijn weggelekt of dat via “managementvergoedingen” of te ruime pensioenvoorzieningen het belang van de onderneming als geheel werd achtergesteld.

De kantonrechter acht deze belangen aan de kant van ex-werkgever opwegen tegen de belangen van ex-werknemer. De belangen van ex-werknemer worden niet onevenredig zwaarder benadeeld. Dit leidt tot de conclusie dat zijn vordering moet worden afgewezen.

Tot slot zal ex-werknemer als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

Hebt u omtrent kennelijk onredelijk ontslag vragen  dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met onze advocaten. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton

Zaaknummer: 273836 \ CV EXPL 10-1507

Vonnis van de kantonrechter te Venlo d.d. 28 juli 2010

in de zaak van:

ex-werknemer, wonende te [woonplaats],
ex-werknemer,
gemachtigde: mr. X,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […]ex-werkgever,
gemachtigde: mr. Y.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
? Het exploot van dagvaarding met producties;
? De conclusie van antwoord met producties;
? Het tussenvonnis van 16 juni 2010;
? De overgelegde producties;
? De comparitie van partijen op 8 juli 2010;
? De pleitnota’s c.q. schriftelijke aantekeningen van partijen.

1.2. De zaak is daarna op vonnis gesteld en de uitspraak daarvan is bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

2.1. Ex-werknemer is op 16 mei 1995 voor bepaalde tijd en wel tot 16 november 1995 bij ex-werkgever in dienst getreden. Op 6 oktober 1995 is het dienstverband met ingang van
16 november 1995 verlengd met zes maanden. Vanaf dien geldt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van ex-werknemer was laatstelijk die van medewerker afwerkhoek en zijn salaris bedroeg EUR 2.268,17 bruto per maand met een recht op vakantietoeslag en op EUR 317,54 ploegentoeslag per maand.

2.2. Op 16 december 2009 heeft ex-werkgever wegens bedrijfseconomische redenen om afgifte van een ontslagvergunning voor ex-werknemer gevraagd. Het UWV-werkbedrijf heeft op
27 januari 2010 toestemming verleend de arbeidsverhouding met ex-werknemer op te zeggen. Bij brief van 28 januari 2010 heeft ex-werkgever de arbeidsverhouding met ex-werknemer opgezegd tegen 1 april 2010. Op 1 februari 2010 heeft ex-werknemer zich ziek gemeld in verband met psychische klachten.

3. De vordering en stellingen van ex-werknemer

3.1. Ex-werknemer vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
? Voor recht te verklaren dat het door ex-werkgever aan ex-werknemer verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
? Ex-werkgever te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ex-werknemer te betalen een schadevergoeding, naar redelijkheid en billijkheid te bepalen en bij voorkeur berekend volgens de kantonrechtersformule, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
? Ex-werkgever te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.

3.2. Ex-werknemer heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het ontslag kennelijk onredelijk op grond van het gevolgencriterium. Gelet op het lange dienstverband van bijna 15 jaar, de 54-jarige leeftijd van ex-werknemer, zijn ook na het ontslag voortdurende psychische klachten, de uiterst beperkte mogelijkheden op de huidige arbeidsmarkt en het financiële nadeel dat ex-werknemer als gevolg van het ontslag lijdt, had het op de weg van ex-werkgever gelegen een passende financiële vergoeding te betalen.

3.3. Voor een verdere feitelijke en juridische onderbouwing van de vordering verwijst de kantonrechter naar de dagvaarding met producties en het besprokene ter zitting. De inhoud van het voornoemde moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4. Het verweer van ex-werkgever

4.1. Allereerst heeft ex-werkgever haar organisatorische en bedrijfseconomische omstandigheden uiteengezet. Verder geeft zij een toelichting op de reorganisatie van 2009 en welke maatregelen zij daaraan voorafgaand heeft genomen.

4.2. Er is geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag. Er was geen andere mogelijkheid om het voortbestaan van het bedrijf te garanderen. Het anciënniteit- en afspiegelingsbeginsel is getoetst. De financiële toestand maakt het onmogelijk een vergoeding te betalen.

4.3. Ook hier verwijst de kantonrechter voor een verdere feitelijke en juridische onderbouwing naar de conclusie van antwoord, de in het geding gebrachte producties en het besprokene ter zitting. Ook hier geldt dat het voornoemde als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.

5. De beoordeling

5.1. Volgens jurisprudentie moeten bij de beantwoording van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk ingevolge het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. De enkele omstandigheid dat een werknemer zonder dan wel met een minimale vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 BW. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van een kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen. Indien wordt aangenomen dat een opzegging kennelijk onredelijk is, heeft de werknemer recht op een vergoeding. De hoogte van die vergoeding houdt nauw verband met de omstandigheden die de kantonrechter tot zijn oordeel over de kennelijke onredelijkheid van het ontslag hebben geleid, en is mede afhankelijk van omstandigheden zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en de kansen op het vinden van ander passend werk. De vergoeding dient aan de benadeelde een zekere mate van genoegdoening te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Bij de vaststelling van de vergoeding heeft de kantonrechter een grote mate van vrijheid.

5.2. De kantonrechter overweegt dat de gevolgen van het ontslag voor ex-werknemer ernstig zijn. Daarbij let de kantonrechter op:
– zijn leeftijd van 54 jaar;
– zijn niet perfecte maar wel redelijke kennis van de Nederlandse taal;
– zijn 15-jarig dienstverband;
– de niet te groot aangeslagen kans om in de huidige economische crisis weer nieuw werk te vinden, ook al gelet op de door ex-werknemer gestelde rugklachten en spanningen.

5.3. De vraag in het kader van art. 7:681 BW is of deze ernstige gevolgen na afweging van de belangen van de werkgever zodanig ernstig althans onevenredig groter zijn, dat daardoor een vergoeding op haar plaats dient te zijn.
De kantonrechter is op zich niet zo onder de indruk van een “heb weinig tot niets”-verweer. Financiële onmacht is geen overmacht en behoort tot het risico van ieder debiteur / ondernemer.

5.4. De kantonrechter acht de belangen van ex-werkgever bij de verlening van het ontslag de volgende:
– Zonder de reductie in personeel (14 man helaas ontslagen, waar tegenover 26 man productie en 6 man indirect personeel in dienst blijven) was een deconfiture onafwendbaar.
– Een met de bank afgesproken Plan van Aanpak wordt gerealiseerd, waarbij de bank wekelijks toezicht (afdeling kredietbegeleiding) uitoefent, zodat is gewaarborgd dat bedrijfseconomisch verantwoorde (investering-)beslissingen worden genomen;
– Het bedrijf kent een steeds kortere productencyclus, mede als gevolg van Aziatische concurrentie, waardoor meer tijd, geld en energie wordt gestoken in de engineering van nieuwe producten;
– De balansen, de kasstroomoverzichten, het Plan van Aanpak en de verklaring van de registeraccountant laten zien dat de onderneming met de huidige bezetting en financiering, bij een weer iets stijgende ordervraag, een redelijke kans van slagen heeft;
– Het algemeen belang vergt dat zoveel als mogelijk de onderneming – mits goed geleid en financieel verantwoord begeleid – in stand blijft zodat niet nog meer werk, kennis, vaardigheden en productiefaciliteiten uit Nederland verdwijnen;
– Niet is gebleken dat in het verleden winsten door te doorzichtige constructies ten behoeve van slechts op eigen gewin uit zijnde derden zijn weggelekt of dat via “managementvergoedingen” of te ruime pensioenvoorzieningen het belang van de onderneming als geheel werd achtergesteld.

5.5. De kantonrechter acht deze belangen aan de kant van ex-werkgever opwegen tegen de belangen van ex-werknemer. De belangen van ex-werknemer worden niet onevenredig zwaarder benadeeld. Dit leidt tot de conclusie dat zijn vordering moet worden afgewezen.

5.6. Tot slot zal ex-werknemer als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

6. De beslissing

6.1. Wijst de vordering af.

6.2. Veroordeelt ex-werknemer in de kosten van deze procedure aan de kant van ex-werkgever gevallen en aan die kant tot heden begroot op EUR 600,00 als salaris voor de gemachtigde. (bron:www.rechtspraak.nl)

Hebt u omtrent kennelijk onredelijk ontslag vragen  dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met onze arbeidsrecht advocaat. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.