Advocaat Ondernemingsraad | Ondernemingsraad – bevoegdheden

Ondernemingsraad – uitbreiding en intrekking toegekende bevoegdheden.

Bent u lid van een Ondernemingraad (de OR) en hebt vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

opzegging convenant

Op 9 juni 1997 heeft de Ondernemingsraad van de gemeente Leiden met de gemeente Leiden een convenant gesloten waarin voor onbepaalde tijd nadere afspraken zijn vastgelegd betreffende aanvullende aan de ondernemingsraad ex artikel 32 lid 2 WOR toegekende bevoegdheden. in dit convenant is geen looptijd bepaald, zodat sprake is van een convenant voor onbepaalde tijd. Bij brief van 12 april 2005 heeft de gemeente aan de ondernemingsraad bericht het convenant per 1 januari 2006 op te zeggen. De ondernemingsraad is met deze opzegging niet akkoord gegaan. Op 11 oktober 2005 is er een bijeenkomst bij de Bedrijfscommissie geweest. Daarbij zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen. De ondernemingsraad heeft vervolgens op 19 september 2005 aan de rechtbank verzocht een verklaring voor recht te geven dat de opzegging van het convenant nietig is en dat de gemeente ook na 1 januari 2006 uitvoering aan het convenant dient te geven. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Hiertegen is de ondernemingsraad in hoger beroep gekomen. Het Gerechtshof oordeelt in deze zaak, dat onjuist is dat een voor onbepaalde tijd gesloten overeenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een redelijke termijn (Zie HR 3 december 1999, NJ 2000/120). Of een opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, zal beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. De aard van de overeenkomst en bijzondere omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen. In dit geval zou het in strijd met de aard van het convenant zijn als de gemeente het convenant zonder enig voorafgaand overleg met de ondernemingsraad zou kunnen opzeggen. De gemeente heeft voorafgaande aan de opzegging geen overleg met de ondernemingsraad gevoerd. Reeds daarom heeft de opzegging van het convenant tegen 1 januari 2006 niet het beoogde rechtsgevolg gehad. Indien er zwaarwichtige redenen zijn die nopen tot aanpassing van het convenant, zal de gemeente daarover overleg met de ondernemingsraad moeten voeren. In dat overleg zullen partijen zich redelijk jegens elkaar moeten opstellen. Alleen indien de ondernemingsraad zich terzake van redelijke voorstellen tot aanpassing van het convenant onredelijk opstelt, zal de gemeente het convenant met inachtneming van een redelijke termijn geheel of gedeeltelijk kunnen opzeggen.

Uitspraak

Uitspraak: 3 november 2006
Rekestnummer: R 06/296
Repnr. rechtbank: 524572/05.3661

HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van

de ONDERNEMINGSRAAD van de GEMEENTE LEIDEN,
gevestigd te Leiden,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de ondernemingsraad,
procureur: mr. X,

tegen

de GEMEENTE LEIDEN,
gevestigd te Leiden,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur: mr. Y.

Het geding

Bij beroepschrift met producties, ter griffie ingekomen op 3 maart 2006, is de ondernemingsraad in hoger beroep gekomen van de beschikking van 28 december 2005, door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, gegeven tussen partijen. In het beroepschrift heeft de ondernemingsraad drie grieven tegen deze beschikking aangevoerd.

Bij verweerschrift heeft de gemeente onder overlegging van producties de grieven bestreden.

Op 22 september 2006 is de zaak mondeling behandeld.

De beoordeling van het hoger beroep

1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder “Feiten” van de bestreden beschikking zijn vastgesteld, nu die als zodanig in hoger beroep niet worden bestreden.

2. Het gaat kort samengevat om het volgende.

2.1 Op 9 juni 1997 hebben partijen een convenant gesloten. Daarin zijn nadere afspraken vastgelegd betreffende aanvullende aan de ondernemingsraad ex artikel 32 lid 2 WOR toegekende bevoegdheden, met betrekking tot de faciliteiten voor de ondernemingsraad en de door de ondernemingsraad ingestelde commissies alsmede met betrekking tot de onderwerpen voor de overlegvergadering tussen de gemeente en de ondernemingsraad.

2.2 In het convenant is geen looptijd bepaald, zodat sprake is van een convenant voor onbepaalde tijd.

2.3 Partijen zijn overeengekomen het convenant een jaar na datum van ondertekening te evalueren. Er zijn geen aanwijzingen dat die evaluatie heeft plaats gevonden.

2.4 Op 24 maart 2005 heeft de gemeente de ondernemingsraad laten weten te willen praten over het convenant.

2.5 Bij brief van 12 april 2005 heeft de gemeente aan de ondernemingsraad bericht het convenant per 1 januari 2006 op te zeggen.

2.6 De ondernemingsraad is met deze opzegging niet akkoord gegaan.

2.7 Bij brief van 21 juni 2005 heeft de ondernemingsraad de bevoegde Bedrijfscommissie voor de Overheid verzocht te bemiddelen dan wel advies uit te brengen. De gemeente heeft op dat verzoek verweer gevoerd. De bedrijfscommissie heeft verzocht om verlenging van de termijn als bedoeld in art. 36 lid 3 WOR. De ondernemingsraad heeft haar instemming terzake – gemotiveerd – onthouden. Op 11 oktober 2005 is er een bijeenkomst bij de Bedrijfscommissie geweest. Daarbij zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen.

2.8 De Bedrijfscommissie heeft op 29 november 2005 een advies gegeven.

2.9 De ondernemingsraad heeft op 19 september 2005 aan de rechtbank verzocht een verklaring voor recht te geven dat de opzegging van het convenant nietig is en dat de gemeente ook na 1 januari 2006 uitvoering aan het convenant dient te geven. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Hiertegen is de ondernemingsraad in hoger beroep gekomen.

3. De grieven beogen kennelijk het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.

4. De rechtbank neemt in de bestreden beschikking tot uitgangspunt dat een voor onbepaalde tijd gesloten overeenkomst kan worden opgezegd met inachtneming van een redelijke termijn, zij het dat in sommige gevallen een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging dient te bestaan. Dit uitgangspunt is onjuist. Zie HR 3 december 1999, NJ 2000/120. Of een opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, zal beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. De aard van de overeenkomst en bijzondere omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen.

5. Het convenant betreft de volgende onderwerpen: het verlenen aan de ondernemingsraad van extra adviesbevoegdheden, het verlenen aan de ondernemingsraad van extra instemmingsbevoegdheden, het verlenen van faciliteiten aan de ondernemingsraad en het nader regelen van het overleg tussen de gemeente en de ondernemingsraad. De uitvoering van het convenant brengt met zich dat de gemeente de ondernemingsraad informeert, de gemeente de ondernemingsraad consulteert, de gemeente met de ondernemingsraad overleg voert, de ondernemingsraad de gemeente adviseert en de ondernemingsraad aan de gemeente kennis geeft van instemming. Het zou, gegeven de inhoud van de werkzaamheden die uitvoering van het convenant met zich brengen, in strijd met voormelde aard van het convenant zijn als de gemeente het convenant zonder enig voorafgaand overleg met de ondernemingsraad zou kunnen opzeggen. De gemeente heeft voorafgaande aan de opzegging geen overleg met de ondernemingsraad gevoerd. Reeds daarom heeft de opzegging van het convenant tegen 1 januari 2006 niet het beoogde rechtsgevolg gehad.

6. Uit het bovenstaande volgt dat de grieven gegrond zijn en het bestreden vonnis moet worden vernietigd.

7. Grief III is gericht tegen de kostenveroordeling van de ondernemingsraad. Aangezien art. 22a WOR bepaalt dat in rechtsgedingen tussen de ondernemer en de ondernemingsraad de ondernemingsraad niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, is de grief gegrond en kan dit deel van het bestreden vonnis reeds daarom niet in stand blijven.

8. Indien er zwaarwichtige redenen zijn die nopen tot aanpassing van het convenant, zal de gemeente daarover overleg met de ondernemingsraad moeten voeren. In dat overleg zullen partijen zich redelijk jegens elkaar moeten opstellen. Alleen indien de ondernemingsraad zich terzake van redelijke voorstellen tot aanpassing van het convenant onredelijk opstelt, zal de gemeente het convenant met inachtneming van een redelijke termijn geheel of gedeeltelijk kunnen opzeggen.

9. De verzoeken van de ondernemingsraad in hoger beroep zijn toewijsbaar. Het hof zal de gemeente als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in beide instanties veroordelen.

De beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, van 28 december 2005

en opnieuw rechtdoende:

verklaart voor recht dat de eenzijdige opzegging door de gemeente van het convenant dat zij op 9 juni 1997 met de ondernemingsraad heeft gesloten, zonder voorafgaand reëel overleg met de ondernemingsraad, in strijd is met art. 32 WOR alsmede met de inhoud van het convenant alsmede met de redelijkheid en billijkheid en daardoor nietig is;

bepaalt dat de gemeente ook na 1 januari 2006 uitvoering dient te geven aan het convenant dat zij op 9 juni 1997 met de ondernemingsraad heeft gesloten;

veroordeelt de gemeente in de proceskosten in eerste aanleg, tot aan 28 december 2005 aan de zijde van de ondernemingsraad begroot op € 676,-, waarvan € 276,- aan griffierechten en € 400,- aan salaris van de gemachtigde;

veroordeelt de gemeente in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de ondernemingsraad begroot op € 2.036,-, waarvan € 248,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris van de procureur. (bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u betreffende de Ondernemingraad (de OR) vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.