Ontbinding arbeidsovereenkomst – reflexwerking van het ontslagverbod tijdens ziekte

Ontbinding arbeidsovereenkomst – reflexwerking van het ontslagverbod tijdens ziekte. WERKGEVER verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Bij werknemer is binnen een kort tijdsbestek tweemaal een hernia geconstateerd. Werknemer zal ten minste gedurende drie maanden niet bij een opdrachtgever geplaatst kunnen worden en derhalve geen declarabele werkzaamheden voor WERKGEVER kunnen verrichten. De kantonrechter overweegt dat het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. Voorts zijn er geen andere bijzondere omstandigheden aannemelijk gemaakt die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden. Het verzoek wordt afgewezen.

Mocht u omtrent de ontbinding van een arbeidsovereenkomst vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze arbeidsrecht en ontslag advocaten. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies van onze advocaten is kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton

Locatie Alkmaar

Zaaknr/repnr.: 347123 \ OA VERZ 10-245 (FZM)
Uitspraakdatum: 7 december 2010

Beschikking in de zaak van:

de besloten vennootschap WERKGEVER Detachering B.V., gevestigd te Amsterdam
verzoekende partij
verder ook te noemen: WERKGEVER
gemachtigde: mr. X

tegen

[naam], wonende te [plaats] aan de [adres]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. Y.

Het procesverloop

WERKGEVER heeft op 20 oktober 2010 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werknemer] bij verweerschrift op gereageerd.
Met het oog op de te houden terechtzitting heeft WERKGEVER nog een drietal producties overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2010.
Ter zitting hebben partijen hun verzoek- respectievelijk verweerschrift nader toegelicht mede aan de hand van pleitnotities.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.

De uitgangspunten

1.[werknemer], geboren op 5 juli 1962, is met ingang van 1 januari 2008 bij WERKGEVER in dienst getreden in de functie van specialist, laatstelijk tegen een salaris van € 3.346,– bruto per maand.

2.WERKGEVER is een bedrijf dat specialisten op het gebied van sociale verzekeringen detacheert bij overheden, instanties en bedrijven.

3.In 2009 is [werknemer] 7 maanden (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest wegens een hernia waaraan ze is geopereerd. Na de operatie heeft [werknemer] gere-integreerd bij de gemeente Noordoostpolder, alwaar zij reeds eerder werkzaam was.

4.In september/oktober 2010 is bij [werknemer] wederom een hernia geconstateerd.

5.Haar opdracht bij de gemeente Purmerend is op 4 oktober 2010 geëindigd.

6.Op 6 oktober 2010 is [werknemer] door WERKGEVER op non-actief gesteld.

7.Op 26 oktober 2010 heeft [werknemer] zich volledig arbeidsongeschikt gemeld in verband met een herniaoperatie.

Het geschil

8.WERKGEVER verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden tegen de vroegst mogelijke datum wegens gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, kosten rechtens.

9.Aan dit verzoek legt WERKGEVER -zakelijk samengevat- het volgende ten grondslag. Binnen een kort tijdsbestek is bij [werknemer] tweemaal een hernia geconstateerd. [werknemer] zal ten minste gedurende drie maanden niet bij een opdrachtgever geplaatst kunnen worden en derhalve geen declarabele werkzaamheden voor WERKGEVER kunnen verrichten. Gezien de herstelperiode na de operatie in 2009 valt te verwachten dat ook na deze tweede operatie een langere herstelperiode nodig zal zijn dan gemiddeld. [werknemer] is fysiek niet geschikt voor het type werkzaamheden dat zij bij WERKGEVER dient te verrichten, te weten zittend bureauwerk. Daarbij komt ook nog de lange (auto)reistijd; de opdrachtgevers van WERKGEVER bevinden zich voornamelijk in de Randstad. Voorts is het niet mogelijk om andersoortige werkzaamheden binnen WERKGEVER te verrichten die minder of anders belastend zouden zijn voor [werknemer]. WERKGEVER ziet dan ook geen mogelijkheden om het dienstverband met [werknemer] nog langer in stand te houden.

10.Het verweer van [werknemer] strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een ontbindingsvergoeding, kosten rechtens. Op het verweer van [werknemer] zal hieronder – voor zover hier van belang – verder worden ingegaan.

De beoordeling

11.[werknemer] voert in de eerste plaats het verweer dat de reflexwerking van het ontslagverbod tijdens ziekte aan ontbinding in de weg staat, nu VCO ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt vanwege de arbeidsongeschiktheid van [werknemer].

12.Dit verweer slaagt. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. WERKGEVER heeft ter zitting uitdrukkelijk erkend dat zij [werknemer] op 6 oktober 2010 op non-actief heeft gesteld (met de bedoeling om tot een einde van het dienstverband te komen) omdat voor de tweede maal een hernia bij [werknemer] was geconstateerd. WERKGEVER heeft dit toen ook met zoveel woorden aan [werknemer] meegedeeld.
Nu aldus een verband wordt geconstateerd tussen het ontbindingsverzoek en de ziekte van [werknemer], moet het verzoek worden afgewezen. Dit kan slechts anders zijn als zich andere bijzondere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen.

13.Voor zover WERKGEVER bedoelt te stellen dat dergelijke andere bijzondere omstandigheden zich voordoen, te weten dat [werknemer] een periode van 6 maanden of langer uit de roulatie zal zijn en dat er geen re-integratiemogelijkheden zijn voor [werknemer], overweegt de kantonrechter het navolgende.

14.Ter zitting heeft [werknemer] onweersproken aangevoerd dat zij binnen een tijdsbestek van ongeveer twee weken weer kan beginnen met haar werkzaamheden. Anders dan WERKGEVER veronderstelt, verwacht [werknemer] dat de herstelperiode van een veel kortere duur zal zijn dan de vorige keer omdat [werknemer] tot aan de operatie (lichamelijk) actief is geweest. Gelet hierop is ook de stelling van WERKGEVER dat [werknemer] fysiek ongeschikt is voor haar werkzaamheden onvoldoende aannemelijk geworden.
Voorts is niet komen vast te staan dat re-integratie onmogelijk is, zoals door WERKGEVER betoogt. Ter zitting heeft [werknemer] aangegeven dat de gemeente Purmerend, alwaar [werknemer] vanaf 2 oktober 2009 was geplaatst, op haar laatste werkdag op 4 oktober 2010 te kennen heeft gegeven dat [werknemer], indien nodig, aldaar kan re-integreren. Weliswaar stelt WERKGEVER hier niet van op de hoogte te zijn, doch dit doet niet af aan het feit dat er wel degelijk een reële re-integratiemogelijkheid bestaat bij een (potentiële) opdrachtgever. Hier komt nog bij dat gesteld noch gebleken is dat WERKGEVER de mogelijkheden van re-integratie in het tweede spoor heeft onderzocht.

15.Het vorenstaande betekent dat er geen omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden.

16.Het verzoek zal derhalve worden afgewezen met veroordeling van WERKGEVER in de proceskosten.

De beslissing

De kantonrechter:

Wijst het verzoek af.

Veroordeelt WERKGEVER in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op
€ 400,– voor salaris gemachtigde, waarover WERKGEVER geen BTW verschuldigd is.  (bron:www.rechtspraak.nl)