Ontbinding arbeidsovereenkomst te zwaar middel

Hebt u omtrent non-actief stelling of een ontbinding van een arbeidsovereenkomst vragen dan wel behoefte hebben aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze gespecialiseerde  arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons op het centrale telefoonnummer 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

In de zaak die hier wordt besproken is een bankmedewerkster op non-actief gesteld omdat in dossiers ter zake kredietaanvragen de nodige onduidelijkheden voorkwamen. Bovendien bediende zij cliënten die werden aangebracht door een in kringen van de Armeense gemeenschap gewaardeerd persoon. Werkgever merkt die persoon echter aan als een intermediair die werkt zonder vergunning van de AFM. Werkgever heeft al met al geen vertrouwen meer in de desbetreffende medewerkster en verzoekt om ontbinding wegens vertrouwensstoornis. De medewerkster staat op het standpunt dat haar niets te verwijten valt en dat ze altijd heeft gehandeld in het belang van de bank. Zij vordert in kort geding dan ook wedertewerkstelling.

De kantonrechter oordeelt dat werkgever met de ontbinding een te zwaar middel heeft ingezet. Het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen. De wedertewerkstelling wordt toegewezen waarbij werkgever een termijn van drie weken wordt gegeven om tot een werkbare oplossing te komen. (bron:www.rechtspraak.nl)

In dat kader wordt door de kantonrechter overwogen:

Werkneemster, geboren in 1962, is sedert 1 augustus 1979 in dienst bij de bank, laatstelijk in de functie van Adviseur Particuliere Relaties I en wel gedurende 23 uur per week.

Naar aanleiding van een melding van een collega van werkneemster is er een onderzoek door “Security & Intelligence Management (SIM) gestart omtrent de uitvoering van de werkzaamheden van werkneemster, speciaal met betrekking tot haar zakelijke verhouding tot de heer [G].

Dit heeft geleid tot een rapport van 15 mei 2012 van SIM. Daarna zijn er nog gesprekken geweest met werkneemster.

Op 24 december 2012 wordt werkneemster door de districtsmanager mevrouw [A] medegedeeld dat de bank heeft besloten het vertrouwen in haar op te zeggen. De reden daarvoor was dat werkneemster zich in gesprekken met SIM erg weinig kon herinneren van de kredietgesprekken met klanten en dat zij veel verschillende MCO berekeningen had gemaakt.

Haar werd een vaststellingsovereenkomst inhoudende een beëindiging van het dienstverband per 1 april 2013 zonder vergoeding aangeboden.
werkneemster heeft kenbaar gemaakt dat dat voorstel voor haar onacceptabel was.
Sedert de kerstdagen van 2012 is zij op non actief gesteld.

3.  Het geschil

Werkneemster vordert, kort weergegeven, wedertewerkstelling in haar functie binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,– per dag. Daarnaast vordert zij het schrappen van de gegevens van werkneemster uit bet incidentenregister, eveneens op straffe van een dwangsom van € 500,– per dag.

De bank verweert zich, kort weergegeven, als volgt. Er is geen enkele basis meer aanwezig om werkneemster weer terug te laten keren in haar oude functie: er is geen vertrouwen meer aanwezig in haar functioneren, temeer niet nu zij werkt in een spilfunctie binnen de bank

De bank betwist dat werkneemster in het incidentenregister is opgenomen. Wel is zij opgenomen in een bij de bank intern werkend register opgenomen, zodat werkneemster buiten de bank geen last heeft van die registratie.

4.  De beoordeling

Parallel aan deze voorlopige voorziening is behandeld het verzoek van de bank tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij beschikking van heden is het verzoek van de bank om de arbeidsovereenkomst tussen haar en werkneemster te ontbinden, afgewezen.

Uitgaande van die beslissing is het niet meer dan logisch dat werkneemster weer wordt toegelaten tot het uitvoeren van haar werkzaamheden. De kantonrechter begrijpt echter ook wel dat dit niet zonder slag of stoot gerealiseerd kan worden, zodat zal worden bepaald dat de bank daaraan dient te voldoen binnen drie weken na betekening van dit vonnis en dat ook daarna pas de gevorderde en toe te wijzen dwangsom zal ingaan.

De bank heeft weliswaar betoogd dat terugkeer van werkneemster onmogelijk zou zijn, maar zij heeft niet overtuigend kunnen uitleggen om welke reden dat niet zou kunnen.

De bank staat voor een keuze: ofwel zij voldoet aan de uitspraken, ofwel zij gaat alsnog met werkneemster in gesprek en tracht een regeling, in welke vorm dan ook, tot stand te brengen.

Bij gebreke van een en ander zal de dwangsom als een zwaard van Damocles boven haar hoofd hangen.

Deze dwangsom zal de kantonrechter bepalen op € 500,– per dag, met een maximum van € 25.000,–.

De vordering tot het verwijderen van de gegevens van werkneemster uit het incidentenregister zal de kantonrechter afwijzen. In onvoldoende mate is gebleken dat haar gegevens in zo’n extern werkend register voorkomen. Dat er een dossier van werkneemster aanwezig is en dat binnen de bank een en ander bekend is, is een omstandigheid die niet wordt afgedekt door de vordering.

Wel zal de bank als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.

De kantonrechter veroordeelt de bank:
I   om binnen drie weken na betekening van dit vonnis werkneemster in staat te stellen haar werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die werkneemster krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, één en ander op straffe van een dwangsom van € 500,– per dag of gedeelte van een dag dat de bank in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een en ander tot een maximum van € 25.000,–.
II   in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van werkneemster begroot op € 567,82, waaronder € 400,– wegens het salaris van de gemachtigde.

III  Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.