Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met titulair directeur – disfunctioneren is niet komen vast te staan.

In deze zaak (LJN: BX0577, Sector kanton Rechtbank Arnhem, 6 juni 2012) verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer, die titulair directeur is. De grondslagen voor het verzoek, disfunctioneren en het veroorzaken van slechte resultaten, komen in de procedure echter niet vast te staan. De werkgever heeft daarover niets schriftelijk vastgelegd en de werknemer betwist een en ander gemotiveerd. Wel zijn de verhoudingen inmiddels zodanig verstoord dat wel ontbonden moet worden, ook gelet op het vertrouwen dat werknemer moet hebben in zijn functie van directeur. De kantonrechter kent een ontslagvergoeding toe met een correctiefactor C=2. Bij factor A worden een uitzendperiode, een dienstverband bij een zustervennootschap en een periode als statutair directeur met een managementovereenkomst meegeteld.

De kantonrechter overweegt in dat kader als volgt:

Op de mondelinge behandeling is besproken dat Werkgever Werknemer in de kern verwijt dat de resultaten achterbleven, hij de aandeelhouder daar niet goed over informeerde en zijn attitude niet verbeterde. Werknemer bestrijdt dat over zijn functioneren in negatieve zin is gesproken. Dat dat wel het geval is geweest wordt door Werkgever wel gesteld, maar op geen enkele manier onderbouwd. Desgevraagd heeft Werkgever verklaard dat zij deze gesprekken niet schriftelijk vastlegt omdat zij zo niet werkt. Daarmee neemt Werkgever echter het risico dat hetgeen zij stelt, niet onderbouwd of bewezen kan worden.

Gelet op de stukken die door Werknemer in het geding zijn gebracht, zoals de recente correspondentie over een bonusregeling, het (al dan niet bij vergissing) toesturen van formulieren voor de kamer van koophandel om als statutair bestuurder te worden ingeschreven en het feit dat Werknemer per 1 januari 2012 een arbeidsovereenkomst heeft gekregen terwijl [X] vertrok, maken de stellingen van Werkgever niet aannemelijker. Deze stukken ondergraven dat standpunt juist. Kort en goed komt het erop neer dat onvoldoende is onderbouwd dat Werknemer niet goed heeft gefunctioneerd en daarop is aangesproken ter verbetering. De door Werkgever kort voor de mondelinge behandeling in het geding gebrachte verklaringen van andere werknemers van Werknemer waaruit zou volgen dat de samenwerking met Werknemer moeizaam was, maken dat niet anders. Indien dat al het geval zou zijn geweest had het op de weg van Werkgever als werkgever gelegen om Werknemer daarop aan te spreken. Dat dat is gebeurd is niet komen vast te staan, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Werknemer.

Ten aanzien van de resultaten is op de mondelinge behandeling aan de orde geweest dat geen jaarstukken zijn overgelegd. Dat de resultaten slecht zijn wordt onderbouwd door een interne rapportage van 1 pagina, waarop omzetgegevens staan over de jaren 2010, 2011 en 2012. Verder zijn nog wat gedetailleerder omzetgegevens overgelegd. Een toelichting van de accountant of de financieel directeur op deze stukken ontbreekt echter. Werknemer bestrijdt dat de resultaten zo slecht waren, gelet op de naar zijn mening onterechte doorbelasting van kosten. De kantonrechter kan dit zonder volledige stukken niet beoordelen. Dat Werknemer deze slechte resultaten heeft veroorzaakt of hiervoor als enige de verantwoording draagt blijkt echter nergens uit. Dat hij daarop is aangesproken evenmin. Ook blijkt nergens uit dat hij de aandeelhouder onvolledig of onjuist heeft geïnformeerd over de financiële situatie. Vast staat dat de aandeelhouder maandelijks de omzetgegevens ontving van de financiële administratie.

Gebleken is echter wel dat partijen niet met elkaar verder kunnen. In zijn positie van directeur dient Werknemer het vertrouwen van de aandeelhouder en statutair bestuurder te hebben. Dat vertrouwen ontbreekt, zo veel is wel vast komen te staan. Die vertrouwensbreuk is naar het oordeel van de kantonrechter niet te herstellen, ook gelet op het feit dat thans vrijwel alle geledingen van BVA bij het geschil betrokken zijn in verband met hun verklaringen.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden.

De vraag rijst wie van de ontstane situatie een verwijt treft. Nu niet is komen vast te staan dat Werknemer niet goed functioneerde en dat daarover met hem is gesproken en evenmin is komen vast te staan dat hem de slechte resultaten verweten kunnen worden, is de kantonrechter van oordeel dat Werkver dat verwijt treft. De grondslagen voor het verzoek zijn immers niet komen vast te staan.

Dat betekent dat aan Werknemer een vergoeding zal worden toegekend. Dat Werknemer niet heeft hoeven bijdragen in het verlies van Werkgever kan zo zijn, maar gesteld noch gebleken is dat hem dat is gevraagd. Sterker nog: Werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij zijn aandelen had willen uitbreiden met de aandelen van [X]. Het standpunt van Werkgever dat het niet bijdragen in het verlies relevant is voor de berekening van de vergoeding gaat dus niet op.

Het arbeidsverleden van Werknemer bij Werkgever valt uiteen in vier delen: een uitzendperiode, een arbeidsovereenkomst met een dochterbedrijf, een managementovereenkomst en een arbeidsovereenkomst bij Werkgever zelf. In totaal omvat het arbeidsverleden krap 3 jaar. Werkgever heeft bij de motivering van haar verzoek nadrukkelijk de periode voor 2012 betrokken. Dat sprake is van een kort dienstverband kan in dit geval niet zonder meer gezegd worden. Bij het beëindigen van de managementovereenkomst was voorts al afgesproken dat Werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst zou komen. Ook zijn zijn werkzaamheden min of meer hetzelfde gebleven.  De kantonrechter zal dan ook de kantonrechtersformule toepassen en daarbij het gehele arbeidsverleden meetellen bij factor A.

Nu Werkgever een verwijt treft van de ontstane situatie, zoals hiervoor is overwogen, zal de kantonrechter een correctiefactor van C=2 toepassen. Daarbij is ook relevant dat Werknemer zich niet heeft kunnen voorbereiden op een ontslag. Factor B komt, inclusief vakantietoeslag, op een bedrag van € 9.655,20 bruto.

Contact met onze arbeidsrecht advocaten:

Mocht u omtrent ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.