Ontslag – burn out | Ontslag advocaat

Ontslag – burn out. Werknemer, 54 jaar oud, 16 dienstjaren, bruto maandsalaris incl. vak. bijslag € 3.403,08, is na zware belasting op het werk ernstig ziek geworden. Enerzijds heeft hij een burn out opgelopen, anderzijds lijdt hij aan een aantal somatische ziektes (angina pectoris, oorsuizen, nierfalen, suikerziekte en jicht). Na aanvulling ziekengeld tot 100%, gedurende een jaar, heeft de werkgever de daarop toegekende WAO uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid nog een jaar lang aangevuld tot 100%. Daarna is de werknemer met ontslagvergunning ontslagen, onder toekenning van een aanvullende vergoeding van ongeveer 2 maandsalarissen. De Kantonrechter acht niet bewezen dat de blijvende arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een te hoge werkdruk. Wel acht de kantonrechter de toegekende ontslagvergoeding te mager, waarna het ontslag kennelijk onredelijk wordt geoordeeld met een (op basis van de kantonrechtersformule berekende) toekenning van een aanvullende vergoeding van €18.200,18 bruto

Mocht u omtrent ontslag en/of burn out vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam

zaak/rolnr.: 343447 CV EXPL 07-1944
datum uitspraak: 13 september 2007

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. X

tegen

Werkgever Security Nederland B.V.
te Purmerend
gedaagde partij
hierna te noemen Werkgever
gemachtigde mr.Y.

De procedure

[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Werkgever.

Hierop heeft Werkgever geantwoord.

Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Voorafgaande heeft Werkgever nog aanvullende producties doen toekomen. Bij die gelegenheid hebben de gemachtigden van partijen de zaak tevens bepleit aan de hand van toen overgelegde pleitnotities. Van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.

Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.

De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.

De vordering

[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Werkgever zal veroordelen aan [eiser] te betalen:

primair
de somma van € 142.063,– ter zake van schadevergoeding ex artikel 7.658 van het Burgerlijk Wetboek met rente en kosten (buitengerechtelijk en gerechtelijk);

subsidiair
de somma van € 81.673,92 bruto ter zake van vergoeding ex artikel 7.681 van het Burgerlijk Wetboek met rente en kosten (buitengerechtelijk en gerechtelijk).

Daarbij stelt [eiser] zich primair op het standpunt dat Werkgever niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 7.658 dan wel 611 van het Burgerlijk Wetboek op haar rustende verplichtingen, doordat zij heeft toegelaten, althans niet verhinderd, dat [eiser] bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden jarenlang dusdanig stelselmatig overbelast is geweest, dat hij daardoor een ‘burn out’ heeft opgelopen met bijkomende somatische verschijnselen/ziekten, hetgeen heeft geleid tot (nagenoeg) volledige arbeidsongeschiktheid met alle inkomensschade van dien.

Subsidiair is [eiser] van mening dat Werkgever hem, gelet op deze op zijn minst mede werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid, niet had mogen ontslaan zonder behoorlijke vergoeding, hetgeen daarom als kennelijk onredelijk, zoals bedoeld in artikel 7.681 (meer in het bijzonder lid 2, aanhef en onder b.) van het Burgerlijk Wetboek wordt aangemerkt.

Het verweer

Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.

Werkgever betwist om te beginnen dat zij haar zorgplicht in deze niet zou zijn nagekomen en dat de werkdruk voor [eiser] onaanvaardbaar hoog zou zijn geweest.
In dat verband wordt verder aangetekend dat Werkgever wel degelijk gehoor heeft gegeven aan verzoeken van [eiser] om extra personeel.

Werkgever betwist verder het gestelde oorzakelijk verband tussen de arbeidsongeschiktheid van [eiser] en de door hem bij Werkgever verrichte werkzaamheden. Hoewel Werkgever de arbeidsongeschiktheid zonder meer toegeeft, moet volgens haar tegelijkertijd worden erkend dat deze grotendeels, dan wel in aanmerkelijke mate, een gevolg is van klachten van somatische aard (hartklachten, suikerziekte, oorsuizen, jicht, knieoperatie) die naar hun aard reeds niets te maken kunnen hebben met de aan [eiser] opgedragen werkzaamheden. De inderdaad ook geconstateerde psychische klachten, waarvan overigens onduidelijk is of en zo ja in welke mate die thans (nog) bijdragen aan de arbeidsongeschiktheid, kunnen in redelijkheid evenmin veroorzaakt zijn door het werk. Weliswaar werd er hard gewerkt, maar niet te hard. Op verzoek van [eiser] is het personeel uitgebreid. Daarnaast ondervond [eiser] toentertijd ook problemen in de privé-sfeer, wilde hij niet luisteren naar adviezen om het rustiger aan te doen en zag hij zelfs nog kans er een bijbaan op na te houden (taxichauffeur in de weekenden).

Van schending van de op Werkgever ingevolge de artikelen 7.658 en 611 van het Burgerlijk Wetboek rustende verplichtingen kan volgens laatstgenoemde samenvattend geen sprake zijn. Evenmin is volgens Werkgever sprake van een kennelijk onredelijk ontslag. Gelet op alle omstandigheden van het geval mocht zij volstaan met hetgeen zij inmiddels heeft gedaan, te weten doorbetaling van loon gedurende een jaar en aanvulling van de WAO tot 100% het jaar daarop, afgesloten met extra ontslagvergoeding van 2 bruto maandsalarissen.

De feiten

In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.

1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is in 1991 op arbeidsovereenkomst bij Werkgever, althans haar rechtsvoorgangster, in dienst getreden. Tot 1997 deed hij alle voorkomende werkzaamheden als telefonische verkoop, inkoop genereren, verzending en magazijn. Daarna heeft hij diverse functies vervuld, op het laatst die van [beroep], tegen een maandsalaris dat op het laatst € 3.403,08 bruto, inclusief vakantiebijslag, bedroeg.
2. [eiser] heeft altijd zeer hard gewerkt. Hij was bevlogen, plichtsgetrouw en vlijtig. Vanwege zijn grote kennis en ervaring diende hij bovendien als vraagbaak voor zijn collega’s. Hij maakte lange dagen, was geregeld op zaterdag op kantoor en meldde zich zelden of nooit ziek, ook niet nadat hij de nodige fysieke klachten begon te ondervinden. Daarbij had hij de neiging om veel zaken naar zich toe te trekken en negeerde hij adviezen om het wat rustiger aan te doen. Hoewel Werkgever op aandringen van [eiser] extra personeel in dienst nam, om zijn taken te verlichten, kwam in het voorgaande weinig verandering.
3. Op 26 november 2003 heeft [eiser] zich ziek gemeld wegens overspannenheid. Hij bleef echter voor 40% doorwerken. Op 22 december 2003 is [eiser] daarmee echter gestopt, na een gesprek met de bedrijfsarts. Er waren op dat moment al bijkomende somatische klachten, met name oorsuizen (tinnitus) en jicht. Later openbaarden zich verdere ziektebeelden, zoals diabetes, nierfalen, hoge bloeddruk, en angina pectoris. In het kader van de reïntegratie opgedragen passende arbeid kon door [eiser] niet worden volgehouden.
4. Op 5 augustus 2004 heeft [eiser] een aanvraag voor een WAO uitkering gedaan. In september 2004 kreeg hij een hartaanval. Per 23 november 2004 is aan [eiser] een WAO uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
5. Werkgever heeft het loon van [eiser] gedurende diens eerste ziektejaar tot 100 % uitbetaald. Het daarop volgende jaar is de WAO uitkering aangevuld tot 100%. Sindsdien moet [eiser] het doen met de WAO-uitkering (sinds 23 november 2006 vervolguitkering, aangevuld met WAO-gatverzekering), die neerkomt op 70% van het laatstverdiende loon.
6. Na verkregen vergunning van het CWI is [eiser] op 29 augustus 2006 tegen
1 december 2006 ontslagen, waarbij hij een ontslagvergoeding meekreeg van € 6.302,–
(2 bruto maandsalarissen).

De beoordeling van het geschil

Primaire vordering

In het midden kan blijven of Werkgever inderdaad, zoals door [eiser] aangevoerd, is tekortgeschoten in het nakomen van haar in artikel 7.658 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde verplichtingen, waar het betreft het nemen van voldoende maatregelen om te voorkomen dat [eiser] overspannen raakte (‘burn out’). Niet gebleken is immers dat de door [eiser] gestelde inkomensschade, die een gevolg is van zijn arbeidsongeschiktheid, is veroorzaakt in de uitoefening van de overeengekomen werkzaamheden.

Hoewel niet aan redelijke twijfel onderhevig is dat [eiser] hard heeft gewerkt, en soms misschien wel te hard, volgt daaruit nog niet dat hij daardoor blijvend arbeidsongeschikt is geworden. Om te beginnen moet het er gelet op het gestelde ziektebeeld, alsmede hetgeen daaromtrent ter terechtzitting is verklaard, voor worden gehouden dat de resterende, blijvende arbeidsongeschiktheid voornamelijk een gevolg is van de somatische ziekten waaraan [eiser] lijdt, te weten oorsuizen (tinnitus) jicht, diabetes, nierfalen, hoge bloeddruk en angina pectoris. Als dat niet zo is, dan moet worden vastgesteld dat [eiser] dienaangaande niet heeft voldaan aan de op hem rustende informatie- en stelplicht. Deze als somatisch aan te duiden aandoeningen worden naar huidig inzicht in medische zin niet door overmatige spanningen veroorzaakt, waaraan niet kan afdoen dat overmatige spanningen wel een risicofactor kunnen vormen bij het ontstaan en/of het verloop van bepaalde aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, net zoals overigens erfelijke aanleg, roken, drinken, voedingspatroon en gebrek aan beweging. Onduidelijk is verder wat er thans nog resteert aan psychische klachten en wat daarvan nu de precieze aard is. Dat klemt temeer omdat een ‘burn out’, hoe ernstig ook, naar zijn aard van tijdelijke aard is en in de regel niet tot blijvende invaliditeit leidt. Daar komt nog bij dat onweersproken is gebleven dat [eiser] ten tijde van zijn ziekte-uitval met problemen in de thuissituatie kampte, hetgeen ook zeker stressbevorderend zal hebben gewerkt, hetgeen op zijn minst duidt op de reële mogelijkheid dat de psychische klachten in elk geval mede tot een niet werkgerelateerde oorzaak kunnen worden teruggevoerd. Samenvattend moet worden vastgesteld dat het in artikel 7.658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek vereiste causale verband tussen schade en werkzaamheden, waarvan [eiser] de bewijslast droeg, niet is komen vast te staan. Dienaangaande is ook geen, althans geen voldoende concreet en relevant bewijsaanbod gedaan. Nu het beroep op artikel 7.611 van het Burgerlijk Wetboek in het onderhavige geval tenslotte geen zelfstandige betekenis toekomt, moet worden geoordeeld dat de primaire grondslag van de vordering ondeugdelijk is en derhalve niet tot toewijzing daarvan kan leiden.

Subsidiaire vordering

Aan Werkgever moet onmiddellijk worden toegegeven dat een ontslag van een zieke werknemer, na verloop van de in artikel 7.670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek termijn, zonder dat deze een ontslagvergoeding meekrijgt, nog niet betekent dat dit ontslag op die grond reeds kennelijk onredelijk wordt geacht in de zin van artikel 7.681 (meer in het bijzonder lid 2 aanhef en onder b.) van het Burgerlijk Wetboek.

De bijzondere omstandigheden van het geval kunnen echter met zich meebrengen dat het ontbreken van een dergelijke, passende, vergoeding wèl tot kennelijke onredelijkheid van het ontslag leidt.

Daarover wordt als volgt geoordeeld.
[eiser] heeft gedurende een zeer lange tijd voor Werkgever en haar rechtsvoorgangster(s) gewerkt, waarbij hij een altijd bijzonder grote inzet heeft getoond, in elk geval meer dan van iemand in zijn positie kennelijk mocht worden gevergd. Dat hij dit vrijwillig deed doet daar niet aan af, integendeel.

Met name de laatste jaren is het werk [eiser] klaarblijkelijk steeds zwaarder gaan vallen, waaraan de door hem ondervonden lichamelijke klachten niet vreemd zullen zijn geweest. Ook toen liet [eiser] het niet afweten. Tekenend was de situatie, zoals die nog is komen vast te staan, waarin [eiser], door jicht gekweld, op zijn slippers naar het werk kwam. Het mag misschien waar zijn dat hij zelf veel eerder aan de bel had moeten trekken, anderzijds moet worden vastgesteld dat Werkgever altijd wel heeft geprofiteerd van deze overmatige trouw en inzet.
Hoewel niet is gebleken van een oorzakelijk verband, zoals hiervoor bij de bespreking van de primaire grondslag van de vordering vastgesteld, kan anderzijds in redelijkheid niet worden volgehouden dat de door [eiser] ondervonden psychische klachten (‘burn out’) op geen enkele manier met zijn werk te maken hadden. Anders gezegd, weliswaar is niet gebleken dat [eiser] overspannen is geraakt door zijn werk, maar wel dat dit bij het werken is gebeurd. In zoverre onderscheidt deze zaak zich dus van gevallen waarin werknemers geheel buiten het werk om arbeidsongeschikt raken, bijvoorbeeld door een verkeersongeval of kanker.

[eiser] is een thans [leeftijd] oude man met een zeer somber toekomstperspectief zowel waar het zijn gezondheid als zijn mogelijkheden op ander werk betreft. Er moet ernstig rekening worden gehouden met een blijvende inkomensterugval. In zoverre is dus geen verandering gekomen in de reeds bij het ontslag bestaande en aan Werkgever kenbare situatie.

Alles tegen elkaar afwegende kom ik tot de conclusie dat Werkgever onder de gegeven omstandigheden niet had mogen volstaan met de bescheiden ontslagvergoeding gelijk aan 2 maanden salaris, ook al had zij eerder een jaar lang het volledige loon doorbetaald en daarna de WAO-uitkering een jaar lang aangevuld tot 100%. Met [eiser] ben ik van oordeel dat dit veel te mager was en wel dusdanig, dat dit leidde tot een kennelijk onredelijk ontslag en dus tot schadeplichtigheid.

Bij het vaststellen van de aan [eiser] toekomende schadevergoeding, die zoals bekend naar redelijkheid moet worden begroot, kan zeker aangehaakt worden bij de kantonrechterformule, zoals door vrijwel alle kantonrechters wordt gehanteerd bij arbeidsontbindingen ex artikel 7.685 van het Burgerlijk Wetboek. De geheel eigen aard van een schadevergoeding ex artikel 7.681 van het Burgerlijk Wetboek dient daarbij echter wèl te worden ‘vertaald’ bij de invulling van deze formule, meer in het bijzonder bij het bepalen van de correctiefactor.

In het nu door mij te beslissen geval, behoort deze formule als volgt te worden ingevuld:
? aantal gewogen dienstjaren: 24;
? bruto maandsalaris, inclusief vakantiebijslag, € 3.403,08;
? correctiefactor 1/3.

Ik ben omtrent de correctiefactor van oordeel, dat in dit geval een kleinere factor moet worden gehanteerd dan de bij een zogenaamde “kleurloze” of “neutrale” ontbinding te hanteren factor 1. Het gaat om een (los van de vergoeding) volkomen rechtsgeldig ontslag van een langdurig zieke werknemer, die na zijn ontslag kan terugvallen op een behoorlijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Dat leidt tot een bedrag groot € 24.502,18 bruto.

Aftrek van de vergoeding die [eiser] reeds heeft genoten van € 6.302,– leidt dan tot een eindbedrag groot € 18.200,18 bruto. De vordering is tot dat laatste bedrag toewijsbaar, met rente.

Buitengerechtelijke incassokosten kunnen niet worden toegewezen omdat dienaangaande onvoldoende is gesteld.

Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.

Beslissing

Werkgever wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 18.200,18 bruto met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2006 tot de dag dat alles betaald is.

Iedere partij draagt de eigen proceskosten.

Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent ontslag en/of burn out vragen hebben kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Eerste telefonisch advies altijd kosteloos.