ontslag op staande voet – voorwaardelijk | Ontslag advocaat

Deze zaak is met name interessant omdat het daarin tevens draait om een voorwaardelijk gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat het door werkgever gegeven voorwaardelijke ontslag op staande voet, gezien de omstandigheden van het geval, voorshands rechtsgeldig moet worden geacht. Onjuist is de stelling van werknemer dat een voorwaardelijk ontslag op staande voet nooit mogelijk zou zijn.

Mocht u omtrent een ontslag op staande voet verdere vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton

Locatie Leeuwarden

zaak-/rolnummer: 225312 \ CV EXPL 07-4782

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 28 augustus 2007

inzake

[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. X,

tegen

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABC B.V.,
hierna te noemen: ABC,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.

Procesverloop
1.  [eiser] heeft ABC gedagvaard voor de zitting van 16 augustus 2007 en heeft – na wijziging van eis ter zitting – gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening uitvoerbaar bij voorraad:
ABC te veroordelen om aan [eiser] met ingang van 27 juni 2007 zijn loon van € 1.950,- bruto per maand c.a. te voldoen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, en in ieder geval om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis het reeds verschuldigde salaris over de maand juli 2007 aan [eiser] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf de opeisbaarheid van iedere loontermijn
alles met veroordeling van ABC in de kosten van de procedure.

De mondelinge behandeling is gehouden op 16 augustus 2007. Van het verhandelde zijn aantekeningen gemaakt.
Partijen hebben pleitnotities overgelegd.
Vervolgens is vonnis bepaald.

Motivering

2. De vaststaande feiten

2.1.  [eiser], thans 49 jaar, is met ingang van 8 oktober 2001 als productiemedewerker bij ABC in dienst getreden. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 1.950,- bruto per maand exclusief 8 % vakantiegeld.

2.2.  [eiser], wiens huwelijksleven problematisch was, is op enig moment verliefd geworden op mevrouw [x], 29 jaar en als accountmanager in dienst van ABC. Op 26 juni 2007 heeft [eiser] vanaf zijn privé-adres naar het zakelijk e-mailadres van [x] een mailtje gezonden met de navolgende inhoud:
“Lieve [voornaam van x],
Laten wij met elkaar een afspraak maken om van elkaars lichamen te genieten. Als je wilt kun je mij bellen op mijn privé 06-nummer…
[voornaam] [eiser]”

2.3.  Daags daarna heeft ABC, bij wie [x] zich had beklaagd, [eiser] hiermee geconfronteerd, waarbij zijdens ABC werd aangegeven dat zij deze kwestie “mede gezien eerdere misdragingen” zeer hoog opnam. ABC meende dat sprake was van seksuele intimidatie en dat tussen partijen een “onhoudbare situatie” was ontstaan.
Tijdens dit gesprek heeft [eiser] zijn dienstverband per direct opgezegd.

2.4.  Op 28 juni vond – in het bijzijn van ABC’ gemachtigde – wederom een gesprek tussen partijen plaats, waarin de e-mail aan [x], de tussen partijen ontstane situatie en de opzegging door [eiser] onderwerp van gesprek waren. Bij die gelegenheid is [eiser] niet op het door hem genomen ontslag teruggekomen. ABC heeft bij die gelegenheid aangegeven het ontslag van [eiser] te aanvaarden, maar heeft harerzijds aan [eiser] meegedeeld dat, voor het geval deze later op zijn opzegging zou terugkomen of deze zou ontkennen, hij “voor zover vereist op staande voet was ontslagen”.
Bij brief van dezelfde datum heeft ABC dit gesprek aan [eiser] bevestigd, met name de acceptatie door haar van het zelf genomen ontslag en het door haar gegeven voorwaardelijke ontslag. Als grondslag voor dit laatste werd verwezen naar “bovenstaande omstandigheden en de redenen daartoe, waaronder de seksuele intimidatie. Dat betekent dat uw dienstverband voor zover nodig per direct wordt beëindigd, derhalve vandaag.”.

2.5.  Bij brief van 4 juli 2007 heeft de gemachtigde van [eiser] tegen de gang van
zaken bezwaar gemaakt en heeft daarbij onder andere aangegeven dat [eiser] in de gegeven omstandigheden (hevige gemoedsbeweging) in redelijkheid niet aan het zelf genomen ontslag kon worden gehouden, terwijl het door ABC op 28 juni gegeven ontslag op staande voet voor zover vereist niet rechtsgeldig zou zijn. Tevens werd aan ABC meegedeeld dat [eiser] bereid en in staat was de bedongen werkzaamheden weer voor ABC te gaan verrichten.

2.6.  Op 5 juli 2007 heeft [eiser] aan [x] een excuusbrief geschreven, waaruit
blijkt dat hij achteraf heeft beseft zich onzorgvuldig jegens haar te hebben gedragen.

2.7.  In de periode daarna hebben partijen – althans hun gemachtigden namens hen – op initiatief van ABC, een regeling in der minne getroffen, onder meer inhoudende dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door middel van een formele ontbindingsbeschikking met ingang van 1 augustus 2007 zou eindigen met toekenning aan [eiser] van een vergoeding van bruto € 4.213,-.
De brief van 17 juli 2007, waarin de gemachtigde van ABC de regeling aan de gemachtigde van [eiser] bevestigde, behelsde nog de navolgende tekst:
Tevens het dringende verzoek van ABC aan [eiser] om op generlei wijze in contact te treden met medewerkers van ABC. Mocht [eiser] hier geen gehoor aan geven, dan ziet ABC zich genoodzaakt juridische stappen te ondernemen op grond van laster en inbreuk op privacy.”
Kort daarna werden de conceptstukken voor de 685-procedure aan [eiser] ter goedkeuring toegezonden.

2.8.  Op 17 juli 2007 heeft [eiser] na werktijd op haar thuisadres telefonisch contact gezocht en gehad met [x].
Op 18 juli 2007 heeft de gemachtigde van ABC per spoedfax aan de gemachtigde van [eiser] meegedeeld:
“Middels dit schrijven wordt het voorstel (pro forma) per direct ingetrokken, gelet op het gedrag van de heer [eiser]. Derhalve blijft alles gehandhaafd zoals het was.”

3. De standpunten van partijen

3.1.  [eiser] baseert zijn vorderingen op de stelling dat hij niet aan het, door hem genomen ontslag van 27 juni mag worden gehouden, nu hij dit heeft gedaan in een situatie, waarin hij in een zeer emotionele toestand verkeerde. Het door ABC op 28 juni gegeven ontslag “voor zover vereist” en “voor zover nodig” kan volgens [eiser] geen stand houden, aangezien een dergelijk ontslag – mede gelet op recente jurisprudentie – niet mogelijk is.

3.2.  ABC is van mening dat zij niet meer tot enige loonbetaling is gehouden, omdat
in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [eiser] voort te zetten.
Er is sprake geweest van een ontoelaatbare handelwijze van [eiser] jegens [x], een gedrag waarin [eiser] – ondanks het feit dat hij wíst dat het niet mocht – ook heeft volhard. [eiser] wist op 27 juni goed wat hij deed en hij is, niet alleen toen, maar ook de volgende dag, precies op de hoogte gesteld welke gevolgen het zelf genomen ontslag voor hem zouden hebben. Desondanks heeft [eiser] op 28 juni zijn ontslag gehandhaafd.
Het door ABC op 28 juni gegeven ontslag op staande voet, gegeven voor het geval [eiser] het zijne zou intrekken of zou ontkennen, is volstrekt rechtsgeldig.

4. De beoordeling

4.1.  Vooropgesteld wordt dat [eiser] – hoewel hij wist dat ABC zijn gedrag jegens [x] hoog opnam en als ontoelaatbaar, schokkend en seksueel intimiderend kwalifi-ceerde en geen enkel contact met wie van haar medewerkers dan ook toestond – desondanks op 17 juli contact met [x] heeft opgenomen.
[eiser] moet zich er op dat moment van bewust zijn geweest dat hij een zeer groot risico nam, in die zin dat hij redelijkerwijs had moeten beseffen dat hij hierdoor de beëindigings-overeenkomst op het spel zette.

4.2.  De vraag is nu of [eiser] in de gegeven omstandigheden vanaf 27 juni, of in ieder geval vanaf 28 juni 2007, al of niet aanspraak op doorbetaling van loon kan maken.

4.3.  Naar de mening van de kantonrechter dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord.
Niet uitgesloten is dat het door [eiser] zelf genomen ontslag in een bodemprocedure stand zal houden. Van belang hierbij acht de kantonrechter dat daags na het genomen ontslag, op 28 juni, nog een gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden, waarbij de ontstane situatie wederom is besproken. Uit de stukken – met name uit de door [eiser] opgestelde, en aan ABC ter hand gestelde notitie -blijkt dat hij zich op het gesprek heeft (kunnen) voor-bereiden, althans dat hij de ontstane situatie van tevoren heeft kunnen overdenken.

4.4.  In het geval in een later stadium over het vorenstaande anders zou worden gedacht, dan resteert de vraag of het door ABC op 28 juni 2007 gegeven ontslag rechtsgeldig zou kunnen zijn.
Het betreft hier een voorwaardelijk ontslag, dat werd gegeven voor het geval [eiser] op zijn eigen ontslag zou terugkomen of zou ontkennen ooit zelf ontslag te hebben genomen.

4.5.  Anders dan [eiser] kennelijk meent is een ontslag op staande voet, dat onder een voorwaarde wordt gegeven niet altijd en in alle gevallen onmogelijk of niet rechtsgeldig. Tegenover het door de gemachtigde van [eiser] aangehaalde arrest (Hof Leeuwarden, 24 januari 2007, JAR 2007/142) staat bijvoorbeeld het arrest HR 13 mei 1983, NJ 1983, 794, waarin een onder voorwaarde gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig werd geoordeeld.
Anders gezegd: Het antwoord op de vraag of een voorwaardelijk ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

4.6.  In het onderhavige geval acht de kantonrechter van belang, dat ABC – anders dan in het door [eiser] aangehaalde arrest – de grondslag van het ontslag niet heeft gewijzigd. Zij heeft immers dezelfde, op 27 en 28 juni aan [eiser] meegedeelde en met hem besproken, dringende redenen aan het ontslag ten grondslag gelegd en is dus niet teruggekomen op een eerder, op andere gronden gegeven, ontslag.

4.7.  ABC achtte dringende redenen voor ontslag op staande voet, althans onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiser], aanwezig en heeft daarom het ontslag van [eiser] geaccepteerd. Enkel voor het geval dat [eiser] zou terugkrabbelen, heeft ABC zelf ontslag op staande voet aan [eiser] aangezegd. Zij wilde ten deze het initiatief kennelijk wel bij [eiser] laten, maar wilde daar niet van afhankelijk te zijn.
In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter voorshands geen belemmering voor de instandhouding van een dergelijk ontslag.

4.8.  Al het vorenstaande betekent dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.

4.9.  [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.

Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding

wijst de vorderingen van [eiser] af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van ABC begroot op € 500,00 wegens salaris.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent ontslag op staande voet dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.