Ontslag statutair directeur – concurrentiebeding | Ontslag advocaat

In dit nieuwsbericht staat centraal de vraag of een voormalig statutair directeur aan een non-concurrentiebeding is gebonden nadat hem, in het kader van een overeengekomen afbouw van zijn werkzaamheden ná het bereiken van de 65-jarige leeftijd, rond het bereiken van die leeftijd ontslag als statutair directeur is verleend en hij nadien zijn werkzaamheden enige maanden heeft voortgezet. De rechtbank oordeelt, dat nu de statutair directeur na zijn ontslag voor de vennootschap is blijven werken, moet worden aangenomen dat tussen partijen een nieuw dienstverband is ontstaan en dat daarmee de werking van het non-concurrentiebeding uit de eerdere arbeidsovereenkomst is geëindigd. Omdat niet gesteld en evenmin gebleken is dat de vennootschap en de statutair directeur na het ontslag het non-concurrentiebeding opnieuw geldig, dat wil zeggen schriftelijk, zijn overeengekomen, kan niet worden aangenomen dat statutair directeur na zijn ontslag nog gebonden is aan het in de eerdere arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding.

Hebt u over ontslag van een statutair directeur en/of het concurrentiebeding vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslagrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in arbeidsrecht en (collectief) ontslagrecht. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

zaaknummer: 64477 / KG ZA 06-60

vonnis in kort geding van 11 mei 2006

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC Trading B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres,
procureur mr. X,

tegen

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon,
gemachtigde mr. Y.

Partijen worden hieronder aangeduid als ABC en [gedaagde].

1. Het procesverloop
De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 27 april 2006 kennis genomen van de volgende processtukken:
– dagvaarding van 18 april 2006,
– pleitnotities van mr. X, voornoemd,
– pleitnotities van mr. Y, voornoemd,
– de door ABC overgelegde producties.

2. De feiten
2.1 Op grond van de – in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken – stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:

2.2 Partijen hebben op 1 november 2001 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, waarbij [gedaagde] in dienst is getreden van ABC. De door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst bevat een non-concurrentiebeding voor de duur van twee jaar na beëindiging van het dienstverband (artikel 11) en een geheimhoudingsbeding (artikel 12). In artikel 13 van de overeenkomst is aan overtreding van deze bedingen een onmiddellijk opeisbare boete gesteld.

2.3 ABC is een expeditiebedrijf dat vanaf 2001, inclusief [gedaagde], drie werknemers had. [gedaagde] was statutair directeur en vormde tezamen met [betrokkene] (verder: [betrokkene]) het gezicht van ABC.

2.4 Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd zijn werkzaamheden voor ABC zou afbouwen.

2.5 In september 2005 heeft [gedaagde] de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Omstreeks die tijd is hem als statutair directeur ontslag verleend door de algemene vergadering van aandeelhouders van ABC. Sedertdien heeft [gedaagde] zijn werkzaamheden voor ABC als operational manager voortgezet.

2.6 Bij brief van 30 november 2005 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst met ABC opgezegd tegen 1 januari 2006.

2.7 In december 2005 heeft [betrokkene] zijn arbeidsovereenkomst met ABC opgezegd tegen 1 februari 2006.

2.8 [betrokkene] heeft de besloten vennootschap Prisma Air & Ocean B.V. (verder: Prisma) opgericht, welke vennootschap zich met dezelfde activiteiten bezighoudt als ABC.

3. De vordering
3.1 ABC vordert – kort samengevat – :
I. [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een voorschot van € 30.000,–, althans zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermag te bepalen;
II. [gedaagde] te gelasten om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis elke betrokkenheid bij Prisma, in het bijzonder daaronder te verstaan de wijzen van betrokkenheid zoals die blijken uit c.q. zijn omschreven in het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding, te beëindigen en beëindigd te houden gedurende de periode van 2 jaar na het einde van het dienstverband bij ABC, alsook [gedaagde] te gelasten geen enkel contact, in het bijzonder contacten met zakelijke kenmerken, beweegredenen of doelstellingen te onderhouden met derden en vertegenwoordigers van die derden (indien die derden vennootschappen zijn) die gedurende de periode van 1 november 2001 tot 1 januari 2006 een zakelijke relatie met ABC onderhielden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Zij stelt daartoe het volgende.

3.2 [gedaagde] verricht feitelijk werkzaamheden voor Prisma en schendt daarmee het non-concurrentiebeding dat is opgenomen in de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst. Daarmee heeft [gedaagde] de overeengekomen boete verbeurd. Over de periode van 30 januari 2006 tot en met 10 april 2006 bedraagt het totaal van de verbeurde boetes € 53.500,–.
Voorts heeft [gedaagde] zijn geheimhoudingsverplichting geschonden door Prisma mee te delen welke klanten zaken deden met ABC en heeft hij uit dien hoofde eveneens boetes verbeurd. Daarnaast handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens ABC door ten behoeve van Prisma grote klanten van ABC los te weken. ABC lijdt daardoor schade.
ABC heeft spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.

Het verweer
3.3 [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. De inhoud van zijn verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven.

4. De beoordeling
4.1 De vorderingen in dit geding zijn gericht op het doen beëindigen van de door ABC gestelde schendingen van het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding en/of onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens ABC. Dergelijke vorderingen zijn naar hun aard spoedeisend. Het verloop van twee maanden na ontdekking van het door ABC gewraakte handelen van [gedaagde] maakt dat niet anders. Hetgeen [gedaagde] ter bestrijding van het gestelde spoedeisend belang van ABC heeft aangevoerd, doet derhalve niet af aan de ontvankelijkheid van ABC in dit kort geding.

4.2 [gedaagde] voert als verweer aan dat het non-concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren doordat zijn dienstverband met ABC bij de verlening van het ontslag door de algemene vergadering van aandeelhouders is geëindigd en er daarna een nieuwe arbeidsrelatie tussen partijen is aangevangen. ABC betwist dat en stelt dat sprake is van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden, met dien verstande dat werd voorzien in afbouw van de werkzaamheden van [gedaagde] in de loop van de tijd. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.

4.3 Niet in geschil is dat [gedaagde] in het kader van die afbouw op zijn verzoek ontslag is verleend als statutair directeur. Gezien de ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding tussen partijen die dit ontslag te weeg bracht, is niet aannemelijk dat sprake is van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit geldt te meer nu ABC [gedaagde] een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft voorgelegd en ter zitting als verklaring daarvoor heeft gegeven dat partijen in de veronderstelling verkeerden dat de arbeidsovereenkomst tussen hen was geëindigd.

4.4 Nu vast staat dat [gedaagde] na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd voor ABC is blijven werken, moet op grond van het vorenstaande worden aangenomen dat tussen partijen een nieuw dienstverband is ontstaan en dat daarmee de werking van het non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van 2001 is geëindigd. Niet gesteld en evenmin gebleken is dat ABC en [gedaagde] het non-concurrentiebeding opnieuw geldig, dat wil zeggen schriftelijk, zijn overeengekomen.

4.5 Op grond van het vorenstaande kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] nog gebonden is aan het in de arbeidsovereenkomst van 2001 opgenomen non-concurrentiebeding of dat zulks op 30 januari 2006 nog het geval was. Evenmin aannemelijk is derhalve dat [gedaagde] wegens werkzaamheden die hij op en na die datum voor Prisma zou hebben verricht boetes heeft verbeurd. De gestelde schending van de in de arbeidsovereenkomst van 2001 opgenomen geheimhoudingsverplichting van [gedaagde] is onvoldoende door ABC onderbouwd. Ook indien [gedaagde] werkzaamheden voor Prisma heeft verricht, volgt uit het feit dat Prisma zaken doet met (voormalige) opdrachtgevers van ABC alleen niet zonder meer dat [gedaagde] informatie en gegevens van vertrouwelijke of geheime aard van ABC bekend heeft gemaakt. Bijkomende feiten of omstandigheden waaruit dat wel zou kunnen worden afgeleid zijn niet door ABC gesteld. Het bestaan van de door ABC gepretendeerde geldvordering uit hoofde van verbeurde boetes is derhalve onvoldoende aannemelijk om in kort geding te kunnen worden toegewezen.

4.6 Onder de voormelde omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat het [gedaagde] in beginsel vrij staat om ABC na het einde van zijn dienstverband te beconcurreren en kunnen slechts bijkomende omstandigheden leiden tot de conclusie dat er sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Daarbij geldt dat van [gedaagde] extra zorgvuldigheid jegens ABC mag worden gevergd, nu hij erkent dat de onderneming van ABC volledig afhankelijk van hem en [betrokkene] was. Ook wanneer dit in aanmerking wordt genomen, is tegenover de betwisting van [gedaagde] door ABC onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Uit de door ABC in dit geding overgelegde stukken kan ten opzichte van [gedaagde] niet meer worden afgeleid dan dat hij sedert 30 januari 2006 werkzaamheden heeft verricht voor Prisma, welke vennootschap thans zaken doet met een grote opdrachtgever van ABC. Dat [gedaagde] die of andere opdrachtgevers van ABC – waarvan overigens niet is gesteld dat die duurzaam contractueel aan ABC waren gebonden – gericht en stelselmatig heeft benaderd of doen benaderen met het oogmerk ze over te halen zaken te doen met Prisma is niet gesteld en ook niet aannemelijk geworden. De stelling dat [gedaagde] reeds ten tijde van het dienstverband tussen partijen met [betrokkene] heeft samengespannen en voorbereidingen heeft getroffen om opdrachtgevers van ABC over te halen zaken te gaan doen met Prisma is door ABC onvoldoende onderbouwd. De door haar gestelde wetenschap van [gedaagde] dat [betrokkene] een eigen vennootschap had opgericht en de afspraak die [gedaagde] in november 2005 met [betrokkene] en de accountant van Prisma zou hebben gemaakt, rechtvaardigt die conclusie niet. Voorts kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden ingezien dat de activiteiten die door [betrokkene] tijdens zijn dienstverband zijn verricht aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend.

4.7 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen in dit geding dienen te worden afgewezen.

4.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal ABC worden veroordeeld in de proceskosten.

5. De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;

veroordeelt ABC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 527,– aan salaris van de gemachtigde en € 248,– aan verschotten (griffierecht).
(bron: www.rechtspraak.nl.)

Hebt u over ontslag van een statutair directeur en/of het concurrentiebeding vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslagrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in arbeidsrecht en (collectief) ontslagrecht. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.