Eigen ontslag?

Gelet op de verstrekkende gevolgen die het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer kan hebben, kan een werknemer alleen aan zijn ontslagneming worden gehouden als sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige, op beëindiging van het dienstverband gerichte wilsverklaring.

Daarnaast heeft de werkgever een onderzoeksplicht. De werkgever dient zich ervan te vergewissen of de werknemer weet wat hij doet en de gevolgen overziet (HR 14 oktober 2005, JAR 2005/270).

De werkgever heeft bovendien een informatieplicht. Hij moet de werknemer wijzen op de negatieve gevolgen van de opzegging, zoals het verlies van WW-aanspraken (Ktr. Haarlem 24 april 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BW7380).

Ook is van belang of de werknemer
(a) onder druk is gezet (Hof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2013, JAR 2013/246);
(b) voldoende bedenktijd heeft gekregen (Ktr. Haarlem 3 februari 2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:BP7584);
(c) niet heeft gehandeld in een hevige emotionele gemoedstoestand (Hof Den Haag 12 februari 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA3052) of uit psychische onmacht (Hof Den Bosch 26 maart 2013, JAR 2013/123).

Deze criteria gelden ook bij een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden (Hof Amsterdam 20 juli 2010, JAR 2010/214) Als een werknemer een overeenkomst heeft getekend, die ten doel heeft de bestaande arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, dient de werkgever zich er met een redelijke mate van zorgvuldigheid van te vergewissen of de werknemer de diverse consequenties van de ondertekening heeft ingezien (zie onder meer Hof Leeuwarden 12 december 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY9401).

Deze criteria gelden niet als de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd (HR 10 juni 2005, JAR 2005/157). Anderzijds dient een werkgever die zijn personeel bij een payrollbedrijf wil onderbrengen, zijn personeel wel volledig te informeren over de gevolgen hiervan, zulks daargelaten dat het personeel duidelijk en ondubbelzinnig met een wisseling van het werkgeverschap moet hebben ingestemd (Ktg Leeuwarden 12 oktober 2012, JAR 2012/284).