Overgang onderneming of opvolgend werkgeverschap?

Als sprake is van overgang van een onderneming gaan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst met een op dat tijdstip voor de werkgever werkzame werknemer, van rechtswege over op de verkrijger.

Onder overgang moet worden verstaan: de overgang, ten gevolge van een overeenkomst, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt.

Bij elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn artikel 7:668a overeenkomstig van toepassing is. Dit betekent dat ook bij verschillende werkgevers die elkanders opvolger geacht moeten onder andere geldt dat: als meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.

Van een werknemer die bij een vervoersbedrijf twee maal een tijdelijk contract had gekregen liep het laatste contract af op 31 maart 2008. Per 1 april werden de werkzaamheden, die het vervoersbedrijf uitbesteed had gekregen van de gemeente, aan een ander bedrijf gegund. Dit bedrijf bood de werknemer wederom twee maal een tijdelijk contract aan, na afloop van het laatste contract werd de medewerker medegedeeld dat er niet verlengd zou worden. De werknemer stelt dat sprake is van overgang van een onderneming, en subsidiair dat er sprake is van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers.

De Hoge Raad overweegt, kort samengevat als volgt.

Ten aanzien van de overgang van onderneming

Vooropgesteld dient te zijn dat als sprake is van overgang van onderneming, de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst met een werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger. Voorts moet onder overgang onder meer worden verstaan: de overgang ten gevolge van een overeenkomst, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt. Ook al zou worden aangenomen dat in dit geval is voldaan aan de door de laatstgenoemde bepaling gestelde eisen, dan nog is juist dat artikel 7:663 BW in het onderstaande geval niet van toepassing is nu de arbeidsovereenkomst van de werkgever met het eerste vervoersbedrijf op 31 maart 2008 afliep en zij in dienst trad bij het nieuwe vervoersbedrijf op 1 april 2008.

Ten aanzien van opvolgende arbeidsovereenkomsten

De Hoge Raad heeft een maatstaf ontwikkeld met het oog op de beantwoording van de vraag, kort gezegd, of een proeftijdbeding rechtsgeldig is in geval van rechtsopvolging aan de zijde van de werkgever. Het gaat hier om dezelfde afweging van belangen die daar aan de orde is. Dit betekent dat de nieuwe werkgever de opvolger van de vorige werkgever is als

  1. Enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst en
  2. Anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.

De omstandigheid dat de werknemer na indiensttreding bij het nieuwe vervoersbedrijf dezelfde werkzaamheden is blijven verrichten voor dezelfde doelgroep als zij voorheen in dienst van haar oude werkgever verrichtte, onvoldoende is om opvolgend werkgeverschap aan te nemen. Het feit dat de twee vervoersbedrijven niets anders met elkaar van doen hebben dan dat zij elkaars concurrent zijn staat aan het aannemen van opvolgende arbeidsovereenkomsten volgens de wet, in de weg.

Heeft u vragen omtrent een arbeidsovereenkomst of hieraan verwante onderwerpen dan zijn onze gespecialiseerde advocaten u graag van dienst. U kunt hiervoor altijd kosteloos contact opnemen met 030 252 35 20.

 

Bron: www.rechtspraak.nl