Vakantiedagen en vakantie-uren/ erfrecht / Arbeidsrecht Advocaat

Kunnen vakantiedagen / vakantie uren vererven

De erfgenamen van X vorderen bij de Kantonrechter uitbetaling van de niet-opgenomen vakantie-uren die X bij zijn werkgever had opgebouwd tot het moment van X’s overlijden.

De kantonrechter te Assen is van oordeel dat geen sprake is van een aanspraak op uitbetaling van vakantie-uren die met het overlijden van X zijn overgegaan.Daartoe werd het volgende overwogen:

Uit artikel 4:182 BW volgt -onder meer- dat met het overlijden van een erflater, zijn erfgenamen hem van rechtswege opvolgen in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap. Gelet op die bepaling gaan vermogensrechten op erfgenamen over. De kantonrechter is echter van oordeel dat -gelijk door de werkgever is gesteld- geen sprake is van een aanspraak op uitbetaling van vakantie-uren, die met het overlijden van X op zijn erfgenamen is overgegaan. Immers, eerst indien bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog sprake is van niet opgenomen vakantie-uren, kan een werknemer op grond van artikel 7:641, lid 1, BW aanspraak maken op uitbetaling daarvan. De vordering wegens niet genoten vakantie-uren op grond van die wetsbepaling ontstaat én wordt dus eerst vorderbaar en inbaar vanaf het moment van einde van de arbeidsovereenkomst. Vóór het overlijden van X bestond de dienstbetrekking nog en had X dan ook geen aanspraak op uitbetaling. Eerst als gevolg van zijn overlijden is de arbeidsovereenkomst beëindigd. Echter, op dat zelfde moment was X niet meer in leven. Hij heeft gelet daarop zelf geen aanspraak kunnen verkrijgen op uitbetaling van zijn vakantie-uren. Nu hij deze aanspraak niet heeft gehad, kan deze ook niet door vererving op zijn erfgenamen zijn overgegaan. Op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, was er geen werknemer meer aan wie op grond van artikel 7:641,lid 1, BW het recht toekomt op uitbetaling van de niet genoten vakantie-uren.

Indien en voor zover de erfgenamen zouden hebben beoogd te stellen dat doel en strekking van artikel 7:641, lid 1, BW met zich brengt dat zij aanspraak op uitbetaling kunnen maken, kan de kantonrechter hen ook niet volgen. Immers, uit zowel de redactie van artikel 7:641 BW als geheel, als de wetsgeschiedenis bij die bepaling blijkt dat de aanspraak op uitbetaling bij einde dienstbetrekking tot doel had het voor een werknemer mogelijk te maken om vakantie op te nemen bij zijn nieuwe/opvolgend werkgever, hoewel hij bij die werkgever nog niet (voldoende) vakantiedagen had opgebouwd (in verband met de zogenoemde recuperatiefunctie van de vakantiedagen-regeling).

Zie de Memorie van Toelichting 1962/1963 nr. 7168, pagina 6:
“De mogelijkheid om bij het einde der dienstbetrekking toekenning van vakantie te vorderen leidt nog niet tot een geheel bevredigend stelsel. Immers, het einde der dienstbetrekking kan vallen op een voor de besteding van de vakantie ongunstig tijdstip. Toch zou men dan vakantie moeten opnemen, omdat zij anders verloren gaan. Teneinde de arbeider niet te noodzaken vakantie op te nemen tegen het tijdstip waarop de dienstbetrekking wordt beëindigd, is in het ontwerp aan de arbeider het recht toegekend om bij het einde der dienstbetrekking een uitkering in geld te vorderen, gelijk aan het loon over de dagen waarop de aanspraak op vakantie bestaat. Aldus kan de invloed van mutaties in de dienstbetrekkingen op het tijdstip van de vakantie worden geëlimineerd. Teneinde deze uitkering in geld overeenkomstig haar doel te kunnen aanwenden, moet de arbeider bij zijn nieuwe werkgever zoveel dagen als met de uitkering overeenkomt vrijaf kunnen nemen. Deze vrije dagen worden in het ontwerp aangeduid als verlof zonder behoud van loon en aldus onderscheiden van vakantie dagen (…)) De ondergetekende meent dat aldus een bevredigend stelsel is verkregen.”

Met andere woorden het doel dat werd beoogd is om het voor de werknemer mogelijk te maken bij zijn nieuwe werkgever verlof op te nemen, niet om aan de werknemer zonder meer een geldelijke vergoeding toe te kennen. Aan deze doelstelling is met de wijziging van de artikelen 1638 ii en 1638jj oud BW in artikel 7:641, lid 1, (N)BW geen verandering gebracht, zo blijkt uit de Memorie van Toelichting van 1997/1998, nr. 26079. Daarin is expliciet verwoord dat aan het uitgangspunt van de vakantieregeling, het arbeidsbeschermende doel van de vakantie, de zogenoemde recuperatiefunctie, geen afbreuk wordt gedaan. Eerst toen is overigens ook pas de mogelijkheid gecreëerd afkoop van bovenwettelijke vakantiedagen schriftelijk overeen te komen.

Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter van oordeel is dat het vermogen van X geen aanspraak op uitbetaling van zijn niet opgenomen vakantie-uren bevatte en dat een dergelijke aanspraak dus niet, met zijn overlijden, kan zijn overgegaan op zijn erfgenamen. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat niet gebleken is van een andere (rechts)grond waar die aanspraak op gebaseerd zou kunnen zijn. De vorderingen van de ergenamen zullen dan ook reeds om die reden worden afgewezen. Overige stellingen en weren behoeven gelet daarop geen bespreking meer.

Rb. Assen, sector kanton, Locatie Assen, 17 november 2009, LJN:BK3558Aldus heeft de kantonrechter geoordeeld dat een vordering wegens niet genoten vakantie-uren eerst ontstaat én  invorderbaar wordt vanaf het einde van de arbeidsovereenkomst. Omdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van het overlijden van X en X op dat moment niet meer in leven was, heeft hij geen vordering wegens niet genoten vakantie-uren verkregen. Om die reden kan deze vordering ook niet door vererving op zijn erfgenamen zijn overgegaan. Op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst was er immers geen werknemer meer aan wie op grond van artikel 7:641 lid 1 BW het recht toekomt op uitbetaling van de niet genoten vakantie-uren.

Rb. Assen, sector kanton, Locatie Assen, 17 november 2009, LJN:BK3558

Mocht u hierover meer willen weten, of andere arbeidsrechtelijke vragen hebben, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met onze Arbeidsrecht Advocaat Utrecht, danwel onze Arbeidsrecht Advocaat Dordrecht of onze Arbeidsrecht Advocaat Den Bosch.

Wij horen graag van u!

Bel ons nu tegen lokaal tarief op 030 252 35 20 of maak gebruik van bovenstaande button om uw vraag direct te stellen. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Wilt u ons bezoeken kan ook dat altijd. Onze vestigings adressen zijn de volgende:

Arbeidsrecht Advocaat (Ontslag advocaat) Utrecht:

Stadion Galgenwaard, Herculesplein 213, Utrecht
T: 030 252 35 20
F: 030 251 27 41

Arbeidsrecht Advocaat (Ontslag Advocaat) Dordrecht:

Johan de Wittstraat 39, Dordrecht
T: (078) 614 87 56
F: (078) 613 31 73

Arbeidsrecht Advocaat (Ontslag Advocaat) Den Bosch:

Victorialaan 15, ‘s-Hertogenbosch
T: 073 750 66 80
F: 073 750 66 82

ATM Advocaten heeft de juiste ontslag en arbeidsrecht advocaat voor zowel werkgever als werknemer.