Ziekmelding na ontslagaanvraag bij het UWV staat niet in de weg aan ontbinding arbeidsovereenkomst

Op 18 februari 2022 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over het opzegverbod tijdens ziekte. Het opzegverbod houdt kort gezegd in dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet mag opzeggen tijdens de ziekte van een werknemer, tenzij de ziekte tenminste twee jaren heeft geduurd.

De casus

De werknemer werkt vanaf 2008 als standbouwer bij werkgever. Werkgever ziet zich door het uitbreken van de coronacrisis geconfronteerd met het vrijwel geheel wegvallen van de standbouwactiviteiten. Werkgever heeft in juni 2020 het UWV verzocht om toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Het UWV heeft het verzoek op 1 oktober 2020 afgewezen. Medio oktober 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft werknemer vooralsnog arbeidsongeschikt wegens ziekte geacht. In november 2020 heeft werkgever bij de kantonrechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend op grond van verval van de arbeidsplaats van werknemer (a-grond). Werknemer heeft aangevoerd dat hij ziek was op het moment van het indienen van het verzoekschrift bij de kantonrechter, dat er daarom een ontslagverbod geldt en dat het ontbindingsverzoek om die reden niet kan worden ingewilligd. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af, omdat het opzegverbod uit artikel 7:670 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) naar het oordeel van de kantonrechter in de weg zou staan aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Cassatie in belang der wet

In dit geval heeft geen van de partijen hoger beroep ingesteld. De procureur-generaal heeft cassatie ingesteld in het belang der wet om meer duidelijkheid te krijgen over de reikwijdte van het opzegverbod.

Oordeel Hoge Raad

Volgens de Hoge Raad wijst de tekst van artikel 7:671b lid 2 BW erop dat indien de werknemer ziek is geworden na de indiening bij het UWV van de ontslagaanvraag, dit niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Artikel 7:671b lid 2 BW verwijst immers naar de opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW en volgens artikel 7:670 lid 1 onder b BW is van een opzegverbod tijdens ziekte in een dergelijk geval geen sprake. Deze uitleg strookt met de bedoeling van de wetgever om met de beperking van het opzegverbod mogelijk oneigenlijk gebruik van het opzegverbod tijdens ziekte te ondervangen. Wanneer ziekte, aangevangen in de periode tussen de ontslagaanvraag en het ontbindingsverzoek, in de weg zou staan aan toewijzing van het ontbindingsverzoek, laat dat immers ook ruimte voor ziekmeldingen op oneigenlijke gronden, gericht op afwijzing van het ontbindingsverzoek.

De Hoge Raad oordeelt dat als een werknemer ziek is geworden nadat de werkgever een verzoek om toestemming voor ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden heeft ingediend bij het UWV, maar voordat een verzoek tot ontbinding is gedaan bij de kantonrechter, dit niet in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.

Met deze uitspraak heeft de Hoge Raad meer duidelijkheid gecreëerd wat betreft de reikwijdte van het opzegverbod bij ziekte van de werknemer.

Vindplaats: ECLI:NL:HR:2022:276