Concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd nog mogelijk?

De advocaat-generaal van de Hoge Raad heeft op 11 januari 2019 een heldere uiteenzetting gepresenteerd van aandachtspunten die in ogenschouw moeten worden genomen bij de beoordeling van een concurrentiebeding dat in een contract voor bepaalde tijd is opgenomen. ECLI: NL:PHR:2019:46.

Sinds de invoering van de WWZ luidt de hoofdregel dat een concurrentiebeding (ex artikel 7:653 BW) niet rechtsgeldig opgenomen kan worden in een contract voor bepaalde tijd, tenzij …

De eerste voorwaarde die ingevuld moet worden, heeft betrekking op de motiveringsplicht. De werkgever moet zeer duidelijk en schriftelijk uiteenzetten waarom in deze situatie van de hoofdregel wordt afgeweken. Uit de formulering van het concurrentiebeding moet blijken dat dit beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De motivering dient deugdelijk en afdoende te zijn en zo concreet mogelijk te worden uitgewerkt.

Wat nu echter precies zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zijn, heeft de wetgever niet verduidelijkt. Wel blijkt uit de wetsgeschiedenis dat niet werd gedoeld op het zwaarwichtig bedrijfsbelang zoals genoemd in artikel 7: 613 BW (dat betrekking heeft op het eenzijdig wijzigingsbeding). In de memorie van toelichting is verder, overigens in zeer algemene zin, opgemerkt dat het kan voorkomen dat een tijdelijke werknemer bijvoorbeeld specifieke werkzaamheden verricht, of in een specifieke functie werkzaam is, waarbij het voordeel voor de werkgever bij een concurrentiebeding wel kan opwegen tegen het nadeel van de werknemer.

Voorbeelden van specifieke functies waar de wetgever op doelde, of van specifieke kennis, zijn (helaas) niet gegeven. Aangenomen mag worden aangenomen dat gedoeld is op bij uitstek commerciële functies, of bijzonder vertrouwelijke kennis over de wijze waarop de werkgever in commerciële zin handelt, welke kennis niet bij de concurrent op tafel mag komen. Deze concurrent mag niet door een overstap van de werknemer, op een ongerechtvaardigde wijze voordeel kunnen behalen, welk voordeel er niet was geweest, indien de werknemer niet was overgestapt.

Een nadere beschouwing van deze zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen, impliceert dat deze uiteraard is gekoppeld aan de concurrentiepositie die de werkgever heeft binnen het desbetreffende marktsegment en de wens om deze positie te beschermen. En dat deze is verbonden aan een gerechtvaardigde vrees dat de werknemer, met behulp van specifiek opgedane kennis, ervaring, of opgebouwde goodwill, de concurrentiepositie zou kunnen beschadigen, door een overstap naar deze  concurrent.

In de rechtspraak is nog geen, of weinig nadruk gelegd op een belangenafweging die de wetgever voor ogen heeft gehad bij het opnemen van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd.

Het voordeel voor de werkgever bij het opnemen van een concurrentiebeding kan, zoals hiervoor vermeld,  volgens de wetgever opwegen tegen het nadeel dat de werknemer hiervan heeft. Indien dit voordeel voor de werkgever evident aanwezig is en het nadeel voor de werknemer beperkt zou zijn, bijvoorbeeld omdat aangenomen kan worden dat deze werknemer ook gemakkelijk bij een andersoortige werkgever aan de slag kan gaan na afloop van het contract voor bepaalde tijd, gelet op eerder opgedane werkervaring of kennis, dan zou dit voordeel bij een beoordeling van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd, zwaarder mogen wegen, indien er sprake is van een specifieke functie en/of specifieke kennis en een schriftelijk gemotiveerd beding.