De kolom-beschikking deel II, transitievergoeding bij een lagere functie

In de eerdere blog omtrent de Kolom-beschikking is het recht op een gedeeltelijke transitievergoeding behandeld. In de beschikking van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1617) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een werknemer recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding indien het aantal arbeidsuren substantieel en structureel wordt verminderd. Hierop is de vraag gerezen of een werknemer ook recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding indien de werknemer als gevolg van een herplaatsing in een andere passende functie geen uren verliest, maar er wel in salaris op achteruit gaat. In haar uitspraak van 17 april 2020 heeft Hoge Raad hierover een arrest gewezen.

 

De feiten

De eiser in de zaak was in dienst bij Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond (hierna: SIPOR) als lerares met een aanstelling van 1,0 Fte.  Het salaris wat zij ontving bedroeg € 3.313 bruto per maand. Nadat de werkneemster twee jaar ziek is geweest, is zij door het UWV 48,49% arbeidsongeschikt bevonden. Hierbij oordeelde het UWV dat zij blijvend ongeschikt is voor het werk dat zij verrichtte bij SIPOR. De werkgever heeft vervolgens haar arbeidsovereenkomst ontbonden wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en heeft de werkneemster daarna opnieuw aangesteld in de functie van onderwijsassistente. De nieuwe arbeidsovereenkomst is ingegaan op de dag dat de oude arbeidsovereenkomst is ontbonden en betreft een aanstelling van 0,8 Fte voor onbepaalde tijd. Het salaris voor deze lagere functie is bepaald op € 1.706,40 bruto per maand. Dat is dus bijna de helft van haar aanvankelijke salaris.

In de procedure die hierop volgt eist de werkneemster primair een gedeeltelijke transitievergoeding op grond van het verlies van inkomen door een plaatsing in een lagere functie. Secundair wordt geëist een gedeeltelijke transitievergoeding op grond van het verlies van arbeidsuren. De vorderingen worden door de kantonrechter afgewezen. Het hof wijst de vordering op grond van het verlies van uren vervolgens toe en vraagt aan de Hoge Raad of een verlies van inkomen gelijk gesteld kan worden met een verlies van uren.

 

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat dit niet het geval is. De transitievergoeding is namelijk alleen verschuldigd als de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigt. Beëindiging is volgens de wet alleen mogelijk als de werknemer niet herplaatst kan worden in een andere functie. Herplaatsing is daarmee geen vorm van ontslag maar juist een voorgeschreven vorm om het ontslag te voorkomen. Herplaatsing is ook niet gelijk te trekken met verlies van arbeidsuren. Bij verlies van arbeidsuren is namelijk sprake van een gedeeltelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dan past het binnen het systeem van de wet dat er naar evenredigheid een recht bestaat op een transitievergoeding. Nu er bij herplaatsing geen sprake is van ontslag bestaat er ook geen recht op een transitievergoeding. De  wettelijke regeling is volgens de Hoge Raad dan ook niet bedoeld om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen voor verlies van inkomen om andere redenen dan ontslag.

 

Dat de werkneemster in deze casus eerst is ontslagen en vervolgens is aangesteld in een andere functie doet hier niet aan af. Dit ontslag komt volgens de Hoge Raad op hetzelfde neer als herplaatsing in een andere functie bij dezelfde werkgever door wijziging van de arbeidsovereenkomst zonder dat ontslag is verleend.

 

In de Kolom-beschikking heeft de Hoge Raad het criterium van substantieel urenverlies niet verder toegelicht. In deze beschikking wordt dit recht gezet. Volgens de Hoge Raad moet er een verlies van 20% zijn om tot de conclusie te komen dat het urenverlies structureel is.

Deze uitspraak bevestigt nogmaals dat de transitievergoeding veel problemen met zich mee kan brengen. Het advies is dan ook om contact op te nemen met een specialist voordat een wijziging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt zodat u niet verrassingen komt te staan.