De nieuwe wijzigingen van boek 2 BW

Na een lange formatie wordt er in het recente regeerakkoord van 2021-2025 kort gerefereerd naar de wetswijziging die langzamerhand in zicht komt: per 1 januari 2022 treden er wijzigingen in voor boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het wetsvoorstel is op 28 september 2021 aangenomen en dient met name realisatie van geslachtsevenwicht in het bestuur van bedrijven. Eerder zijn ten behoeve van het geslachtsevenwicht de vervallen artikelen 2:166 BW, 2:276 BW en 2:391 lid 7 BW gebruikt. De oude regeling behelst in het kort een streven dat neerkomt op een 30%-regeling voor het aantal mannen en vrouwen respectievelijk. Indien een vennootschap dit streven niet haalde, kon het simpelweg in een bestuursverslag uitgelegd worden en was daarmee de kous af. Daarom komt nu de redding dat de nieuwe artikelen 2:142b, 2:166 en 2:276 BW betreft. Dit treft in het bijzonder het bestuur van naamloze vennootschappen (boek 2 titel 4) en besloten vennootschappen (boek 2 titel 5.) De wijzigingen worden hier kort uiteengezet:

De eerste wijziging is met name bedoeld voor grote vennootschappen, zoals ook het geval was in de vervallen artikelen 2:166 BW en 2:176 lid 1 BW. Deze worden als het ware herschreven en komen in hernieuwde vorm terug met de wijzigingen in boek 2. Nu wordt voor dit begrip nog gekeken naar artikel 2:397 lid 1 BW, wat erop neerkomt dat het gaat om NV’s en BV’s met een kapitaal boven een bepaalde drempelwaarde. Met de wijzigingen tracht de wetgever grote vennootschappen passende en ambitieuze doelen te laten stellen in het realiseren van het evenwicht tussen man en vrouw in bestuurlijke functies. Dit is de ‘streefcijferregeling’.

Hier is het van belang om een begrip uit te leggen dat in lid 1 van het nieuwe artikel 2:142b BW genoemd wordt. Hier wordt bepaald dat beursvennootschappen aanvullend een ingroeiquotum opgelegd krijgen. Beursvennootschappen zijn “vennootschappen waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de handel op een reglementeerde markt als bedoeld in art. 1:1 van de Wet op het financieel toezicht Nederland”. Een ingroeiquotum betekent dat er een bepaalde verhouding van mannen en vrouwen aanwezig moet zijn in de raad van commissarissen. Het is de bedoeling dat zowel het aantal mannen als vrouwen in de raad van commissarissen tenminste een derde van het totale aantal leden betreft.

Opvallend is dat er, anders dan in de oude regeling, geen percentage voor het evenwicht genoemd wordt. Wel wordt er een verdeling aangehouden, namelijk de één op drie verhouding. Mocht dit in de praktijk moeilijk blijken, ligt de begunstigende oplossing in art. 2:142b lid 1 BW vastgelegd: “Indien het aantal leden van de raad van commissarissen niet door drie deelbaar is, wordt het naastgelegen hogere getal dat wel door drie deelbaar is in aanmerking genomen voor de vaststelling van het aantal leden […]”. Hiermee wordt dus wel ten gunste van de gelijkheid van de vastgestelde verhouding afgeweken, iets dat in individuele gevallen het verschil kan maken.

De wijzigingen van boek 2 zijn meer dwingendrechtelijk en bieden dus twee handvaten voor grote bedrijven om het evenwicht tussen mannen en vrouwen in bestuurlijke functies te bewerkstelligen. Deze handvaten worden voor grote vennootschappen ‘streefcijferregeling’ genoemd. Aanvullend is er voor de beursvennootschappen de ‘ingroeiquotum’ die men moet pogen te realiseren. Er is alleen géén sactie opgenomen in de wet ingeval er niet aan de ingroeiquotum en streefcijferregeling voldaan wordt. De effectiviteit valt daarom te betwisten, maar de tijd zal het leren.