Gerechtshof Den Bosch 7 september 2017 (Beschermingsbewind en WSNP)
Gerechtshof Den Bosch 7 september 2017 (Beschermingsbewind en WSNP)
In deze zaak ging het om de vraag of een (beschermings)bewindvoerder om toepassing van de schuldsaneringsregeling mag verzoeken (ten aanzien van de onder bewind gestelde).
Eind 2014 is mevrouw onder beschermingsbewind gesteld. Zij heeft verzocht om toe te worden gelaten tot de WSNP. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat onduidelijk was hoe hoog de schuldenlast is (hierover werden in de procedure namelijk verschillende verklaringen afgegeven) en op basis van welke schulden het minnelijk traject is gevoerd. De bewindvoerder en de vrouw hebben vervolgens hoger beroep ingesteld.
Het Hof verklaarde de bewindvoerder niet ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep. Het Hof verwees in dit kader naar een uitspraak van de Hoge Raad waarin deze heeft geoordeeld dat een verzoek tot toelating tot de WSNP niet als een daad van beheer noch als een daad van beschikking kan worden beschouwd (waartoe de bewindvoerder op grond van artikel 1:438 lid 1 en 2 BW bevoegd is namens de onder bewind gestelde). Volgens het Hof betekende dit dat de bewindvoerder de vrouw niet kan of mag vertegenwoordigen in het hoger beroep tegen de afwijzing van de rechtbank. Hiernaast was het volgens het Hof ook niet zo dat de onder bewind gestelde het hoger beroep of verzoek alleen samen met de bewindvoerder kon of mocht instellen.
Uit deze uitspraak kan geconcludeerd worden dat de bewindvoerder niet bevoegd is om toepassing van de schuldsanering te verzoeken namens de onder bewind gestelde.