Vaccinatiebewijs voor bedrijven in de horeca

De Commissie Ethiek en recht van de Gezondheidsraad is begin februari, op verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met een advies gekomen omtrent de juridische en ethische vraagstukken die het COVID-19 vaccin met zich meebrengen. De overheid doelt door middel van de vaccinatiestrategie op groepsimmuniteit. Hiervoor moeten echter wel genoeg mensen bereid zijn zich te laten vaccineren. Op dit moment twijfelt nog een kwart van de Nederlanders om zich te laten vaccineren. Dit is onder andere omdat mensen het vaccin nog niet vertrouwen of vanwege principiële levensbeschouwelijke opvattingen.

Een ding is duidelijk: de overheid kan niemand op grond van de Wet publieke gezondheid dwingen tot vaccinatie. Private partijen kunnen daarentegen wel overgaan op ‘drang’. Volgens de Gezondheidsraad is van drang sprake ‘wanneer iemands beslissingsruimte wordt ingeperkt of zodanig wordt beïnvloed dat diegene feitelijk minder keuzevrijheid heeft.’ Drang is, als maatregel om het vaccinatieprogramma te stimuleren, enkel toegestaan indien er een rechtvaardiging voor bestaat. Indien er geen rechtvaardiging voor deze maatregel is, kan er namelijk een inbreuk ontstaan op de grondrechten. Voor de overheid bestaat er daarom een positieve verplichting tot het waarborgen van de grondrechten. Deze verplichting geldt zowel bij de verticale als horizontale werking van de grondrechten. De verticale werking ziet op de relatie tussen burgers en de overheid, en de horizontale werking ziet op de relaties van burgers en private partijen onderling. De Gezondheidsraad heeft in haar advies bepaald dat private partijen bij de inzet van vaccinatiebewijzen hetzelfde juridisch-ethische kader moeten gebruiken als de overheid.

Private partijen mogen eisen stellen tot de toegang van hun diensten zolang deze niet in strijd zijn met het discriminatieverbod, de Algemene wet gelijke behandeling en de privacywetgeving. Daarnaast moeten de vaccinatiebewijzen effectief en noodzakelijk voor het bereiken van de beoogde doelstelling. Er moet sprake zijn van een duidelijke relatie tussen het beoogde doel en de noodzakelijkheid van het vaccinatiebewijs, waarbij de mate waarin het virus in de samenleving circuleert een grote rol speelt. De vaccinatiebewijzen moeten ook voldoen aan de proportionaliteit en de subsidiariteit. De proportionaliteit kenmerkt zich doordat de voordelen van de maatregel voldoende moeten opwegen tegen de inbreuk die de maatregel maakt op (grond)rechten, vrijheden en belangen van mensen. De subsidiariteit kenmerkt zich daarentegen doordat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar mogen zijn om hetzelfde doel te bereiken. Of de inzet van een vaccinatiebewijs gerechtvaardigd is, zal per situatie worden beoordeeld.

Alleen als wordt voldaan aan dit juridisch-ethische kader kunnen horeca en bedrijven rechtmatig vaccinatiebewijzen inzetten en iemand de toegang tot hun diensten ontzeggen indien hij/zij geen vaccinatiebewijs kan laten zien. De inzet mag echter niet leiden tot ongerechtvaardigde uitsluiting en discriminatie. Daarnaast is het aan de overheid om te beoordelen of private partijen voldoen aan de voorwaarden en binnen de (grond)wettelijke kaders blijven. Indien er sprake is van een inbreuk mag de overheid ingrijpen.