Wanneer is de maatstaf van een ‘persoonlijk ernstig verwijt’ als voorwaarde voor het aansprakelijk stellen van bestuurders van beroepsvennootschappen door derden vereist?

Spaanse Villa
De Hoge Raad heeft met zijn bewoording in het arrest Spaanse Villa onbedoeld een discussie aangewakkerd met betrekking tot de bovenstaande vraag. In het arrest Spaanse Villa heeft de Hoge Raad bepaald dat voor het aansprakelijk stellen van bestuurders door derden niet in elk afzonderlijk geval gebruik gemaakt dient te worden van het vereiste van een ‘ernstig verwijt’. De Hoge Raad heeft in dit arrest gebruik gemaakt van de term ‘bestuurder’, terwijl het in casu ging om een bestuurder die handelde in de hoedanigheid van een beroepsbeoefenaar, namelijk als makelaar. Bij veel juristen rees daarom de vraag wanneer sprake diende te zijn van de ernstigverwijtmaatstaf bij het extern aansprakelijk stellen van bestuurders. De Hoge Raad leek in het arrest Spaanse Villa het criterium voor externe bestuurdersaansprakelijkheid te verlichten.

De eis van een ernstig verwijt
Voor het aansprakelijk stellen van bestuurders door derden wordt gebruik gemaakt van artikel 6:162 BW, de onrechtmatige daad. Hierbij is vereist dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. De eis van een persoonlijk ernstig verwijt gold eerst alleen voor het intern aansprakelijk stellen van bestuurders ex artikel 2:9 BW, maar dit is overgenomen voor het extern aansprakelijk stellen van bestuurders. Voor het extern aansprakelijk stellen van bestuurders geldt dus een zwaardere toets dan gebruikelijk is bij artikel 6:162 BW, aangezien er normaal geen sprake dient te zijn van een ernstig verwijt.

Reactie van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de twijfel omtrent dit vraagstuk weggenomen in vergelijkbare arresten met het Spaanse Villa arrest. In het arrest Hezemans Air is ten eerste de term ‘bestuurder’ vervangen door de term ‘betrokkene’. Daarnaast heeft de Hoge Raad aangegeven dat er in Spaanse Villa geen sprake was van het handelen als bestuurder, maar van handelen als beroepsbeoefenaar.

Bestuurder of beroepsbeoefenaar
De vraag of het handelen van een bestuurder binnen de hoedanigheid van bestuurder of binnen de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar valt, dient bepaald te worden aan de hand van de bestuurlijke taakvervulling. Er dient sprake te zijn van een inhoudelijk verband tussen het onrechtmatig handelen en de bestuurstaak van de bestuurder. Is dit verband niet aanwezig, zal het handelen niet gekwalificeerd worden als het handelen in de hoedanigheid van bestuurder. De vraag of het handelen van de bestuurder binnen zijn bestuurstaak valt, verschilt per geval. Het is een open norm die niet in elk geval gemakkelijk te bepalen is.

Conclusie
De vraag wanneer de maatstaf van een ‘persoonlijk ernstig verwijt’ als voorwaarde voor het aansprakelijk stellen van bestuurders van beroepsvennootschappen door derden vereist is, dient als volgt beantwoord te worden: bij het aansprakelijk stellen van bestuurders door derden, dient gebruik gemaakt te worden van de ernstigverwijtmaatstaf, indien er sprake is van handelen in de hoedanigheid van bestuurder. Handelt de bestuurder in de hoedanigheid van beroepsbeoefenaar, zoals bijvoorbeeld een makelaar, dient er geen sprake te zijn van de ernstigverwijtmaatstaf en is de ‘betrokkene’ aansprakelijk op grond van de ‘gewone’ onrechtmatige daad. In dergelijke gevallen is er geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid, maar van aansprakelijkheid van een beroepsbeoefenaar.