Wordt een artificiële creatie beschermd door het auteursrecht?

Artificiële intelligentie, ook wel AI genoemd, is de afgelopen jaren steeds meer in het nieuws. De mogelijkheden en capaciteiten van deze zelflerende systemen nemen in rap tempo toe, waardoor juristen in verschillende rechtsgebieden te maken krijgen met nieuwe, uitdagende vragen. Ook binnen het auteursrecht staat men voor een dilemma. Er wordt vaak aangenomen dat een voortbrengsel, gecreëerd door een AI met creatief vermogen, niet in aanmerking komt voor het auteursrecht. AI is vaak verwerkt in machines dus is er geen sprake van de nu nog vereiste menselijke arbeid. Steeds meer juristen en hoogleraren zijn echter van mening dat de werken afkomstig van AI vatbaar zijn voor de bescherming van het auteursrecht, zoals volgt de Auteurswet. In deze blog gaan wij daarom in op de volgende vragen: wat houdt het auteursrecht precies in? En kan een AI rechthebbende zijn?

Het auteursrecht

Het auteursrecht omvat volgens artikel 1 van de Auteurswet het “uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.” De maker, vaak de schepper van het materiële object, komt dus een exclusief exploitatierecht toe. De wet kent daarnaast enkele belangrijke uitzonderingen zoals opereren in dienstverband. In dat geval geldt de werkgever als maker van het werk. Maar wat is een werk in de zin van de Auteurswet? De Auteurswet geeft een opsomming: onder meer boeken, toneelwerken, fotografische en filmwerken worden aangemerkt als een werk. In jurisprudentie is daarnaast bepaald dat een werk een eigen oorspronkelijk karakter dient te bezitten en de persoonlijke stempel van de maker moet dragen. Het werk moet het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes, ook wel een voortbrengsel van de menselijke geest. Tevens moet, in het geval van AI, het werk in ‘output’ worden uitgedrukt. Deze ‘output’ omvat het door AI gecreëerde voortbrengsel in de vorm van een (eind)product.

 AI als rechthebbende?

De vraag of AI kan worden aangemerkt als rechthebbende kan bondig worden beantwoord: AI-systemen bezitten op dit moment geen rechtspersoonlijkheid en zullen dit voorlopig ook niet krijgen. AI-systemen kunnen dus niet worden aangemerkt als rechthebbende. De persoon achter het werk kan daarentegen wél als auteursrechthebbende worden aangemerkt indien zij voldoende creatief hebben bijgedragen aan de output van de AI. Zelden zal een door AI gegenereerd eindproduct direct te gebruiken zijn voor (commercieel) gebruik. In veel gevallen zal de mens de laatste wijzigingen moeten toepassen aan het eindproduct. Het auteursrecht komt in deze gevallen dus toe aan de gebruiker, en niet de ontwikkelaar van het AI-systeem.

In de praktijk loopt de toekenning van het auteursrecht aan AI spaak op het originaliteitsvereiste. Dit vereiste ziet op het eerder benoemde eigen oorspronkelijke karakter en de persoonlijke stempel van de maker op een werk. De werken zijn immers niet door menselijke arbeid tot stand gekomen en zijn dus geen voortbrengsel van de menselijke geest. AI en andere ‘deep-learning’-systemen (waarbij de mens helemaal geen input meer zal hebben) zullen in de toekomst echter een steeds grotere rol gaan spelen in de maatschappij. Om dit probleem te verhelpen wordt, naast het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan AI, steeds vaker gepleit voor het verwerpen van de originaliteitstoets. De nieuwe toets zal plaats moeten vinden op basis van het uiteindelijke werk in plaats van de wijze van creatie, waardoor ook door AI gecreëerde werken kunnen vallen onder de reikwijdte van de Auteurswet. De menselijkheidseis zal vervallen waardoor de beschermingsomvang van de Auteurswet zal toenemen.