Auteursrecht en slaafse nabootsing

Hebt u met betrekking tot auteursrecht en/of slaafse nabootsing vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met onze auteursrecht advocaten. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Auteursrecht

Het auteursrecht beschermt alleen duidelijk afgebakende rechtsobjecten. De werken die het auteursrecht beschermt moeten een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker bezitten, maar moeten vóór alles goed afgebakend zijn. Die afbakening is belangrijk; alleen al met het oog op de rechtszekerheid.

Slaafse nabootsing

De woorden “slaafse nabootsing” zoals de betekenis daarvan zich in de jurisprudentie heeft ontwikkeld, zien op verwarring stichten bij het relevante publiek door het nabootsen op punten waar dat voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product niet nodig is. Het ‘slaafs’ nabootsten van een (stoffelijk) product dat niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom staat in beginsel vrij, maar wordt onrechtmatig (art. 6:162 BW) wanneer nodeloos verwarringsgevaar wordt veroorzaakt.

(Slechts) nabootsing op punten die voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid niét van belang zijn, en die aanleiding kon geven tot verwarring bij het publiek, kan leiden tot het oordeel dat onrechtmatig werd gehandeld. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad is de nabootsing alleen dan ongeoorloofd, indien de ‘nabootser’ zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en door dit na te laten verwarring sticht.

Aan deze rechtspraak, die geldt sinds het arrest Hyster Karry Krane van 1953, ligt het in de rechtsliteratuur zo genoemde ethisch-sociale vrijheidsbeginsel ten grondslag. De Hoge Raad overwoog in dit (standaard)arrest dat het aan een ieder moet vrijstaan om aan zijn industriële producten een zo groot mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid te geven, zodat het niet verboden is om te dien einde, ten eigen voordele en mogelijk tot nadeel van een concurrent, van in diens producten geopenbaarde resultaten van inspanning, inzicht of kennis gebruik te maken, zelfs wanneer enkel tengevolge van dat gebruik maken tussen het eigen product en dat van de concurrent bij het publiek verwarring mocht ontstaan.

Om tegen (onnodig verwarringwekkende (slaafse)) nabootsing te worden beschermd, moet het product een zeker onderscheidend vermogen, een eigen plaats op de markt hebben (zonder dat het product nieuw of oorspronkelijk of door de eisende concurrent zelf ontworpen behoeft te zijn).Voor de beoordeling van het verwarringsgevaar is het uitgangspunt de totale indruk, die bepalend is voor elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek, dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet.

De bij de nabootsing in acht te nemen zorgvuldigheid eist niet dat het (beweerdelijk) nagebootste product van dat van de concurrent op alle punten verschilt waarop dat mogelijk zou zijn zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen, doch brengt wel de verplichting mee om bij de nabootsing alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten de kans op verwarring ontstaat of wordt vergroot. De mogelijkheid om een andere weg in te slaan, zonder daarmee afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van het product, brengt dan tevens de verplichting mee dit te doen.

(De gewenste) standaardisatie

Onder omstandigheden kan bij afnemers van de producten behoefte bestaan aan standaardisatie.

De deugdelijkheid en bruikbaarheid van een product dienen niet alleen te worden verstaan in technisch/functionele zin, maar ook in economisch opzicht, in die zin dat onder de afnemers bepaalde behoeften en wensen kunnen bestaan met betrekking tot een uniforme maatvoering en verdere vormgeving. Ook deze behoefte aan standaardisatie kan onder omstandigheden een rechtvaardiging zijn voor het slaafs (verwarringwekkend) nabootsen van een product (zie o.m. HR 30 oktober 1998, NJ 1999, 84 – Layher/Assco).

Het hierop betrekking hebbende standaardarrest dateert van 1970. Het ging om een bepaald model klerenhangers van Tomado, welk model een grote afnemer van klerenhangers, werd voorgeschreven aan haar confectioneurs, die deze klerenhanger ook gingen gebruiken voor hun leveringen aan andere afnemers. Hoewel in elk geval een minderheid van de confectioneurs andere modellen klerenhangers bleef gebruiken, bracht Hazenveld klerenhangers op de markt, die ‘qua uiterlijk, vorm en maten, de maten van de inkepingen, de versterkingsribben, de materiaaldikten, de sluitingen en de knikken, enz., identiek zijn aan Tomado’s artikelen, en slechts daarvan afwijken in enkele onbetekenende details’.

Ten aanzien van de (on)rechtmatigheid van de nabootsing overwoog de Hoge Raad:
dat waar de bruikbaarheid van een produkt voor een belangrijk deel wordt bepaald door de wensen en behoeften van degenen voor wie het bestemd is, nabootsing van het produkt van een ander, voor zover zij nodig is om tegemoet te komen aan bij een deel van de afnemers bestaande wensen ten aanzien van het uiterlijk of eigenschappen van het produkt – daaronder begrepen de wensen die verband houden met de behoefte aan standaardisatie (…) – op zichzelf genomen niet onrechtmatig is jegens de fabrikant van het nagebootste produkt mits de nabootsing niet in strijd komt met enig wetsvoorschrift, zulks ook al zou die nabootsing verwarring omtrent de herkomst van het produkt kunnen wekken;
dat (…) het voorgaande ook geldt indien (…) een niet te verwaarlozen groep afnemers geen behoefte heeft aan een zodanige standaardisatie; dat hierdoor immers niet wordt uitgesloten, dat Hazenveld een redelijk belang heeft bij dat deel van de markt voor klerenhangers, waar een standaardisatie overeenkomstig het Tomadomodel wel wordt gewenst;

Indien de verwisselbaarheid de deugdelijkheid en bruikbaarheid mede bepaalt en een deel van de markt deze verwisselbaarheid wenst, is de slaafse nabootsing van die producten gerechtvaardigd, ook al valt er verwarring omtrent de herkomst van de producten te duchten.

Voor de vraag naar de onrechtmatigheid van de nabootsing achtte de Hoge Raad in genoemde uitspraak niet van belang dat het oorspronkelijke product buiten de wens en medewerking van de fabrikant als standaardmodel op de markt is gaan gelden.

Stijl of methode volgens welke een werk is gemaakt

Zoals reeds de revue gepasseerd in het voorgaande moeten de werken die het auteursrecht beschermt een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker bezitten, maar vóór alles goed afgebakend zijn. De stijl waarin, of methode volgens welke, een werk is gemaakt, zijn op zich genomen geen object van bescherming.

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt het gebruik van hetzelfde materiaal, het bewerken daarvan volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode, of het volgen van dezelfde stijl, nog niet mee dat sprake is van nabootsing van een werk als bedoeld in art. 13 Aw (HR 28 juni 1946, NJ 1946/712, vgl. voorts HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546). De Auteurswet geeft geen exclusief recht aan degene die volgens een – hem kenmerkende – stijl werkt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen.

Tegen deze achtergrond laat het recht geen ruimte voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van art. 6:162 BW (onrechtmatige daad) tegen zogenoemde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen. Dit sluit niet uit dat slaafse nabootsing van een, stijl of van stijlkenmerken onder bijkomende omstandigheden onrechtmatig kan zijn, maar daartoe is niet toereikend dat die nabootsing nodeloos is en bij het publiek verwarring wekt. (bron:www.rechtspraak.nl)