Zorgplicht kredietverstrekker en gevolgen niet inachtneming daarvan

De zaak die hier wordt besproken draait om (a) de zorgverplichting die een kredietverstrekker in acht dient te nemen om onderzoek te verrichten of de kredietnemer zich een lening kan kunnen veroorloven en indien blijkt dat dit niet het geval is, te adviseren de overeenkomst niet aan te gaan en (b) de gevolgen daarvan indien deze zorgplicht niet in acht wordt genomen.

Op de kredietverstrekker rust de verplichting om de kredietnemer te informeren over de gevolgen van het aangaan van de kredietovereenkomst en over de daaruit voor de kredietnemer voortvloeiende risico’s. De omvang van deze zorgplicht is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de deskundigheid en ervaring van de kredietnemer en de ingewikkeldheid en risico’s van het kredietproduct. Daarnaast rust op de kredietverlener de verplichting om na te gaan of de kredietnemer voldoende kredietwaardig is. Is hiervan geen sprake dan dient de kredietverlener te adviseren de overeenkomst niet aan te gaan.

In deze zaak draait het om een krediet dat eenvoudig van aard is. Het betreft een persoonlijke lening, waarbij een afgebakend bedrag in vaste maandelijkse termijnen dient te worden afbetaald. Door de kredietnemer werd aangevoerd dat het haar niet duidelijk was dat ze door middel van ondertekening geld leende voor de aankoop van de auto. Haar vriend regelde alles. Kredietnemer zelf had slechts haar handtekening gezet.

Kredietnemer had aangegeven dat zij een inkomen heeft van € 1.830,00 per maand, waardoor kredietverstrekker er van uitging dat kredietnemer zich het krediet kon veroorloven. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat door kredietverstrekker niet nader is onderzocht of kredietnemer voldoende kredietwaardig was. Dit klemt temeer nu kredietnemer die dag niet één, maar twee kredieten voor een ongeveer even hoog bedrag heeft afgesloten bij kredietverstrekker.
Dat het voor het verstrekken van het krediet op grond van het Afm-beleid voldoende is dat de kredietnemer heeft verklaard dat de door haar aangedragen gegevens juist zijn en dat zij de maandelijkse aflossingen kan betalen, zoals door kredietverstrekker is aangevoerd, is niet gebleken. De kredietverstrekker heeft hiertoe geen enkel stuk overgelegd.

Bovendien is door de kredietverstrekker ter comparitie verklaard dat zij de aan haar verstrekte gegevens dient te controleren alvorens een krediet te verstekken. Door enig onderzoek te verrichten had de kredietverstrekker echter duidelijk moeten zijn geworden dat kredietnemer zich twee van dergelijke leningen niet zou kunnen veroorloven en had zij geadviseerd moeten worden de overeenkomst niet aan te gaan. Zonder onderzoek had bovendien voor de kredietverstrekker al bij het sluiten van de overeenkomsten duidelijk kunnen zijn dat niet de kredietnemer maar haar vriend ging profiteren van het krediet. Dat had naar het oordeel van de kantonrechter een reden te meer moeten zijn voor kredietverstrekker tot nader onderzoek, wat zij heeft nagelaten.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de kredietverstrekker tekort is geschoten in haar zorgverplichtingen.

Vervolgens is de vraag welke gevolgen dit heeft voor de vordering van kredietverstrekker op kredietnemer. De kantonrechter is van oordeel dat niet tot nietigheid of vernietigbaarheid besloten kan worden. Daarvoor heeft de kredietnemer onvoldoende aangevoerd. Vast staat dat het krediet is aangewend ten bate van de vriend van de kredietnemer (aankoop auto). Onder deze omstandigheden komt toewijzing van de geldelijke vordering van kredietverstrekker in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Deze vordering wordt om die reden afgewezen.

De vordering tot teruggave van de auto zal in zoverre worden toegewezen dat kredietnemer anders dan financieel moet meewerken – voorover in haar macht – aan het kunnen terughalen door kredietverstrekker van de auto van Schiphol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 573045 \ CV EXPL 13-438
Vonnis van 9 januari 2014
[…]
1 De vaststaande feiten
1.1
Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2
[gedaagde] is geboren in [land] en woont sedert enige jaren in Nederland. Tussen [A]. (hierna: [A]) en [gedaagde] is een overeenkomst gesloten met betrekking tot persoonlijke geldlening, onder nummer [nummer], waarvan op 29 juli 2011 een onderhandse akte is opgemaakt. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [A] van toepassing. [B] (hierna: [B]) is namens [A] bemiddelaar in deze overeenkomst.
1.3
Op grond van deze overeenkomst heeft [A] een lening verschaft aan [gedaagde] tot een maximumbedrag van € 3.950,00. Al hetgeen door [A] in verbruikleen is verstrekt aan [gedaagde] diende door haar te worden terugbetaald in maandelijkse termijnen van € 99,35.
1.4
Daarnaast heeft [gedaagde] een ‘verzoek en machtiging tot uitbetaling’ en een ‘verklaring omtrent juistheid gegevens’ ondertekend.
1.5
Tot zekerheid is een pandakte opgemaakt waarbij een pandrecht aan [A] is verleend op een BMW, type 316i Business, bouwjaar 2000 met kenteken [kenteken] en chassisnummer [nummer]. Deze automobiel is door [B] geleverd.
1.6
Gelijktijdig heeft [gedaagde] op gelijke wijze eenzelfde soort persoonlijke lening afgesloten waarvoor eveneens een door [B] te leveren automobiel in onderpand is verstrekt. De daaruit voortvloeiende vordering maakt [A] niet in de onderhavige procedure aanhangig.
1.7
De vordering van [A] is op 1 juli 2012 door haar aan [eiseres] gecedeerd.
1.8
Per 23 november 2012 bedraagt het aan [gedaagde] verstrekte kredietsaldo inclusief kredietvergoeding € 3.445,32.
1.9
Op 3 november 2011 heeft [gedaagde] aangifte gedaan bij de politie van oplichting. Op 10 februari 2012 heeft [gedaagde] een aanvullende verklaring afgelegd, waarin zij (zakelijke weergegeven) heeft verklaard dat zij onder druk van een zekere [C] een bedrijf moest beginnen alsmede auto’s en telefoonabonnementen most aanschaffen.
1.10
Bij brief van 31 januari 2012 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan [A] te kennen gegeven dat [gedaagde] onder dreiging van geweld, dan wel dwang, gedwongen werd twee auto’s, waaronder de BMW, aan te schaffen.
1.11
De BMW is op enig moment op Schiphol in beslag genomen. Bij e-mail van 6 februari 2012 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan [A] medegedeeld dat de auto door haar op Schiphol kan worden opgehaald.
2 De vordering
2.1
[eiseres] vordert [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
1. om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de som van € 3.468,83, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding, althans vertragingsvergoeding, althans de wettelijke rente, over een bedrag van € 3.445,32, vanaf 19 december 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening en tevens met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] daaronder begrepen;
2. om onmiddellijk, nadat het ten deze te wijzen vonnis aan [gedaagde] zal zijn betekend, de BMW af te geven, met machtiging van [eiseres] om bij gebreke hiervan zelf, met behulp van de sterke arm, deze afgifte te bewerkstelligen en terug te (doen) nemen, met bepaling dat na terugname door [eiseres] de waarde van de BMW zal worden vastgesteld door een objectieve deskundige taxateur, en de aldus vastgestelde waarde, dan wel de werkelijke opbrengst van de BMW na verkoop daarvan door [eiseres], in mindering zal strekken op hetgeen door [gedaagde] verschuldigd is aan [eiseres] overeenkomstig het onder sub A. gestelde;
3. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] daaronder begrepen.
3. Het standpunt van [eiseres]
3.2
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de voldoening van de maandelijkse termijnen van de lening. Daarop heeft [eiseres], ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden, het restant verschuldigde in zijn geheel ineens van [gedaagde] gevorderd. [gedaagde] heeft dit niet voldaan. De geldende termijn (artikel 6:89 BW) om zich op een gebrek in prestatie te beroepen is verlopen.
4 Het standpunt van [gedaagde]
4.1
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en verder dat de overeenkomst nietig, dan wel vernietigbaar is doordat [A] ernstig tekort is geschoten met betrekking tot de door haar te hanteren bijzondere zorgplicht jegens [gedaagde], terwijl [gedaagde] niet de wil bezat om een overeenkomst tot stand te brengen. [gedaagde] heeft de kantonrechter derhalve verzocht een verklaring voor recht af te geven dat de kredietovereenkomst geacht wordt niet te bestaan.
5 Beoordeling
5.1
Ter comparitie heeft [gedaagde] erkend dat zij de overeenkomst met betrekking tot de persoonlijke lening heeft ondertekend. Zij heeft echter aangevoerd dat [A] is tekort geschoten in haar zorgplicht jegens [gedaagde]. De kantonrechter is als volgt van oordeel.
5.2
In de overeenkomst is de autoverkoper, [B], zowel de leverancier van de automobielen als de bemiddelaar voor het financiële product. Bepaald is in de overeenkomst dat: ‘Bemiddelaar handelt als verbonden of vrijgestelde bemiddelaar, dan wel als vergunninghouder in de zin van de Wet op het Financieel Toezicht (Wft).’ Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit dat de autoverkoper in deze de vertegenwoordiger is van de kredietgever, zijnde [A].
5.3
Op [A] rustte als kredietverstrekker de verplichting om de kredietnemer, [gedaagde], te informeren over de gevolgen van het aangaan van de kredietovereenkomst en over de daaruit voor de kredietnemer voortvloeiende risico’s. De omvang van deze zorgplicht is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de deskundigheid en ervaring van de kredietnemer en de ingewikkeldheid en risico’s van het kredietproduct. Daarnaast rust op de kredietverlener de verplichting om na te gaan of de kredietnemer voldoende kredietwaardig is. Is hiervan geen sprake dan dient de kredietverlener te adviseren de overeenkomst niet aan te gaan.
5.4
Allereerst overweegt de kantonrechter dat het aan [gedaagde] verstrekte krediet eenvoudig van aard is. Het betreft namelijk een persoonlijke lening, waarbij een afgebakend bedrag in vaste maandelijkse termijnen dient te worden afbetaald. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat het haar niet duidelijk was dat ze door middel van ondertekening geld leende voor de aankoop van de auto. [C], de “vriend” van [gedaagde] regelde alles. [gedaagde] zelf heeft slechts haar handtekening gezet, aldus [gedaagde].
5.5
[eiseres] heeft niet betwist dat de vriend van [gedaagde] het woord heeft gevoerd bij [B] bij het afsluiten van de koopovereenkomsten voor beide auto’s en de in verband daarmee gesloten kredietovereenkomsten. [gedaagde] had aangegeven dat zij een inkomen had van € 1.830,00 per maand, waardoor [A] er van uitging dat [gedaagde] zich het krediet kon veroorloven, aldus [eiseres]. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat door [A] niet nader is onderzocht of [gedaagde] voldoende kredietwaardig was. Dit klemt temeer nu [gedaagde] die dag niet één, maar twee kredieten voor een ongeveer even hoog bedrag heeft afgesloten bij [A]. Dat het voor het verstrekken van het krediet op grond van het Afm-beleid voldoende is dat de kredietnemer heeft verklaard dat de door haar aangedragen gegevens juist zijn en dat zij de maandelijkse aflossingen kan betalen, zoals door [eiseres] is aangevoerd, is niet gebleken. [eiseres] heeft hiertoe geen enkel stuk overgelegd. Bovendien is door [eiseres] ter comparitie verklaard dat de kredietverstrekker de aan haar verstrekte gegevens dient te controleren alvorens een krediet te verstekken. Door enig onderzoek te verrichten was het voor [A] duidelijk geworden dat [gedaagde] zich twee van dergelijke leningen niet zou kunnen veroorloven en had zij geadviseerd moeten worden de overeenkomst niet aan te gaan. Zonder onderzoek had voor [A] al bij het sluiten van de overeenkomsten duidelijk kunnen zijn dat niet [gedaagde] maar “vriend” [C] ging profiteren van èn de automobielen èn de afgesloten kredieten. Dat had naar het oordeel van de kantonrechter een reden te meer moeten zijn voor [A] tot nader onderzoek, wat zij heeft nagelaten.
5.6
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de rechtsvoorgangster van [eiseres] tekort is geschoten in haar zorgverplichtingen. Vervolgens is de vraag welke gevolgen dit heeft voor de vordering van [eiseres] op [gedaagde]. De kantonrechter is van oordeel dat niet tot nietigheid of vernietigbaarheid besloten kan worden. Daarvoor heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd. Vast staat dat de automobielen niet in bezit van [gedaagde] zijn gekomen. Zij was ook niet in het bezit van een rijbewijs. De auto’s zijn meteen in de macht van “vriend” [C] gekomen. De kredieten zijn volledig aangewend voor de koopsom van beide auto’s. Onder de geschetste omstandigheden komt toewijzing van de geldelijke vordering van [eiseres] in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Deze zal worden afgewezen.
De vordering tot teruggave van de auto zal in zoverre worden toegewezen dat [gedaagde] anders dan financieel moet meewerken – voorover in haar macht – aan het kunnen terughalen door [eiseres] van de auto van Schiphol.
5.7
Omdat [eiseres] de procedure grotendeels verliest zal zij worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de kant van [eiseres].
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] te gehengen en gedogen dat [eiseres] het pandobject terugneemt en waar nodig daar haar medewerking, anders dan financieel, aan te verlenen;
wijst de vordering van [eiseres] voor het overige af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure gevallen aan de kant van [gedaagde] die de kantonrechter begroot op € 350,00 voor het salaris van de gemachtigde.