Collectief ontslag – ontbinding kantorechter

Ontbinding afgewezen in kader collectief ontslag, na eerdere weigering van UWV WERKbedrijf. Integrale toetsing van de betrokken belangen. Belang werkgever sterk gerelativeerd; belang werknemer weegt zwaarder, temeer nu het verzoek overhaast is ingediend. De kantonrechter onderschrijft het standpunt dat een collectief ontslag bij voorkeur aan het UWV moet worden voorgelegd, aangezien die instantie beter is toegerust om een collectief ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen (bedrijfseconomische omstandigheden) te toetsen. Dat geldt des te meer in deze zaak, waar het UWV eerder toestemming voor een collectief ontslag heeft onthouden, omdat de daartoe overgelegde bedrijfseconomische gegevens te summier waren. Anderzijds heeft nu eenmaal te gelden dat werkgever op basis van art. 7:685, lid 1, BW te allen tijde bevoegd is een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in te dienen. Dat geldt ook wanneer dat gebeurt in het kader van een collectief ontslag. De werknemers mogen echter niet de dupe worden van het feit dat werkgever heeft gekozen voor individuele ontbindingsprocedures voor kantonrechters in diverse rechtbanken. Dat is aanleiding om bij de beoordeling van het verzoek zeer behoedzaam te werk te gaan.

Voor direct advies en bijstand met betrekking tot collectief ontslag wegens bedrijfseconomische redenen kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton

Locatie Middelburg

zaak/repnr.: 145800 / 06-2931

beschikking van de kantonrechter d.d. 1 februari 2007

inzake

de besloten vennootschap
CAB Civiel B.V.,
statutair gevestigd te Gouda,
verzoekende partij,
verder te noemen: CAB Civiel,
gemachtigde: mr. X,

t e g e n :

[verweerder],
wonende te [woon[plaats],
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. Y.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
– verzoekschrift, ingediend op 4 december 2006,
– verweerschrift,
– mondelinge behandeling van 11 januari 2007.

de beoordeling van de zaak

1.1 CAB Civiel is een 100% dochteronderneming van de Koninklijke CAB Groep N.V. en is actief in de beton-, water- en industriebouw. CAB Civiel heeft thans circa 957 werkn-mers.

1.2. Eind 2005 heeft CAB Civiel het voornemen opgevat om tot collectief ontslag van 58 bouwplaatsmedewerkers over te gaan. Overleg met de bonden heeft geleid tot een Sociaal Plan d.d. 24 februari 2006. Overleg met de ondernemingsraad heeft geleid tot een aanvulling op dit Sociaal Plan, die aan de bonden is bevestigd bij brief d.d. 15 maart 2006. De ondernemingsraad heeft op 20 maart 2006 positief geadviseerd.

1.3. Op 30 maart 2006 heeft CAB Civiel de ontslagaanvraag ingediend. Na tegenspraak van individuele werknemers heeft het UWV op 26 juli 2006 de ontslagvergunning geweigerd op onder meer de volgende overwegingen:
De overgelegde bedrijfseconomische gegevens, die in zijn totaliteit een halve pagina beslaan, worden als te summier beoordeeld om een dergelijke omvangrijke ingreep in het personeelsbestand te kunnen rechtvaardigen. …
Uit de door werkgever verstrekte gegevens is echter noch voor mij noch voor de leden van de Ontslagadviescommissie goed zicht te verkrijgen of het nu een tijdelijke of een structurele dip in de orderportefeuille betreft en hoe omvangrijk die teruggang in de orders nu exact is. Evenmin is te doorzien wat precies de omvang is van nieuw verkregen opdrachten en wat voor gevolgen dat heeft voor de personeelsbezetting. …
Met betrekking tot benodigd personeel op dit moment bestaat ook onduidelijkheid ….

1.4. CAB Civiel heeft op 13 oktober 2006 de ondernemingsraad advies gevraagd over haar voornemen om over te gaan tot collectief ontslag van 26 bouwplaatsmedewerkers. Afschrift van de adviesaanvraag is aan de bonden gezonden. De ondernemingsraad heeft positief geadviseerd op 27 november 2006. CAB Civiel heeft aanstonds op 27 november 2006 de formele melding van collectief ontslag gedaan aan de bonden.

1.5. CAB Civiel heeft na enkele gesprekken met de bonden geen overeenstemming bereikt. Bij brief van 29 november 2006 heeft CAB Civiel aan [verweerder] meegedeeld dat per omgaande de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst zou worden verzocht. Bij brief van 7 december 2006 heeft de Hout- en Bouwbond CNV aan CAB Civiel geschreven dat het Sociaal Plan is gemaakt voor een geheel andere situatie en bevestigd dat de bond niet meewerkt aan het collectief ontslag nu CAB Civiel niet bereid is het Sociaal Plan aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Bij fax van 12 december 2006 heeft de FNV Bouw aan CAB Civiel bevestigd dat de brief d.d. 7 december 2006 het standpunt van de gezamenlijke bonden weergeeft.

1.6. [Verweerder] is 53 jaar oud en is op 7 oktober 1991 bij (een rechtsvoorganger van) CAB Civiel in dienst getreden. [verweerder] is werkzaam in de functie van betonwerker tegen een salaris van € 552,54 bruto per week. Van toepassing is de CAO voor de Bouwnijverheid.

2.1. CAB Civiel heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht onder toekenning van een vergoeding overeenkomstig het Sociaal Plan. CAB Civiel heeft daartoe als verandering van omstandigheden aangevoerd: Een teruglopende omzet is in 2005 aanleiding geweest voor een strategische heroriëntatie. In dat kader laat CAB Civiel thans de functies van betonwerker en voorman betonwerker vervallen. In de adviesaanvraag d.d. 13 oktober 2006 is dat als volgt door CAB Civiel toegelicht:
Tussen timmerman en betonwerker bestaat een eenzijdige uitwisselbaarheid. Een timmerman heeft doorgaans een vakopleiding gevolgd en is daardoor in staat om aan de hand van tekeningen bekistingen te maken en te stellen. Daarnaast kan hij ook betonwerkzaamheden uitvoeren, zoals betonstorten en afwerken. De betonwerker daartegen heeft vaak geen vakopleiding genoten, maar is door de praktijk geschoold. Door een gebrek aan structureel stortwerk wordt het incidenteel noodzakelijke betonstorten in de praktijk steeds meer door de reeds ter plaatse actieve timmerlieden uitgevoerd. Het blijkt bedrijfseconomisch veelal niet verantwoord om alleen voor deze incidentele betonstortwerkzaamheden betonwerkers in te schakelen. Dit heeft ertoe geleid dat inmiddels 18 betonwerkers enkele maanden niet konden worden ingezet…(etc.)

2.2. [Verweerder] heeft zich tegen een ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst verzet en heeft subsidiair een ontbindingsvergoeding verzocht op basis van de kantonrechtersformule met een factor C=2. [verweerder] heeft samengevat aangevoerd:
Een collectief ontslag dient bij voorkeur te worden voorgelegd aan het UWV, zeker wanneer de bonden niet met het collectief ontslag instemmen. De voorschreven wachttijd van één maand van de Wet melding collectief ontslag is niet in acht genomen. Het Sociaal Plan is niet van toepassing. In de UWV-procedure heeft CAB Civiel het standpunt ingenomen dat de functies van timmerman, betonwerker, lasser en stelleur onderling uitwisselbaar zijn. Dat klopt met de praktijk. De 26 betonwerkers waar het nu om gaat, verrichten uiteenlopende werkzaamheden, ook als timmerman. Thans neemt CAB Civiel het tegenovergestelde standpunt in. [verweerder] heeft behalve betonstorten ook andere werkzaamheden verricht, bijvoorbeeld als stelleur.
Na maart 2006 zijn er geen herplaatsingsactiviteiten verricht. Tijdens het gesprek op 3 november 2006 is er door de bonden met klem aangedrongen op om- en bijscholing. Veel mogelijkheden zijn aangedragen. CAB Civiel wees alles van de hand; een scholing van zes maanden werd te lang bevonden, terwijl men wel diverse werknemers tijdens de UWV-procedure zes maanden op non-actief had gesteld. In die tijd hadden diverse werknemers bijgeschoold kunnen worden. Er is geen inspanning verricht tot herplaatsing buiten de onderneming. Pas nadat CAB Civiel bij de behandeling van het eerste van de ontbindings-verzoeken had kennis genomen van bezwaren op dat punt, heeft CAB Civiel opeens initiatieven genomen inzake eventuele om- of bijscholing. Tenslotte is het duidelijk dat CAB Civiel regelmatig nieuwe projecten verwerft, waardoor de noodzaak van collectief ontslag heel anders kan komen te liggen. Inmiddels lijkt CAB Civiel eind december 2006 een megaproject in de wacht te hebben gesleept.

3. Niet is gebleken dat het verzoek verband houdt met enig opzegverbod. Tussen de formele melding van het collectieve ontslag en het indienen van het ontbindingsverzoek zijn slechts zes dagen verlopen, maar de wettelijke wachttijd van één maand geldt voor de UWV-procedure en niet voor een procedure als deze. Materieel is er overigens wel meer dan een maand gelegenheid geweest voor overleg met de bonden en zulk overleg heeft ook plaats gevonden. In dit opzicht treft CAB Civiel geen verwijt.

4.1. De kantonrechter onderschrijft het standpunt dat een collectief ontslag bij voorkeur aan het UWV moet worden voorgelegd, aangezien die instantie beter is toegerust om een collectief ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen (bedrijfseconomische omstandigheden) te toetsen. Dat geldt des te meer in deze zaak, waar het UWV eerder toestemming voor een collectief ontslag heeft onthouden, omdat de daartoe overgelegde bedrijfseconomische gegevens te summier waren. Anderzijds heeft nu eenmaal te gelden dat CAB Civiel op basis van art. 7:685, lid 1, BW te allen tijde bevoegd is een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in te dienen. Dat geldt ook wanneer dat gebeurt in het kader van een collectief ontslag. De werknemers mogen echter niet de dupe worden van het feit dat CAB Civiel heeft gekozen voor individuele ontbin-dingsprocedures voor kantonrechters in diverse rechtbanken. Dat is aanleiding om bij de beoordeling van het verzoek zeer behoedzaam te werk te gaan.

4.2. Aanstonds valt op dat CAB Civiel thans niet méér bedrijfseconomische gegevens heeft verstrekt dan in de UWV-procedure. Dat maakt het zinloos om advies te vragen aan het UWV, hetgeen ter zitting als mogelijkheid is genoemd. CAB Civiel heeft betoogd dat de kantonrechter niet op de stoel van de ondernemer mag gaan zitten en een beslissing van de ondernemer tot opheffing van de functie van betonwerker in het kader van een strategische heroriëntatie slechts marginaal mag toetsen. Volgens CAB Civiel zijn in het kader van zo’n marginale toetsing financiële stukken niet relevant.

4.3. Daarin volgt de kantonrechter CAB Civiel niet. De door de werkgever aangevoerde redenen en belangen voor de beëindiging van het dienstverband dienen in het kader van een billijkheidsoordeel, zoals bij art. 7:685 BW is voorgeschreven voor verandering van omstandigheden, integraal te worden beoordeeld evenals de belangen van de werknemer. Zo’n integrale beoordeling brengt niet mee dat de kantonrechter op de stoel van de onder-nemer plaats neemt. De afwegingen die CAB Civiel als ondernemer gemaakt heeft worden door de kantonrechter als een gegeven beschouwd, maar de opgegeven redenen worden wel op hun waarde geschat, voor zover CAB Civiel daarin inzicht heeft verschaft. Het is aan CAB Civiel om veranderingen van omstandigheden aannemelijk te maken, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

4.4. CAB Civiel heeft ter zitting aangevoerd dat de voorgenomen ontslagen niet worden ingegeven door een gebrek aan opdrachten, maar voortkomen uit de wens om de organisatie aan te passen aan de eisen van deze tijd. Gelet hierop en op het ontbreken van financiële stukken gaat de kantonrechter ervan uit dat er voor CAB Civiel geen harde noodzaak tot reorganiseren is als gevolg van het blijvend teruglopen van omzetten. Het belang voor het collectief ontslag is gelegen in de wens van CAB Civiel om met een flexibeler personeels-bestand in de toekomst beter te kunnen doen voldoen aan ontwikkelingen op de markt. CAB Civiel heeft geen inzicht gegeven in de financiële omvang van dit belang. CAB Civiel heeft wel opgemerkt dat veel betonwerkers omstreeks 2000 een hogere salarisschaal hebben gekregen dan waarop zij volgens de CAO recht hebben, maar heeft geen begroting gemaakt van de besparing op de loonkosten die een flexibeler personeelsbestand zou opleveren. De kantonrechter kan gelet op een en ander niet aannemen dat met de wens van CAB Civiel een substantieel financieel belang is gemoeid.

4.5. CAB Civiel heeft aangevoerd dat er door het wegvallen van grote landelijke projecten gebrek is aan structureel stortwerk, waardoor zij meer gebaat is met timmerlieden die ook stortwerk kunnen verrichten. Er wordt echter thans melding gemaakt van het binnenhalen van een megaproject door CAB Civiel. Dat zou heel veel stortwerk meebrengen. Evenals het UWV kan de kantonrechter niet vaststellen of er een tijdelijke of meer blijvende dip is in de orderportefeuille met structureel stortwerk. Daarom kan de kantonrechter niet aannemen dat de wens tot reorganisatie van CAB Civiel is gedicteerd door de markt. Veeleer lijkt die wens voort te komen uit eigen strategisch inzicht in de markt.

4.6. Partijen verwijten elkaar dat zij thans standpunten innemen over de uitwisselbaarheid van functies, die het tegendeel zijn van hun in de UWV-procedure ingenomen standpunten. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, aangezien aannemelijk is dat het in het algemeen een bedrijfseconomisch voordeel is wanneer een werknemer tevens als timmerman werkzaam kan zijn in plaats van alleen als betonwerker. Niet echter is aannemelijk gemaakt dat aanstonds alle betonwerkers dienen af te vloeien. CAB Civiel heeft niet weersproken dat er wel degelijk betonwerkzaamheden zijn. Dat volgt ook het feit dat de betonwerkers, die alle zouden moeten afvloeien, nog gewoon werkzaam zijn. De ondernemingsraad heeft in haar positief advies een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt voor het aantal betonwerkers (maar niet meer dan 26) dat zou moeten afvloeien. Gelet op al het voorgaande moet de wens van CAB Civiel om de functie van betonwerker te laten vervallen sterk gerelativeerd worden.

5.1. [Verweerder] heeft erop gewezen dat hij ook andere werkzaamheden kan verrichten dan betonstorten, bijvoorbeeld als stelleur. CAB Civiel vindt dat niet toereikend. Zij wil alleen nog timmerlieden die zelfstandig vanaf een tekening een bekisting kunnen maken. Een stelleur werkt wel aan bekistingen, maar behoeft die niet vanaf tekening te kunnen maken. Helaas heeft CAB Civiel voorafgaand aan deze procedure zich niet bekommerd om bijscholing van de betonwerkers die bij haar in loondienst zijn. [verweerder] is reeds 15 jaren in dienst. Het Sociaal Plan kent een inspanningsverplichting tot scholing en opleiding. De aanvulling op het Sociaal Plan die de ondernemingsraad heeft bedongen voorziet in een scholingsbudget van € 2.500,- per werknemer. Niet weersproken is dat er desondanks sinds het tot stand komen van het Sociaal Plan geen enkel initiatief van CAB Civiel is geweest, dat is gericht op eventuele bijscholing. Overigens heeft [verweerder] met goede argumenten betwist dat het Sociaal Plan niet van toepassing is op de thans voorgenomen reorganisatie. Maar ook zonder Sociaal Plan heeft de werkgever de inspanningsverplichting om personeel waarvan de functie vervalt, te herplaatsen en daartoe zo mogelijk bij te scholen.

5.2. Eerst na de behandeling ter zitting van het eerste ontbindingsverzoek heeft CAB Civiel opeens initiatieven genomen voor eventuele bijscholing met het oog op herplaatsing. [verweerder] maakt daar terecht bezwaar tegen. Het verzoekschrift is voorbarig ingediend, omdat CAB Civiel niet heeft onderzocht of elk van de individuele betonwerkers wellicht via bijscholing herplaatst zou kunnen worden. Dat is overigens in strijd met de voorwaarden waaronder de ondernemingsraad op 27 november 2006 positief heeft geadviseerd over de thans voorgenomen reorganisatie. De ondernemingsraad heeft daarbij immers uitdrukkelijk gerefereerd aan de hiervoor genoemde inspanningsverplichting van het Sociaal Plan en de daarbij bedongen aanvulling. Aan de haast van CAB Civiel met het indienen van de verzoekschriften zal niet vreemd zijn dat zij niet wilde wachten tot de looptijd van het Sociaal Plan verstreken zou zijn. Deze haast is echter onzorgvuldig jegens de betrokken werknemers. Er is geen gelegenheid geweest voor een behoorlijk onderbouwde discussie over de mogelijkheid tot herplaatsing via bijscholing van elk van de individuele betonwerkers.

5.3. [Verweerder] heeft ter zitting verklaard dat hij wel bereid is om zich te laten bijscholen. Hij is thans 53 jaar oud en hij is reeds 15 jaren in dienst bij CAB Civiel (en rechtsvoor-gangers). Zijn positie op de arbeidsmarkt is niet sterk. De gevolgen van een beëindiging van zijn dienstverband zouden voor hem ernstiger zijn dan het belang dat CAB Civiel daarbij heeft in het kader van een collectief ontslag. Het belang daarvan moet – zoals overwogen – sterk worden gerelativeerd. Daarom zal het verzoek worden afgewezen. Er is geen aanleiding om af te wijken van het beleid om in ontbindingszaken de proceskosten te compenseren.

De BESLISSING

De kantonrechter:

wijst het verzoek af;

(bron: www.rechtspraak.nl)