Ontslag – disfunctioneren / Disfunctioneren ontslag | Ontslag advocaat

Ontslag wegens disfunctioneren| Kennelijk onredelijk ontslag | Ontslag advocaat

Arbeidsrecht. Ontslag wegens disfunctioneren. Kennelijk onredelijk ontslag in de zin van artikel 7:681 BW. Ontslag wordt kennelijk onredelijk geoordeeld omdat werkgever onvoldoende heeft gedaan om het functioneren van de betrokken werknemer te verbeteren. Ook heeft werkgever niet aannemelijk gemaakt dat er in het wat verdere verleden sprake was van disfunctioneren. Werkgever had meer geduld met werknemer moeten betrachten. Schadevergoeding van € 10.000,- toegekend aan werknemer in verband met de kennelijke onredelijkheid van het ontslag. Werknemer heeft geen recht op achterstallig salaris, aangezien hij niet op zijn werk is verschenen en niet is gebleken dat er sprake was van ziekte.

Mocht u over een ontslag wegens disfunctioneren en/of kennelijk onredelijk ontslag verdere vragen hebben, of behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in arbeidsrecht en ontslagrecht. Bel ons nu op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton

Locatie Opsterland

zaak-/rolnummer: 205367 \ CV EXPL 06-1792

vonnis van de kantonrechter d.d. 8 mei 2007

inzake

[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te Drachten,
eiser,
gemachtigde: mr. X,

tegen

De besloten vennootschap Montana B.V.,
hierna te noemen: Montana,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.

Procesverloop
1.  Ingevolge het tussenvonnis van 19 december 2006 heeft op 10 januari 2007 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben toen nadere inlichtingen verstrekt. Een schikking van de zaak is niet mogelijk gebleken.

Na repliek, dupliek en een akte zijdens [eiser] is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Door [eiser] en Montana zijn producties in het geding gebracht.

Motivering
De feiten

2.  Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.1.  Montana is een onderneming die zich richt op de ontwikkeling, productie en distributie van natuurlijke voedingssupplementen en cosmeticaproducten. Binnen de onderneming van Montana zijn ongeveer 10 mensen werkzaam. Montana kent ten aanzien van haar werknemers in beginsel geen systeem van formele functionerings-/beoordelingsgesprekken.
2.2.  [eiser], geboren op [geboortedatum], is op 1 november 1990 in dienst getreden van Montana in de functie van magazijnmedewerker. In 2003 is de toenmalige boekhouder, [x], met pensioen gegaan. Montana heeft [eiser] aangeboden om de functie van boekhouder te gaan vervullen, ten behoeve waarvan [eiser] de opleidingen PDB en MBA zou gaan volgen. Montana heeft deze opleidingen voor [eiser] betaald en [eiser] heeft de opleidingen succesvol afgerond. Met ingang van 1 april 2003 is [eiser] bij Montana de functie van boekhouder gaan vervullen. Zijn laatstverdiende salaris bedroeg € 2.259,13 bruto per vier weken, exclusief 8,5% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering.
2.3.  Met betrekking tot de jaarrekening over 2005 is gebleken dat deze als gevolg van fouten in de financiële administratie geen juist beeld van de werkelijkheid gaf. Montana heeft [eiser] hier op of omstreeks 2 maart 2006 op aangesproken. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt, dat onder meer vermeldt:
‘Hierbij bevestigen wij het gesprek waarin wij het volgende hebben besproken. De afsluiting van het boekjaar 2005 is uiterst moeizaam verlopen. Uit diverse controles uitgevoerd door KPMG, de heer [x] en directie blijken resultaten over het boekjaar 2005 niet juist te zijn.
Er zijn onder andere verschillen geconstateerd op de volgende punten:
* Sociale lasten
* Pensioenen
* Advieskosten
* Crediteuren
* Voorraadlijst
* Budgettering
Hierdoor kan worden vastgesteld dat de opgemaakte jaarrekening 2005, evenals de maandelijkse saldilijsten, waarvoor u verantwoordelijk bent, een zeer chaotisch beeld hebben gegeven. De aan directie verstrekte informatie was onjuist en de resultaten gaven geen juiste weergave van de werkelijkheid.
(…)
Gezien uw staat van dienst bij Montana willen wij u de kans geven tot rehabilitatie. Wij rekenen daarbij op uw volledige medewerking en inzet. U dient zich daarbij te houden aan de vastgestelde geldende richtlijnen.’
Voorts heeft Montana [eiser] bij brief van 6 april 2006 onder meer medegedeeld:
‘Na de afsluiting van het boekjaar 2005 hebben wij een aantal verbeterpunten besproken en vastgelegd in het schrijven van 2 maart 2006.
Na maandelijkse evaluatie hebben wij gezamenlijk vastgesteld dat de afsluiting van de eerste en tweede periode van 2006 achter ons liggen en wederom moeizaam zijn verlopen.
(…)
Een en ander betekent momenteel een extra belasting voor de directie, terwijl de boekhouding ondersteunend, aanvullend en informatieverstrekkend zou moeten zijn.
Wij gaan er nog steeds van uit dat u er alles aan zult doen om in de toekomst uw functie van boekhouder van Montana B.V. op een zelfstandige wijze te vervullen. Mocht er binnen afzienbare tijd echter geen verbetering optreden, dan dient u zich af te vragen of u voor de juiste, bij u passende functie heeft gekozen.
2.4.  Bij brief van 30 mei 2006 heeft Montana [eiser] verslag gedaan van een functioneringsgesprek tussen partijen van 23 mei 2006. In dit gesprek is [eiser] aan de hand van diverse voorbeelden gewezen op tekortkomingen in zijn functioneren als boekhouder. Montana heeft [eiser] in voornoemde brief medegedeeld dat zij het vertrouwen in zijn functioneren als boekhouder is kwijtgeraakt en dat er daardoor sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die verdere samenwerking onmogelijk maakt.
2.5.  [eiser] heeft zich op 8 juni 2006 ziek gemeld. Op 21 juni 2006 is hij op het spreekuur van de arbo-arts geweest. De arbo-arts heeft bij brief van diezelfde dag aan Montana medegedeeld:
‘Conclusie: arbeidsgeschikt
Op basis van dit gesprek en na beoordeling van de beschikbare informatie acht ik uw medewerker per 21-06-2006 niet arbeidsongeschikt op basis van ziekte of gebrek. Of er sprake is van arbeidsongeschiktheid op andere gronden is niet mijn competentie om te beoordelen. Wel onderken ik dat meneer klachten heeft als gevolg van een arbeidsconflict. Ik adviseer u dan ook dit conflict voortvarend op te lossen en op korte termijn. Een verdere begeleiding van uw medewerker is daarom niet meer nodig.
2.6.  Bij brief van 23 juni 2006 heeft Montana aan [eiser] het volgende laten weten:
‘Blijkens het schrijven van Maetis Arbo N.V. d.d. 21 juni 2006, waarvan u een kopie heeft ontvangen, bent u per 21 juni 2006 niet langer arbeidsongeschikt bevonden. Zonder enige opgave van reden bent u echter op genoemde datum niet op uw werk verschenen. Bij deze verzoeken wij u uw werkzaamheden voor Montana B.V. terstond te hervatten cq. ons te berichten waarom u zich niet op het werk meldt. Zoals het er thans uitziet, is er sprake van ongeoorloofd arbeidsverzuim, hetgeen betekent dat wij vanaf 21 juni 2006 de gebruikelijke loonbetalingen aan u tot nader order zullen staken.’
Bij brief van 27 juni 2006 heeft de gemachtigde van [eiser] Montana uitgenodigd voor overleg over het ontstane arbeidsconflict en voorts Montana gesommeerd om het salaris van [eiser] door te betalen.
2.7.  [eiser] heeft vervolgens een second opinion bij het UWV aangevraagd omtrent zijn arbeids(on)geschiktheid per 21 juni 2006. Bij brief van 10 juli 2006 heeft het UWV aan [eiser] medegedeeld dat hij per 21 juni 2006 arbeidsgeschikt was.
2.8.  Bij brief van 26 juni 2006 heeft Montana het CWI gevraagd een ontslagvergunning af te geven om het dienstverband met [eiser] te kunnen opzeggen. Het ontslagverzoek is gegrond op ongeschiktheid voor de huidige functie en een daaruit voortvloeiende verstoorde arbeidsverhouding wegens een geschonden vertrouwensrelatie. [eiser] heeft vervolgens een verweerschrift ingediend. Het CWI heeft bij beslissing van 21 juli 2006 de gevraagde ontslagvergunning verleend. Daartoe heeft zij overwogen dat, wat er ook zij van het door Montana gestelde disfunctioneren van [eiser], voldoende aannemelijk is geworden dat er door een verschil van inzicht over de wijze waarop de financiële administratie gevoerd moet worden een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan.
2.9.  Bij brief van 25 juli 2006 heeft Montana het dienstverband opgezegd zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. [eiser] heeft hierna de onregelmatigheid van de opzegging -per 1 september 2006- ingeroepen. Uiteindelijk heeft Montana het dienstverband per 1 september 2006 beëindigd, onder betaling van de gefixeerde schadevergoeding.
2.10.  Naar aanleiding van de verklaring van [eiser] ter comparitie dat de arbo-arts hem op 21 juni 2006 zou hebben aangegeven dat hij niet aan het werk hoefde, heeft Montana Maetis Arbo gevraagd om op die verklaring te reageren. Bij brief van 22 januari 2007 heeft Maetis Arbo aan Montana medegedeeld dat de betreffende arbo-arts zich niet in voormelde verklaring van [eiser] herkent en dat [eiser] in staat was om per 21 juni 2006 zijn werkzaamheden te hervatten.
2.11.  [eiser] verricht vanaf 20 november 2006 op uitzendbasis werkzaamheden bij de Postbank.

De beoordeling van het geschil

Kennelijk onredelijk ontslag

3.1.  [eiser] stelt dat hem verleende ontslag kennelijk onredelijk in de zin van artikel 7:681 BW is en dat daarom aan hem een schadevergoeding dient te worden toegekend. Daartoe voert hij twee redenen aan:
(i) De situatie tussen partijen vóór de ontslagaanvraag was niet zodanig dat op grond van een verstoorde arbeidsverhouding beëindiging van het dienstverband noodzakelijk was. Er was geen sprake van disfunctioneren. [eiser] ontving van Montana niets dan lof over zijn wijze van functioneren als boekhouder. Tot 2 maart 2006 is er geen enkele vorm van kritiek op het functioneren van [eiser] geweest. Op dat moment vond voor het eerst in ruim 15 jaar een functioneringsgesprek met hem plaats. Met de verslagen van de functioneringsgesprekken kan [eiser] zich niet verenigen. Hij heeft zich altijd volledig ingezet en naar beste kunnen zijn werkzaamheden verricht. Indien er terechte kritiek op zijn functioneren was geweest, dan had het bovendien op de weg van Montana gelegen om hem handreikingen voor verbetering van zijn functioneren te doen.
(ii) De opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege een niet aan [eiser] te wijten verstoorde arbeidsverhouding had, gelet op de ernst van de gevolgen van het ontslag voor [eiser], niet zonder betaling van een vergoeding mogen plaatsvinden. [eiser] is thans 39 jaar oud en heeft een dienstverband van 16 jaar gehad bij Montana. Hierdoor heeft hij een eenzijdig arbeidsverleden. Ook heeft hij door de opzegging van het dienstverband slechts beperkte ervaring als boekhouder verkregen. Door een en ander wordt hij benadeeld in zijn kansen op de arbeidsmarkt.
Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding dient volgens [eiser] te worden aangesloten bij de neutrale kantonrechtersformule, nu er hoogstwaarschijnlijk een ontbindingsvergoeding zou zijn toegekend indien [eiser] via een ontbindingsprocedure zou zijn ontslagen.

3.2.  Montana voert tot haar verweer aan dat [eiser] vanaf zijn aanstelling als boekhouder over voldoende kennis van zaken beschikte om zijn werkzaamheden als boekhouder te kunnen vervullen. Vanaf het begin hebben zich echter de nodige onregelmatigheden in de boekhouding voorgedaan. Deze zijn in 2003 en 2004 gepardonneerd, omdat [eiser] zich diende in te werken. Bij het verwerken van de gegevens voor het boekjaar 2005 heeft [eiser] echter opnieuw fouten gemaakt. Dit blijkt onder meer duidelijk uit door oud-boekhouder [x] en KPMG uitgevoerd onderzoek. De fouten in de boekhouding voor het jaar 2005 zijn op 2 maart 2006 met [eiser] besproken en hem is de mogelijkheid tot rehabilitatie geboden. [eiser] bleef echter volharden in zijn foutieve wijze van boekhouden. Dit blijkt uit het verslag van het functioneringsgesprek van 23 mei 2006. De onzorgvuldige werkwijze van [eiser] leidde ook op andere wijze tot schade voor de bedrijfsvoering, namelijk vanwege de extra belasting voor de directie van Montana, die daardoor niet kon functioneren zoals zij geacht wordt te doen. Het is gezien het voorgaande geheel en al aan [eiser] zelf te wijten dat het dienstverband is opgezegd.
De enkele opzegging van het dienstverband zonder betaling van een vergoeding maakt het ontslag volgens Montana niet kennelijk onredelijk. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die zich in het onderhavige geval echter niet voordoen. Montana betwist in dat verband dat [eiser] een slechte positie op de arbeidsmarkt zou hebben. [eiser] is nog maar 39 jaar oud en heeft de beschikking over recent verkregen boekhouddiploma’s. Daarnaast is van belang dat Montana grote schade heeft geleden als gevolg van het disfunctioneren van [eiser]. De gemaakte scholingskosten zal zij nooit kunnen terugverdienen en Montana heeft -met de daaraan verbonden kosten- derden moeten inschakelen om de boekhouding weer op orde te krijgen. Ook heeft Montana een gefixeerde schadevergoeding aan [eiser] moeten betalen. Dat had niet gehoeven als [eiser] naar behoren had gefunctioneerd.

4.  De kantonrechter oordeelt als volgt.

4.1.  Bij de beantwoording van de vraag of het in het onderhavige geval gegeven ontslag als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt, heeft als uitgangspunt te gelden dat aan de hand van alle omstandigheden van het geval beoordeeld moet worden of, mede in aanmerking genomen de door de werkgever voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor de werknemer bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging (zie HR 27 februari 1998, NJ 1998, 765 en HR 3 december 2004, NJ 2005, 119).

4.2.  Voorts maakt het enkele feit dat er geen vergoeding is betaald een gegeven ontslag nog niet kennelijk onredelijk. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die van dien aard zijn dat de werkgever in redelijkheid niet tot ontslag had kunnen en mogen overgaan. Voor zover derhalve in het betoog van [eiser] moet worden gelezen dat het gegeven ontslag reeds bij gebreke van betaling van een ontslagvergoeding kennelijk onredelijk is, dient dit betoog dan ook te worden verworpen. Daarnaast merkt de kantonrechter nog op dat, indien een ontslag wel als kennelijk onredelijk dient te worden beschouwd, bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding niet naar analogie de kantonrechtersformule als maatstaf dient te worden gehanteerd, zoals door [eiser] is bepleit. De kantonrechtersformule maakt deel uit van een aantal aanbevelingen dat door de Kring van Kantonrechters is opgesteld voor procedures ex artikel 7:685 BW. Deze aanbevelingen zijn derhalve niet geschreven voor de vaststelling van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 BW. De kantonrechter acht in dit verband in het bijzonder van belang dat bij toewijzing van een ontbindingsverzoek de arbeidsovereenkomst reeds kort na indiening van het verzoek eindigt; in het geval van een procedure bij het CWI is de behandelingsduur in de regel langer en moet de werkgever bovendien na de verlening van de ontslagvergunning nog een opzegtermijn in acht nemen; verder kan bij een ontbindingsprocedure het verzoek worden ingetrokken als de werkgever de vergoeding te hoog vindt.

4.3.  Indien een werkgever van mening is dat een werknemer onvoldoende functioneert, dan dient hij zulks aan de werknemer in kwestie duidelijk te maken in één of meerdere -bij voorkeur schriftelijk vast te leggen- functioneringsgesprekken, waarbij de werkgever concreet aangeeft op welke punten het functioneren van de werknemer verbetering behoeft. Ook dient de werknemer in de gelegenheid te worden gesteld zijn eigen visie omtrent zijn functioneren te geven. Vervolgens dient de werknemer, daarbij ondersteund door zijn werkgever, gedurende een zekere periode in de gelegenheid te worden gesteld om zijn functioneren te verbeteren. Pas als de werknemer, na in voldoende mate in de gelegenheid te zijn gesteld om zijn functioneren te verbeteren, er nog steeds geen blijk van geeft aan de functie-eisen te kunnen voldoen, kan het functioneren van de werknemer als grondslag voor beëindiging van het dienstverband dienen.

4.4.  De kantonrechter is van oordeel dat Montana niet heeft voldaan aan het hiervoor beschreven ’stappenplan’ en dat zij dan ook in redelijkheid niet had mogen overgaan tot het -uiteindelijk op disfunctioneren gegronde- ontslag van [eiser]. Daartoe is allereerst van belang dat over de periode tot 2006 onvoldoende is gebleken van disfunctioneren van [eiser]. Montana heeft weliswaar gesteld dat er ook in 2003 en 2004 de nodige onregelmatigheden zaten in de boekhoudkundige werkzaamheden van [eiser], doch deze stelling is door [eiser] betwist, terwijl Montana geen schriftelijk vastgelegde functioneringsgesprekken met betrekking tot de periode voor 2006 in het geding heeft gebracht, welke tot bewijs van eerder disfunctioneren van [eiser] zouden kunnen dienen. Pas in 2006 is Montana overgegaan tot schriftelijke vastlegging van met [eiser] gevoerde gesprekken. Op grond van de verslagen van de functioneringsgesprekken in de maanden maart, april en mei 2006, in samenhang met de rapportages van oud-boekhouder [x] en KPMG acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat [eiser] met betrekking tot de boekhouding voor het boekjaar 2005 de nodige fouten heeft begaan, alsook dat de boekhouding voor 2006 in de eerste maanden niet op orde was. Er was op dat moment dus geen sprake van een deugdelijk functioneren als boekhouder. Geoordeeld moet echter worden dat Montana hierin te snel aanleiding heeft gezien om het vertrouwen in [eiser] op te zeggen. [eiser] was ten tijde van de opzegging van het vertrouwen reeds 16 jaar in dienst bij Montana, terwijl van eerder disfunctioneren dan in 2006 onvoldoende is gebleken. Montana had om die reden wat meer consideratie en geduld met hem moeten hebben toen vastgesteld werd dat [eiser] onvoldoende functioneerde. Dit geldt te meer nu gesteld noch gebleken is wat Montana, behalve het uiten van kritiek, zelf concreet heeft gedaan om het functioneren van [eiser] te verbeteren, zoals het bieden van ondersteuning of het aanbieden van relevante opleidingen.

4.5.  De kantonrechter komt gezien het voorgaande tot het oordeel dat de gevolgen van de opzegging van het dienstverband voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Montana bij de opzegging. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat Montana geen enkele financiële voorziening voor [eiser] heeft getroffen in verband met het ontslag. Het gegeven ontslag moet dan ook als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. Dat Montana schade heeft geleden als gevolg van de fouten die [eiser] heeft gemaakt in zijn boekhoudkundige werkzaamheden, is voldoende aannemelijk geworden, doch dergelijke schade dient als een bedrijfsrisico te worden beschouwd en doet niet af aan de in het onderhavige geval vastgestelde kennelijke onredelijkheid van het gegeven ontslag. De omstandigheid dat Montana een gefixeerde schadevergoeding heeft moeten betalen, kan al helemaal geen argument tegen het aannemen van de kennelijke onredelijkheid van het ontslag zijn. Montana heeft het volstrekt aan zichzelf te wijten dat zij de gefixeerde schadevergoeding heeft moeten betalen, nu zij het dienstverband van [eiser] zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn heeft opgezegd.

4.6.  Gelet op het hiervoor overwogene, dient thans een schadevergoeding vastgesteld te worden. De kantonrechter is van oordeel dat het bedrag van de schadevergoeding op bruto € 10.000,- moet worden gesteld. Bij de vaststelling van dit bedrag is gelet op de duur van het dienstverband, het geruime tijd wel en gedurende enige tijd niet naar behoren functioneren van [eiser], en de betrekkelijk jonge leeftijd van [eiser], waardoor hem een redelijke kans op de arbeidsmarkt moet worden toegedicht. Al deze factoren heeft de kantonrechter in aanmerking genomen, zonder daarbij iedere factor afzonderlijk te wegen en op geld te waarderen.

Achterstallig salaris

5.1.  [eiser] stelt dat hij recht heeft op salaris over de periode van 22 juni tot en met 3 juli 2006. [eiser] heeft -na zijn ziekmelding- namelijk op 21 juni 2006 de arbo-arts gevraagd of hij zijn werkzaamheden diende te hervatten. Hij heeft toen van de arbo-arts vernomen dat hij niet aan het werk hoefde. Eerst diende het conflict van partijen te worden opgelost. [eiser] mocht gerechtvaardigd op deze mededeling vertrouwen. Montana heeft de vanaf 22 juni niet gewerkte dagen dan ook ten onrechte als ongeoorloofd verzuim aangemerkt.

5.2.  Montana voert tot haar verweer aan dat uit het advies van de arbo-arts en de nadien door het UWV uitgebrachte second opinion blijkt dat [eiser] per 21 juni 2006 arbeidsgeschikt was. Hij had zijn werkzaamheden dan ook dienen te hervatten. Aan de daartoe strekkende sommatie van Montana heeft [eiser] geen gevolg gegeven.
Er is gezien het vorenstaande sprake van ongeoorloofd werkverzuim, zodat Montana niet gehouden is om het loon over de door [eiser] genoemde periode te betalen.

5.3.  De kantonrechter stelt vast dat zowel uit de rapportage van de arbo-arts als de second opinion van het UWV blijkt dat [eiser] per 21 juni 2006 als arbeidsgeschikt had te gelden. Dat de arbo-arts, zoals [eiser] heeft aangevoerd, desondanks aan hem zou hebben medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden toch niet hoefde te hervatten vanwege het conflict tussen partijen, wordt uitdrukkelijk weerlegd door de hiervoor onder 2.10. aangehaalde reactie van Maetis Arbo. Bovendien had het voor de hand gelegen dat de arbo-arts [eiser] situatief arbeidsongeschikt had verklaard, indien de arbo-arts van oordeel was dat het conflict in de weg stond aan werkhervatting. Het oordeel ’situatief arbeidsongeschikt’ is echter niet gegeven door de arbo-arts. Zij heeft slechts de aanbeveling gedaan dat partijen in gesprek dienen te gaan over het gerezen conflict. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat [eiser] vanaf 21 juni 2006 zijn werkzaamheden had dienen te hervatten. Nu hij dat heeft nagelaten, is er sprake van ongeoorloofd werkverzuim. Montana is daarom niet gehouden het loon over de periode van 22 juni tot en met 3 juli 2006 te betalen. De daartoe strekkende vordering van [eiser] zal derhalve worden afgewezen.

Eindejaarsuitkering

6.  Bij dagvaarding heeft [eiser] betaling gevorderd van een bedrag aan eindejaarsuitkering van € 1.506,09 bruto. Ter comparitie is namens [eiser] erkend dat dit bedrag inmiddels door Montana is voldaan, zodat de kantonrechter dienaangaande geen oordeel meer behoeft te geven.

Wettelijke verhoging

7.  De gevorderde wettelijke verhoging zal worden afgewezen, nu deze ingevolge artikel 7:625 BW slechts verschuldigd over niet-tijdig betaald loon. De vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 BW is echter geen loon, maar een vergoeding voor geleden schade. De wettelijke verhoging over de eindejaarsuitkering zal gelet op de omstandigheden van het geval tot nihil worden beperkt.

Wettelijke rente

8.  De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken toewijsbaar over het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding van € 10.000,-.

Buitengerechtelijke incassokosten

9.  [eiser] heeft bij dagvaarding betaling gevorderd van een bedrag aan incassokosten van € 1.000,-. Montana heeft bij antwoord daartegen ingebracht dat er geen buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, laat staan voor een bedrag van € 1.000,-. [eiser] heeft volgens Montana ook nagelaten om aan te geven waaruit de buitengerechtelijke werkzaamheden zouden hebben bestaan. [eiser] heeft vervolgens niet meer op dit verweer gereageerd door een nadere onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te geven. Deze kosten zullen dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Proceskosten

10.  Montana zal als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

Beslissing
De kantonrechter:

veroordeelt Montana tot betaling aan [eiser] van een bedrag groot € 10.000,- bruto (zegge: tienduizend Euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 oktober 2006, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt Montana in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.500,- wegens salaris en op € 280,87 wegens verschotten;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

(Bron: www.rechtspraak .nl)