Ontslag wegens fraude (2)

In de zaak die in dit bericht wordt doorgenomen draait het om fraude en ontslag. Een kassamedewerkster werd wegens fraude op staande voet ontslagen. In strijd met interne voorschriften van werkgever had zij spaarzegels van klanten, die die zegels niet wilden, afgegeven aan familie waarna zij die zegels weer terug ontving van haar familie. Het Gerechtshof kwalificeerde dit handelen als fraude. Het verweer van de kassamedewerkster dat die zegels eigendom van familie waren geworden en daarna aan haar mochten worden afgegeven werd door het Gerechtshof als onvoldoende onderbouwd verworpen omdat dit verweer afwijkt van een door de kassamedewerkster ondertekende verklaring en zij daarvoor geen toelichting heeft gegeven. Persoonlijke omstandigheden geen reden voor milder oordeel. Ontslag op staande voet wegens fraude werd terecht geoordeeld.

Wordt u geconfronteerd met ontslag op staande voet of dreigend ontslag in verband met fraude dan wel diefstal, disfunctioneren, regelmatig ziekte verzuim of bijvoorbeeld werkweigering? Voor vragen en direct juridisch advies dan wel hulp of rechtsbijstand belt u nu 030 252 35 20 – of tegen lokaal tarief tot 22.00 uur –  030 252 35 20.
U krijgt direct een ontslag advocaat aan de telefoon.

Uitspraak

C0501483/MA

ARREST VAN HET GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 21 november 2006,
gewezen in de zaak van:

[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van 18 oktober 2005,
procureur: mr. X,

tegen:

LEVENSMIDDELENBEDRIJF B.V., handelend onder de naam ABC ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. Y.

op het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen gewezen vonnis van 27 juli 2005 tussen appellant – [X.] – als eiseres en geïntimeerde – ABC  – als gedaagde.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 183821 rolnr. 445/05)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2. Het geding in hoger beroep

Bij memorie van grieven heeft [X.] vijf grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.

Bij memorie van antwoord heeft ABC de grieven bestreden en eveneens producties overgelegd.

Ieder van partijen heeft vervolgens nog een akte genomen waarna zij met de overlegging van de stukken uitspraak hebben gevraagd.

3. De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het beroep verwijst het hof naar de inhoud van de memorie van grieven.

4. De beoordeling

4.1 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

4.1.1 [X.], geboren op [geboortejaar], is op 1 juli 2001 in dienst getreden van ABC in de functie van allround medewerkster. Haar bruto maandsalaris bedroeg laatstelijk € 1.486,40 per vier weken.

4.1.2 ABC heeft [X.] op 15 november 2004 op staande voet ontslagen.

4.1.3 In een door ABC opgesteld en door [X.] ondertekend gespreksverslag van 15 november 2004 is te lezen:
“Maandag 15 november vertelde werkneemster [X.] (…) dat ze meerdere keren spaarzegels die de klanten niet wilden heeft doorgegeven aan familie. Na werktijd kreeg ze deze zegels van haar familieleden terug. Om ze daarna op een spaarkaart te plakken en in te leveren voor een boodschappenpakket (…) Daar dit diefstal is wordt ze bij deze op staande voet ontslagen.”
Bij brief van eveneens 15 november 2004 schrijft ABC voorts aan [X.]:
”Naar aanleiding van ons gesprek met uw persoon (…) heeft u toegegeven dat u meerdere malen spaarzegels die de klanten niet wilden heeft doorgegeven aan familie. Na werktijd kreeg u de zegels van haar familieleden terug om ze daarna op een spaarkaart te plakken en in te leveren voor een boodschappenpakket (…). U bent bekend met de regels die nageleefd moeten worden in ons bedrijf. Een van de regel is dat spaarzegels die klanten niet willen, niet mogen worden doorgegeven aan derden en een andere regel is dat men geen eigen familie aan de kassa mag helpen. Daar dit fraude is wordt u op staande voet ontslagen. (…)”

4.1.4 [X.] heeft bij brief van haar advocaat van 17 november 2004 een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag. In die brief is voorts onder meer te lezen:
“Kort samengevat verwijt u cliente dat zij zich spaarzegels zou hebben toegeëigend. Dat is echter onjuist. Het komt regelmatig voor dat klanten spaarzegels krijgen maar daar niets mee doen en aan mevrouw [X.] geven. Van een onrechtmatige toeeigening (..) is dus helemaal geen sprake. Bovendien komt dat ook bij andere cassieres voor.
Uit het hieraan voorafgaande blijkt dat zij zich niet bewust is van enig foutief handelen. Bovendien is haar ook nooit enige aanwijzing terzake verstrekt en kwam en komt het zoals gezegd regelmatig voor dat klanten spaarzegels teruggeven.(…)”.
De brief besluit met de opmerking dat de ondertekening van de verklaring van 15 november 2004 onder druk is geschied, dat [X.] in ieder geval niet de reikwijdte en het belang van die verklaring heeft overzien en dat [X.] in afwijking van het gestelde in die verklaring van mening is dat er geen sprake is van enig door haar gepleegd strafbaar feit.

4.1.5 In augustus 2004, circa drie maanden vóór het ontslag van [X.], heeft ABC bepaalde interne regels aangescherpt en onder de aandacht van de medewerkers gebracht. Deze afspraken zijn in augustus 2004 met het opschrift “Vernieuwde afspraken betalingen” op schrift gesteld en door [X.] ondertekend. Van die afspraken maken onder meer de volgende bepalingen deel uit:
“(…)
5. (…) Familieleden mag je niet aan de kassa helpen, dit om fraude te voorkomen. Tevens draait iedere cassiere op haar eigen kassalade. Waardebonnen, volle spaarkaarten, spaarzegels hebben een geldwaarde en behoren in je kassalade. Indien een klant geen gratis spaarzegels wil, blijven de zegels op de rol in je kassalade en mag je ze nooit doorgeven aan de volgende klant of zelf meenemen. Dit is fraude en kan tot ontslag leiden. (…)
11. Zijn er personen die zich niet aan deze afspraken houden, dan worden deze op staande voet ontslagen!(…)”

4.1.6 [X.] heeft zich op het standpunt gesteld dat het haar op staande voet gegeven ontslag onterecht is en heeft bij de kantonrechter vorderingen ingesteld tot verklaring voor recht dat het ontslag nietig is en tot de veroordeling van ABC haar het salaris door te betalen. Na verweer door ABC heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen. Tegen dit oordeel is het beroep gericht.

4.2 Geen grieven zijn gericht tegen de vaststelling van feiten door de kantonrechter. Ook het hof gaat bij de beoordeling uit van die feiten en de hiervoor genoemde stukken.

4.3 Tussen partijen is niet (langer) in geding dat ABC de intern, ook aan [X.], bekend gemaakte huisregels hanteert dat kassamedewerksters geen familie aan de kassa mogen helpen en dat in het geval een klant aanspraak heeft op gratis spaarzegels, maar van die aanspraak geen gebruik wil maken, het een kassamedewerkster niet is toegestaan die spaarzegels aan andere klanten te geven of voor zichzelf te behouden. Evenmin is in geding dat het handelen in strijd met deze regels door ABC op voorhand als ‘fraude’ is aangemerkt die tot ontslag op staande voet aanleiding kan geven.

4.3.1 [X.] heeft binnen één maand na de start van een spaarzegelactie twee volle spaarkaarten met spaarzegels bij ABC verzilverd. Zij heeft niet bestreden dat het binnen dat tijdbestek sparen van dit aantal zegels slechts mogelijk is indien daar een bedrag van € 850,- aan boodschappen tegenover staat en dat dit een uiterst ongebruikelijke besteding is. [X.] heeft niet bestreden dat zij, toen zij op 15 november 2004 door haar werkgever met het voorgaande werd geconfronteerd, daarvoor een verklaring heeft gegeven die overeenkomt met de door haar ondertekende verklaring van die datum (hiervoor weergegeven onder 4.1.3).

4.3.2 Uitgaande van die verklaring heeft [X.] het grote aantal door haar verzilverde zegels verkregen door, in het geval klanten geen zegels wilden ontvangen, deze zegels aan haar familieleden af te geven, die zij vervolgens na werktijd van die familieleden terug ontving. Deze handelwijze is in strijd met de door de werkgever gehanteerde en aan [X.] bekend gemaakte interne richtlijnen waaraan de werkgever op voorhand de (zware) kwalificatie “fraude” met mogelijk ontslag als gevolg heeft verbonden. Het hof oordeelt dat dit, de juistheid van die kwalificatie alsmede de eerder gegeven kwalificatie diefstal daargelaten, in ieder geval aan de werknemers en dus aan [X.] duidelijk maakt dat de werkgever grote waarde hecht aan naleving van die regels. Spaarzegels vertegenwoordigen een financiële waarde – dit was ook de reden voor [X.] om deze zegels te verzilveren – zodat ABC er een vanzelfsprekend belang bij heeft aan haar medewerkers duidelijke voorschriften te verstrekken over de wijze waarop zij met die spaarzegels dienden om te gaan. Evenzeer vanzelfsprekend is dat ABC bij naleving van die regels groot belang heeft, hetgeen ABC bovendien in haar regelgeving zelf heeft benadrukt. Van een kassamedewerkster als [X.] mag, mede gelet op haar verantwoordelijkheid bij het omgaan met geld en andere financiële waarden zoals spaarzegels van haar werkgever, worden verwacht dat zij deze regels loyaal nakomt. Het ten eigen bate schenden van die regels behoeft, bijzondere omstandigheden daargelaten, door de werkgever niet te worden getolereerd.

4.4 [X.] heeft evenwel aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een schending van voor-noemde regels van haar werkgever, omdat zij het grote aantal spaarzegels buiten werktijd had gekregen van vrienden en familie die op hun beurt de zegels bij de (reguliere) aankoop van hun boodschappen hadden gekregen van kassamedewerksters van de ABC. Deze familieleden en vrienden waren daarmee eigenaar van de zegels geworden en het stond hen uiteraard vrij die zegels vervolgens aan [X.], die het als moeder van twee kinderen met een bescheiden inkomen goed kon gebruiken, af te geven. Van het doorgeven van zegels van klanten die op die zegels geen prijs stellen aan andere klanten (of familieleden) is in de visie van [X.] geen sprake geweest (grief I).

4.4.1 Dit – ook in eerste aanleg ingenomen – standpunt van [X.] wijkt volledig af van de inhoud van de door haar ondertekende verklaring van 15 november 2004.

4.4.2 [X.] heeft evenwel nagelaten voor dit verschil in verklaringen een toelichting te geven. Weliswaar heeft [X.] bij CvR aangevoerd dat zij de verklaring van 15 november 2004 ‘onder druk van de omstandigheden heeft getekend en dat zij niet heeft stil gestaan bij de consequenties daarvan’, maar uit die stelling – wat daar verder ook van zij – volgt nog niet dat [X.] het met de inhoud van die door haar ondertekende verklaring niet eens was. Zoals hiervoor (ov. 4.3.1) al is overwogen, heeft [X.] voorts nimmer bestreden dat de inhoud van die verklaring was gebaseerd op haar eigen mededelingen tijdens het gesprek met haar werkgever op 15 november 2004. Daarnaast, de kantonrechter heeft daar in zijn vonnis eveneens de aandacht voor gevraagd, valt op dat de inhoud van de brief van de advocaat van [X.] van 17 november 2004 (geciteerd in ov. 4.1.4) aansluit op de inhoud van de verklaring van 15 november 2004 (nu in die brief wordt gesteld dat het regelmatig voorkomt dat klanten zegels aan mevrouw [X.] teruggeven). In deze brief is op geen enkele wijze te lezen dat de door [X.] ondertekende verklaring onjuist zou zijn geweest. Het hof verwerpt op grond van het voorgaande het door [X.] in deze procedure ingenomen en van haar eerdere verklaring afwijkende standpunt als onvoldoende onderbouwd tegenover de stellingen van ABC. Gelet daarop is het bewijsaanbod van [X.] irrelevant en wordt dit aanbod om die reden gepasseerd. Grief I faalt.

4.5 Het hof concludeert dat overeenkomstig de stelling van ABC blijkens de door [X.] ondertekende verklaring van 15 november 2004 in ieder geval sprake is geweest van het meermalen door [X.] doorgeven van spaarzegels van klanten, die op die zegels geen prijs stelden, aan familieleden die die zegels vervolgens aan [X.] teruggaven. Met de kantonrechter oordeelt het hof dat [X.] daarmee de haar door ABC verstrekte richtlijn heeft overtreden en dat het voor haar volstrekt duidelijk was dat dit op straffe van het risico van ontslag niet wordt getolereerd. Dat [X.] op die grond op staande voet is ontslagen kan niet als een onevenredig zware sanctie worden gezien, zoals het hof hiervoor reeds (ov. 4.3.2) heeft overwogen. De regeling zelf maakt de medewerkers duidelijk dat ABC groot belang aan naleving daarvan hecht door overtredingen als fraude aan te merken en door de ontslag-sanctie in het vooruitzicht te stellen.

4.6 Met grief II klaagt [X.] er over dat het ontslag op staande voet niet is te rechtvaardigen door het incidenteel in strijd met de regels door haar afrekenen van boodschappen van familieleden. De grief ziet er aan voorbij dat de kantonrechter geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het – overigens vaststaande – gegeven dat [X.] in strijd met de voorschriften familieleden heeft bediend. De kantonrechter heeft slechts – terecht – bij de beoordeling van het handelen van [X.] meegewogen dat zij ondanks herhaalde waarschuwingen is doorgegaan met het bedienen van familieleden. Deze handelwijze van [X.] is dan ook terecht betrokken bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet op goede grond is gegeven. Het standpunt van [X.] in hoger beroep, dat er soms niet aan te ontkomen viel om familieleden aan de kassa te helpen en dat het daarbuiten ook wel oogluikend werd toegestaan, is niet te rijmen met de onweersproken gebleven en met een overgelegde verklaring van de leidinggevende van [X.] ondersteunde stelling van ABC dat [X.] herhaaldelijk door haar leidinggevende op dit onderdeel is gewaarschuwd. Aannemelijk is dat het voorschrift om geen familie aan de kassa te bedienen juist is bedoeld om belangenvermenging te voorkomen. Het in strijd met die voorschriften ondanks waarschuwingen bedienen van familie aan de kassa is door de kantonrechter op goede gronden gekwalificeerd als een ontoelaatbare achteloosheid. Grief II faalt.

4.7 Grieven III en V zijn gebaseerd op hetzelfde onjuiste uitgangspunt als met grief I is verdedigd en volgen daarmee het lot van die grief.

4.8 Aldus resteert grief IV, die er op neerkomt dat zowel de staat van dienst van [X.] als haar positie tot een milder oordeel van de rechter moeten leiden.

4.8.1 In de toelichting op de grief verdedigt [X.] het standpunt dat er tot de datum van het schrijven van haar leidinggevende van 11 februari 2005 nooit een officiële klacht over haar functioneren is geweest. Het hof begrijpt uit deze toelichting dat in de visie van [X.] eerst sprake is van een klacht over haar functioneren indien dat schriftelijk (‘officieel’) geschiedt. Zij ziet er aan voorbij dat ABC, door haar onweersproken, heeft gesteld dat [X.] herhaaldelijk door haar leidinggevende is aangesproken op het juist toepassen van de regel om geen familieleden te bedienen maar dat dit niet mocht baten. Van een vlekkeloze staat van dienst van [X.] kan derhalve niet worden gesproken. Dat daar geen ‘officiële’, schriftelijke, mededeling of waarschuwing op is gevolgd doet daar niet aan af.

4.8.2 [X.] heeft daarnaast aangevoerd dat haar positie van moeder van twee opgroeiende kinderen met een bescheiden inkomen tot een milder oordeel had moeten leiden. Dit standpunt wordt verworpen. De gevolgen van het ontslag voor [X.] dienen uiteraard bij de beoordeling van de dringende reden te worden betrokken maar die gevolgen rechtvaardigen in dit geval geen milder oordeel: ABC heeft [X.] het vertrouwen gegeven om betalingshandelingen voor haar af te wikkelen en daarbij duidelijke voorschriften gegeven. Het door [X.] niet nakomen van die voorschriften en daarmee het schenden van het vertrouwen van ABC brengen, mede gelet op de aard van de functie van [X.], mee dat sprake is van een voldoende dringende reden voor ontslag op staande voet ook indien de persoonlijke omstandigheden van [X.] worden meegewogen.

4.9 Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5. De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [X.] in de kosten van het geding aan de zijde van ABC gevallen begroot op € 244,- aan verschotten en € 632,- voor salaris procureur;

(bron: www.rechtspraak.nl)

ATM Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten

Wordt u geconfronteerd met ontslag op staande voet of dreigend ontslag in verband met fraude dan wel diefstal, disfunctioneren, regelmatig ziekte verzuim of bijvoorbeeld werkweigering? Wij zijn specialisten op het terrein van arbeidsrecht en ontslagrecht en weten precies hoe wij uw positie moeten veiligstellen en – indien noodzakelijk – voor u een krachtige vuist moeten maken. Voor vragen en direct juridisch advies dan wel hulp of rechtsbijstand belt u nu 030 252 35 20 – of tegen lokaal tarief tot 22.00 uur –  030 252 35 20. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Daarvoor brengen wij u geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is bij ons altijd kosteloos.

Wilt u liever bij ons langskomen kan dat vanzelfsprekend ook. Onze kantooradressen zijn:

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten Utrecht:

Stadion Galgenwaard, Herculesplein 213, Utrecht
T: 030 252 35 20
F: 030 251 27 41

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten Dordrecht:

Johan de Wittstraat 39, Dordrecht
T: (078) 614 87 56
F: (078) 613 31 73

Ontslag en Arbeidsrecht Advocaten Den Bosch:

Victorialaan 15, ‘s-Hertogenbosch
T: 073 750 66 80
F: 073 750 66 82