Opzegging agentuur (agentuurovereenkomst)

In deze zaak draait het om de opzegging van en agentuurovereenkomst. Handelsagent zegt overeenkomst op en beroept zich daarbij ten onrechte op een dringende reden. Handelsagent  heeft het bestaan van een dringende reden voor onmiddellijke beëindiging van de agentuur overeenkomst op 8 maart 2005 onvoldoende aannemelijk weten te maken. Hij heeft zelfs niet voldoende feiten of omstandigheden genoemd voor het verstrekken van een bewijsopdracht. Daarom boetes verschuldigd voor overtreding opzegtermijn en concurrentiebeding, welk beding desgevorderd territoriaal wordt beperkt. (intermediairovereenkomst).

Hebt u over een agentuurovereenkomst en/of de opzegging danwel ontbinding van een agentuur vragen, of behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze overeenkomstenrecht  advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in overeenkomstenrecht.

Bel ons nu op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD

sector kanton – locatie Deventer

zaaknr.: 288056 CV 05-2817
datum : 23 februari 2006

Vonnis in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. X,

tegen

[X]
wonende te [woonplaaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. Y.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

–  de dagvaarding
–  het antwoord van de gedaagde partij en de eis in reconventie
–  de nadere toelichting van partijen zowel in conventie als in reconventie.

Het geschil

in conventie:

Eiseres (hierna ook: [Y].) vordert terugbetaling van een door haar aan gedaagde (hierna ook: [X]) betaald voorschot op een klantvergoeding, alsmede – na vermeerdering van eis – twee maal betaling van de overeengekomen boete (van € 15.000,-) wegens wanprestatie en veroordeling tot nakoming van het non-concurrentiebeding op straffe van een dwangsom, en vergoeding van vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [X] heeft de vordering gemotiveerd betwist.

in reconventie:

[X] vordert betaling van achterstallige provisie en (ook) van verbeurde contractuele boetebedragen, een verklaring voor recht dat de agentuurovereenkomst per 8 maart 2005 is ontbonden en gehele, subsidiair gedeeltelijke tenietdoening van het concurrentiebeding. [Y]. heeft deze vordering gemotiveerd betwist.
De beoordeling

A.  In conventie:

1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [X] is van 1 april 1990 tot 8 maart 2005 werkzaam geweest voor [Y]. (en/of haar rechtsvoorgangers) als agent voor cosmetische producten.
b. De agentuurovereenkomst is in 2002 voor het laatst schriftelijk vastgelegd ter regeling van de relatie tussen partijen ingaande 20 mei 2002.
c. Per 8 maart 2005 heeft [X] de agentuurovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 7:439 BW.

2.
[Y]. vordert terugbetaling van een door haar op grond van de agentuurovereenkomst reeds voldaan voorschot inzake een klantvergoeding ad € 39.251,34, betaling van eenmaal de overeengekomen boete wegens wanprestatie ad € 15.000,-, beide vermeerderd met wettelijke vertragingsrente vanaf 8 maart 2005 en met buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.090,-. Bij repliek heeft zij haar eis vermeerderd met een tweede maal de overeengekomen boete ad € 15.000,- en een gebod tot nakoming van het overeengekomen non-concurrentiebeding op straffe van een dwangsom.

3.
Ter toelichting heeft [Y]. het volgende, kort samengevat, aangevoerd.
Begin 2005 kwam haar bij toeval ter ore dat [X] (en een andere agent van haar) doende was rechtstreeks concurrerende activiteiten te ontplooien. Zij heeft daarover met [X] (in aanwezigheid van die andere agent) diverse gesprekken gevoerd. Bij brief van 3 maart 2005 heeft zij deze ontwikkeling aan [X] bevestigd en van hem verlangd om, zou de agentuurovereenkomst overigens ongestoord kunnen worden voortgezet, zich bereid te verklaren dat hij geen voornemen meer had om activiteiten te starten die strijdig zijn met het commerciële belang van [Y].. In reactie daarop heeft zij van [X] een aangetekende brief van 8 maart 2005 ontvangen waarin [X] aan haar de agentuurovereenkomst wegens een dringende reden met onmiddellijke ingang opzegde. Zij ontkent het bestaan van een dringende reden, en meent dat [X] aldus de agentuurovereenkomst in strijd met de overeengekomen wijze van opzegging heeft beëindigd en daarmee de contractuele boete van € 15.000,- heeft verbeurd. In de loop van de onderhavige procedure heeft haar informatie bereikt op grond waarvan zij reden heeft aan te nemen dat [X] in strijd met het non-concurrentiebeding uit de agentuurovereenkomst actief is, en dat hij aldus opnieuw de contractuele boete heeft geschonden. Haar raadsman heeft [X] in dat verband bij brief van 25 november 2005 aangeschreven en hem in gebreke gesteld. Krachtens de afspraken in de agentuurovereenkomst heeft zij aan [X] een voorschot op een bij het einde van die overeenkomst verschuldigde klantvergoeding betaald tot een bedrag groot € 39.251,34. Nu zij door de wijze van beëindiging van de agentuurovereenkomst, en ook omdat [X] geen nieuwe klanten heeft aangebracht, rechtens niet tot betaling van een klantvergoeding is gehouden heeft zij aanspraak op terugbetaling van het aldus onverschuldigd betaalde bedrag.

4.
[X] heeft tot zijn verweer het volgende, ook kort samengevat, aangevoerd.

a.
Hij heeft met zijn brief van 8 maart 2005 de agentuurovereenkomst terecht wegens een dringende reden opgezegd. Die dringende reden bestond in met name de volgende omstandigheden:
– de tot dat tijdstip geldende agentuurovereenkomst is door [Y]. tegen 28 februari 2002 opgezegd;
– in de nieuwe, vanaf 20 mei 2005 geldende agentuurovereenkomst is een beperking van de oorspronkelijk overeengekomen provisie van 20% naar 15% opgenomen, naast een voorschot op een klantvergoeding van 4%, die aldus een “sigaar uit eigen doos” vormt;
– in 2002 heeft hij voor twee nieuwe collega’s een deel van zijn gebied ingeleverd en zelf grotendeels een nieuw omzet/afzetgebied moeten ontwikkelen;
– per september 2002 heeft hij door vertrek van een van die nieuwe collega’s een oud gebied moeten waarnemen en trof hij een grote puinhoop aan;
– [Y]. heeft de samenwerking met de producent Artistique, waarin hij veel energie heeft moeten stoppen, ultimo 2004 beëindigd, waarbij zij geen enkele voorziening heeft getroffen voor de aldus voor hem wegvallende provisie;
– op kritiek zijnerzijds over deze gang van zaken heeft hij van [Y]. te horen gekregen dat hij dan maar moest vertrekken;
– [Y]. heeft zelf rechtstreeks producten in zijn gebied afgezet, zulks ten koste van hem (de klanten [A] en [B]);
– als gevolg van onvrede hebben naast hem nog twee andere agenten de relatie met [Y]. verbroken;
– hij is tijdens de laatste bespreking tussen partijen zeer brutaal benaderd.

b.
Hij heeft wel degelijk nieuwe klanten aangebracht, en [Y]. profiteert daar ook na 8 maart 2005 van. Ook is de omzet in de producten van [Y]. in zijn aandachtsgebied door zijn inspanningen gestegen.

5.
Op deze kritiek heeft [Y]., opnieuw kort samengevat, als volgt gereageerd.
De nieuwe provisieafspraken zijn in de laatste overeenkomst afgesproken. Zij bevatten ook een omzetgarantie, in die zin dat [Y]. zich garant heeft gesteld voor een compensatie van 100% als het omzetbedrag lager zou uitvallen dan € 323.300,- per jaar. Bovendien heeft [Y]. bij aanvang van het laatste contract een bedrag aan omzet van € 98.606,- “meegekregen uit hoofde van de periode Artistique gerealiseerd bij 139 kapsalons in de periode mei 2001 tot en met april 2002”. De relatie met Artistique is door opzegging zijdens de wederpartij geëindigd. Vervolgens heeft [Y]. ter vervanging een eigen “verflijn” opgezet, overigens op uitdrukkelijk verzoek van haar agenten, onder wie [X]. Het besluit daartoe is tijdens de verkoopvergadering in april 2004 in Rotterdam genomen. Op 28 december 2004 was [Y]. met haar eigen verflijn gereed.

6.
[X] heeft het bestaan van een dringende reden voor onmiddellijke beëindiging van de agentuurovereenkomst op 8 maart 2005 onvoldoende aannemelijk weten te maken. Hij heeft zelfs niet voldoende feiten of omstandigheden genoemd voor het verstrekken van een bewijsopdracht.
Voor zover zijn grieven zich richten tegen de inhoud van de agentuurovereenkomst in de versie zoals die vanaf 20 mei 2002 tussen partijen is overeengekomen, volstaat de constatering dat hij zich, als hij daartegen bezwaar had, niet aan die overeenkomst had moeten binden. Niet gesteld of gebleken is dat sprake zou zijn van een wilsgebrek aan zijn zijde bij de totstand-koming ervan.
Het wegvallen van de productlijn Artistique heeft [Y]. – onweersproken – toegelicht met de opzegging door de wederpartij en het opzetten van een vervangende productlijn (verflijn) (mede) op verzoek van [X] en zijn collega’s. Enig verwijt, laat staan een dringende reden voor opzegging, kan daarin niet worden gevonden. De rechtstreekse levering door [Y]. aan de klant [B] is door [Y]. erkend, doch daarbij is tevens aangestipt dat het om tweedehands producten van de leverancier [A] ging met een voor [X] marginale “provisiebetekenis”. Over alle (andere) rechtstreekse leveringen in zijn rayon heeft [X] volgens [Y]. de overeengekomen provisie ontvangen. Ook deze toelichting is door [X] niet (gemotiveerd) weersproken. Zo dat al anders zou zijn geweest, [X] heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij zijn bezwaren in dit verband voorafgaande aan de procedure aan [Y]. heeft voorgelegd en dat die bezwaren vervolgens zonder deugdelijke argumentatie terzijde zijn geschoven. Voor alle overige bezwaren geldt (eveneens) dat zij onvoldoende concreet zijn en dat, zo zij al door hun gewicht een dringende reden hadden kunnen opleveren, niet is gesteld of gebleken dat [X] de desbetreffende klachten voorafgaande aan de procedure bij [Y]. aan de orde heeft gesteld, laat staan dat hij [Y]. erop heeft gewezen dat hij het niet oplossen ervan zou aanmerken als een reden voor (onmiddellijke) beëindiging van de agentuurovereenkomst.

7.
Uit het voorgaande vloeit voort, dat [X] de agentuurovereenkomst heeft opgezegd zonder de opzegbepalingen van de overeenkomst in acht te nemen, en dus de overeengekomen boete volgens artikel 16.1 van de agentuurovereenkomst heeft verbeurd. Om matiging is niet verzocht, en daartoe bestaat ambtshalve ook geen aanleiding. De vordering terzake is toewijsbaar.

8.
De vordering terzake van boete wegens het overtreden van het non-concurrentiebeding is eveneens toewijsbaar. [X] heeft bij dupliek in conventie (blad 3, tweede alinea) met zoveel woorden erkend, dat hij concurrerend actief is, en wel onder de handelsnaam “[C]”. Hij betwist weliswaar dat hij actief is in het rayon waarin hij als agent van [Y]. actief was, maar het concurrentiebeding kent een zodanige beperking niet. Zoals bij de beoordeling van de vordering in reconventie zal blijken zal de werking van het onderhavige non-concurrentiebeding wel enigszins worden beperkt, doch niet zodanig dat de erkende schending daardoor niet wordt getroffen.

9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [Y]. aan [X] een voorschot heeft betaald van € 39.251,34 terzake van een eventueel verschuldigde klantvergoeding als bedoeld in artikel 7:442 BW.
Artikel 7:442, vierde lid onder b, bepaalt dat een klantvergoeding niet verschuldigd is indien de overeenkomst is beëindigd door de handelsagent “tenzij deze beëindiging wordt gerechtvaardigd door omstandigheden die de principaal kunnen worden toegerekend, of wordt gerechtvaardigd door leeftijd, invaliditeit of ziekte van de handelsagent, op grond waarvan redelijkerwijs niet meer van hem kan worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden voortzet”.
Aangezien geen van de beschreven uitzonderingen zich voordoet is ten deze sprake van een situatie waarin aan [X] geen klantvergoeding toekomt. Het hem onder deze titel betaalde voorschot is mitsdien onverschuldigd betaald en dient te worden gerestitueerd.

10.
De gevorderde nakoming van het overeengekomen non-concurrentiebeding op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding na 25 november 2005 is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat die veroordeling zal worden gekoppeld aan het in reconventie te beperken non-concurrentiebeding. [X] heeft niet bestreden dat hij in strijd met het overeengekomen concurrentiebeding actief is, doch heeft overigens terzake weinig informatie verstrekt. Om die reden moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat hij, zonder “stok achter de deur” in de vorm van een dwangsom, ook het in reconventie te beperken beding zal schenden. Ook dit onderdeel van de vordering is dan ook, in aangepaste vorm als aangegeven, toewijsbaar. Niet toewijsbaar is de dwangsom over een reeds verstreken periode, omdat dan [X] achteraf belast kan worden met een indirect dwangmiddel op de toepasbaarheid waarvan hij eerder niet bedacht behoefde te zijn. De dwangsom zal eerst opeisbaar zijn na betekening van het in deze te wijzen vonnis.

11.
De gevorderde vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten zijn niet betwist en komen ambtshalve ook niet ongegrond voor, zodat zij toewijsbaar zijn.

12.
[X] wordt in conventie, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

B. In reconventie:

13.
Voor de vast staande feiten wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande in conventie (onder 1) is overwogen.

14.
[X] heeft gevorderd:
a. Betaling van een bedrag groot € 100.150,35 inclusief BTW terzake van achterstallige omzetprovisie, voorschot op klantvergoeding en vervallen contractuele boetes;
b. een verklaring voor recht dat de agentuurovereenkomst op 8 maart 2005 is ontbonden ex artikel 7:440, lid 1, sub a BW (wegens een dringende reden in de zin van de wet);
c. het overeengekomen concurrentiebeding teniet te doen, al dan niet gedeeltelijk, door de werking ervan te beperken tot een kortere periode dan twee jaar met betrekking tot het laatstelijk door [X] als agent van [Y]. bewerkte rayon en de in dat rayon door hem bezochte klanten/afnemers.

15.
[Y]. heeft de vordering terzake van achterstallige omzetprovisie erkend tot een bedrag groot € 5.102,31 exclusief BTW. Voor de rest heeft zij de vordering betwist. Volgens [Y]. betreft het overigens provisie over leveringen aan deels oninbaar gebleken debiteuren, dan wel een aanspraak uit de periode van vóór de thans geldende overeenkomst, zo de vordering voor het overige al duidelijk inzicht geeft in de grondslag, hetgeen zij betwist.

16.
In zijn reactie op dit verweer heeft [X] hoofdzakelijk volstaan met herhaling van zijn standpunt als bij conclusie van eis geformuleerd. De vele door hem bij die conclusie overgelegde bijlagen bieden, zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt, onvoldoende inzicht. Zo heeft hij nagelaten om aan te geven wat de status van de door hem overgelegde overzichten is (zijn die uit zijn eigen administratie afkomstig of – deels – uit die van [Y].?), en heeft hij nagelaten ook bij repliek in reconventie die stukken nader in perspectief te plaatsen gezien het verweer van [Y].. De vordering wordt dan ook, voor zover zij het erkende bedrag overschrijdt, wegens onvoldoende onderbouwing afgewezen.

17.
De vordering terzake van achterstallige voorschotten op de klantvergoeding wordt afgewezen omdat – zoals in conventie is overwogen – [Y]. geen klantvergoeding verschuldigd is, en dus ook geen voorschot.

18.
De vordering betreffende de verklaring voor recht wordt afgewezen omdat [X], tegenover het desbetreffende verweer van [Y]., niet aannemelijk heeft kunnen maken welk rechtens te respecteren belang hij daarbij heeft. In conventie heeft hij de geldigheid van de door hem verrichte opzegging van de agentuurovereenkomst wegens een dringende reden als verweer gevoerd. Daardoor heeft hij over de geldigheid van die opzegging al een rechterlijk oordeel uitgelokt (en hiervoor in conventie gekregen). Zonder toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk welk belang [X] na die beoordeling van dat verweer zijnerzijds in conventie nog heeft bij deze verklaring voor recht.

19.
Rest de vordering terzake van de beperking van het non-concurrentiebeding dat ziet op de periode na het einde van de agentuurovereenkomst.

a.
Artikel 18.1 van de agentuurovereenkomst luidt als volgt:
“Het is de handelsagent verboden om binnen een tijdvak van 2 jaar na beëindiging van deze agentuurovereenkomst direct of indirect verkoop of daarop gelijkende activiteiten uit te oefenen met betrekking tot soortgelijke of aanverwante artikelen als de in artikel 1.1 bedoelde artikelen”.

b.
Aldus beperkt dit beding [X], die gedurende veertien jaar voorafgaande aan de beëindiging van de agentuurovereenkomst als agent voor [Y]. en haar rechtsvoorgangers werkzaam is geweest, om voor een tijdvak van twee jaar in geheel Nederland die activiteiten voort te zetten. Het belang van [X] om die beperking op te heffen, of tenminste substantieel te verminderen, is evident. Daar staat tegenover dat hij de agentuurovereenkomst zonder inachtneming van de overeengekomen opzegbepalingen heeft beëindigd, terwijl daarvoor, zo blijkt uit hetgeen in conventie is overwogen, objectief bezien onvoldoende aanleiding bestond. Hij heeft zichzelf dusdoende in de thans door hem als bezwaarlijk ervaren positie gebracht. [Y]. heeft weliswaar gesteld dat zij “ernstig nadeel” ondervindt van de commerciële activiteiten van [X], doch zij heeft dat standpunt niet nader toegelicht, laat staan onderbouwd.

c.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat het non-concurrentiebeding beperkt dient te worden in die zin, dat het onbeperkt geldt tot 1 januari 2006 en nadien nog geldig is gedurende het kalenderjaar 2006 in het geografische gebied dat overeenkomt met het rayon dat [X] laatstelijk volgens de overeenkomst tussen partijen als handelsagent van [Y]. heeft bewerkt.

20.
[X] wordt ook in reconventie, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing

A. In conventie:

De kantonrechter:

– veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 71.209,36, vermeerderd met de wettelijke rente over € 54.251,34 vanaf 1 augustus 2005 en over € 15.000,- vanaf 25 november 2005 tot de dag van algehele voldoening;

– gebiedt gedaagde om zich te houden aan het in artikel 18 van de tussen partijen gesloten agentuur overeenkomst overeengekomen non-concurrentiebeding, en wel met inachtneming van de beperkingen van dat beding zoals in de hierna volgende beslissing in reconventie gesteld, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [X] na betekening van dit vonnis niet aan dit gebod voldoet;

– veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
? € 1200,00 voor salaris gemachtigde
? € 71,93 voor explootkosten
? € 192,00 voor vastrecht;

– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

– wijst het meer of anders gevorderde af;

B. In reconventie:

De kantonrechter:

– veroordeelt [Y]. tegen bewijs van kwijting aan [X] te betalen een bedrag van € 5.102,31, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2005 tot de dag van algehele voldoening;

– beperkt de werking van het in artikel 18 van de agentuurovereenkomst tussen partijen opgenomen non-concurrentiebeding in die zin dat het onverminderd geldt van 8 maart tot en met 31 december 2005, dat het gedurende het kalenderjaar 2006 slechts geldt in het geografische gebied dat overeenkomt met het rayon waarin [X] laatstelijk vóór 8 maart 2005 als agent voor [Y]. werkzaam was, en nadien geheel vervalt;

– veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [Y]. begroot op:
? € 1400,00 voor salaris gemachtigde

– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

– wijst het meer of anders gevorderde af.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u over een agentuurovereenkomst en/of de opzegging danwel ontbinding daarvan vragen, of behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze overeenkomstenrecht  advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist in overeenkomstenrecht.