Opzeggen oveereenkomst van opdracht

Indien geen opzegtermijn is overeengekomen heeft de opdrachtgever ingevolge art. 7:408 lid 1 BW te allen tijde het recht de opdracht overeenkomst op te zeggen. Anderzijds dienen schuldeiser en schuldenaar zich jegens elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid te gedragen (art. 6: 2 BW en 6:248 BW). Uit HR 3 december 1999, NJ 2000, 120 – Latour/De Bruijn kan worden afgeleid dat bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling de vraag of de opzegging van een overeenkomst in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Dit heeft tot gevolg, dat ook indien uit de aard van een specifieke overeenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.