Burenrecht – privacy | advocaat utrecht

Geschil tussen buren over bewakingscamera’s. Niet is komen vast te staan dat met de camera’s inbreuk op de privacy van eisers wordt gemaakt.

Hebt u met betrekking tot burenrecht en/of privacy  vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht
FV/EvdM

KG nummer: 120712/KG ZA 10-211
datum: 22 juli 2010

Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding

in de zaak van:

1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beiden wonende te Medemblik,
EISERS IN KORT GEDING bij dagvaarding van 28 juni 2010,
advocaat mr. X,

tegen:

1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te Medemblik,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
advocaat mr. Y.

Partijen zullen verder in enkelvoud worden genoemd “[eisers]” respectievelijk
“[gedaagden]”.

1. HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 13 juli 2010 heeft [eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.

[gedaagden] heeft de vordering bestreden.

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eisers] een kopie van de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.

De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2. DE UITGANGSPUNTEN

2.1 Partijen zijn buren van elkaar. [eisers] is woonachtig aan de [adres 1] te Medemblik, [gedaagden] woont op het naastgelegen perceel aan het adres [adres 2]

2.2 Tussen partijen zijn verschillende procedures aanhangig geweest, onder meer over leilindes en daarbij behorende palen die zich bevinden op het perceel van [gedaagden] Er loopt nog een appelprocedure bij het Gerechtshof te Amsterdam.

2.3 Omstreeks mei 2010 heef [gedaagden] twee bewakingscamera’s geplaatst aan de zijkant van zijn woning. Het betreft camera’s van het merk Mobotix, type Q24.

2.4 Tussen partijen is een geschil ontstaan over voormelde camera’s.

3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [eisers] vordert – verkort weergegeven – veroordeling van [gedaagden] om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis de bewakingscamera’s te (laten) verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 1.000,- per dag of dagdeel dat hij nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
[eisers] legt – kort gezegd – aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] met de camera’s inbreuk maakt op zijn privacy.

3.2 [gedaagden] heeft verweer gevoerd.

3.3 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, nader ingegaan.

4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

4.1 Uitgangspunt is dat het [gedaagden] in beginsel is toegestaan om – zichtbaar – bewakingscamera’s te plaatsen ten behoeve van de beveiliging van zijn erf en woning. [eisers] stelt dat het doel van [gedaagden] niet de beveiliging van zijn woonomgeving is, maar om [eisers] in de gaten te houden. Ter zitting heeft gedaagde sub 1 (hierna: [gedaagde sub 1]) uiteengezet dat in het verleden zijn auto met enige regelmaat is vernield en dat er herhaaldelijk is getracht in te breken in zijn woning dan wel in woningen in de buurt. Op zichzelf heeft [eiser sub 1] c.s dit niet weersproken. Gelet hierop is in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat het doel van [gedaagden] uitsluitend is om [eisers] in de gaten te houden. In het navolgende gaat de voorzieningenrechter er daarom van uit dat de camera’s zijn geplaatst met het doel het erf en de woning van [gedaagden] te beveiligen.

4.2 Het recht van [gedaagden] om zijn eigendommen te beveiligen is evenwel niet onbegrensd. Onder omstandigheden kan de plaatsing van de camera’s onrechtmatig jegens [eisers] zijn. Dit zal het geval kunnen zijn indien [gedaagden] met de camera’s inbreuk maakt op de privacy van [eisers]. Zoals reeds ter zitting werd medegedeeld, wordt in het navolgende de derde camera die bevestigd is aan de achtergevel van de woning van [gedaagden] buiten beschouwing gelaten.
Niet in geschil is dat de camera’s geplaatst zijn op de zijmuur van de woning van [gedaagden] tegenover de oprit en de woning van [eisers], op een hoogte van ongeveer 2 à 2,50 meter.

4.3 Vooropgesteld wordt dat het op de weg van [eisers] ligt om aannemelijk te maken dat [gedaagden] met de camera’s daadwerkelijk inbreuk maakt op zijn privacy. [eisers] stelt in dit kader onder meer dat de camera’s voorzien zijn van een zogenaamde fish eye lens met een panoramisch beeldbereik van nagenoeg 180° en dat de camera’s de mogelijkheid hebben om in te zoomen.
Hiertegenover betoogt [gedaagden] dat enkel de beelden van zijn eigen erf worden weergegeven. Bij de installatie zijn er zogenaamde obscure areas instellingen aangemaakt om de privacy van de aangrenzende percelen te waarborgen. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft [gedaagden] screenprints van beide camera’s overgelegd. Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] de beelden die te zien zijn op de betreffende screenprints toegelicht. Hij heeft verklaard dat de beelden die met blokken zijn afgeschermd, het perceel van [eisers] betreffen en dat de andere beelden zijn eigen perceel betreffen. Dat de beelden met blokken zijn afgeschermd wordt bevestigd door de heer [naam 1] die de opstelling op
10 juli 2010 heeft onderzocht.
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort dat, hoewel het bereik van de camera’s meebrengt dat ook beelden van het erf van [eisers] kunnen worden opgenomen, niet aannemelijk is geworden dat in de uiteindelijke registratie het perceel van [eisers] en de personen die zich op dat perceel bevinden herkenbaar in beeld komen. Verder is van belang dat niet gebleken is dat het bereik van de camera’s zover strekt dat er ook opnames kunnen worden gemaakt tot in de woning van [eisers]. [eisers] heeft nagelaten zijn standpunt op dit onderdeel nader te onderbouwen.

4.4 [eisers] stelt zich verder op het standpunt dat hij aan het oplichten van een rood led-lampje op de camera’s kan zien dat bewegingen op zijn erf en in zijn woning geregistreerd worden. [gedaagden] betwist dit en betoogt dat de ledjes random staan ingesteld en enkel de functie hebben om aan te geven dat de camera’s stroom hebben. De camera’s reageren niet op bewegingen op het andere erf of in de woning van [eisers], aldus [gedaagden] Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagden] een verklaring van 30 juni 2010 van A. [naam 2] overgelegd, werkzaam bij Vitasys B.V..[naam 2] verklaart – samengevat – dat het systeem van [gedaagden] alleen opneemt als er op het erf van [gedaagden] wordt gelopen en dat de door Vitasys B.V. ingestelde video motion detectie velden enkel reageren indien er iemand op het erf van [gedaagden] komt en niet reageren op activiteiten daarbuiten. Tevens verklaart hij dat de ledjes random staan ingesteld en geen andere functie hebben dan het aangeven dat de camera stroom heeft.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. [gedaagden] heeft verklaard dat hij de bewakingscamera’s heeft gekocht van Vitasys B.V. en dat deze onderneming de camera’s heeft geïnstalleerd. Dit is niet door [eisers] bestreden. In zijn verklaring bevestigt [naam 2] het standpunt van [gedaagden]. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat de camera’s niet reageren op bewegingen op het erf of in de woning van [eisers], alsmede dat de ledlampjes enkel dienen om aan te geven dat de camera’s van stroom zijn voorzien. Dit betekent dat ook hieruit niet kan worden afgeleid dat [eisers] in zijn privacy wordt aangetast.

4.5 [eisers] heeft aangevoerd dat de instellingen van de camera’s op eenvoudige wijze zijn aan te passen, daar waar het gaat om de obscured areas, de video motion detectie en de ledlampjes. [gedaagden] betoogt echter dat hij niet het beheer voert over de camera’s en dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de instellingen zouden worden veranderd. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [gedaagden] een verklaring van 12 juli 2010 van [naam 2] overgelegd. Hierin verklaart hij dat enkel de technische medewerkers van Vitasys toegang hebben tot de hard- en software instellingen van de camera’s en dat de codes niet aan
[gedaagden] zijn overhandigd. Tevens verklaart [naam 2] dat voor [gedaagden] een aparte inlogaccount is aangemaakt met beperkte mogelijkheden voor het terugkijken van de beelden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op deze verklaring van [naam 2], voldoende aannemelijk geworden dat de instellingen van de camera’s niet althans niet op eenvoudige wijze door [gedaagden] kunnen worden aangepast. Daarbij komt dat onvoldoende vaststaat dat de instellingen door
[gedaagden], zo hij dat al zou kunnen, daadwerkelijk zullen worden aangepast.

4.6 [eisers] wijst er nog op dat de camera’s een intern geheugen hebben waarin op een uitneembare micro-sd kaart tot 32 GB aan beeld- en geluidmateriaal wordt opgenomen. Deze beelden zijn per definitie onbehandeld, in die zin dat de instelling voor obscured areas daar geen invloed op heeft, aldus [eisers].
[gedaagden] betoogt dat de beelden niet bewaard worden, maar gewist worden zodra de kaart vol is. Daarnaast heeft [gedaagde sub 1] ter zitting verklaard dat, indien hij beelden wenst terug te kijken, dit doet door middel van de beelden die op de computer terecht komen. In het licht van deze verklaring van [gedaagde sub 1] is niet komen vast te staan dat [gedaagden] gebruik maakt van de beelden op de sd kaart. Bovendien is hiervoor onder 4.3. reeds overwogen dat bij de beelden op de computer gebruik wordt gemaakt van obscured areas waardoor het erf van [eisers] op die beelden niet herkenbaar is.

4.7 Op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen, komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat [gedaagden] via de bewakingscamera’s inbreuk maakt op de privacy van [eisers]. De vordering van [eisers] die strekt tot verwijdering van de camera’s wordt daarom afgewezen. Ter zitting heeft [eisers] zijn vordering aangevuld, in die zin dat hij subsidiair zodanige aanpassingen aan de (montage van de) camera’s vordert dat daarmee voor [eisers] controleerbaar niet langer opnamen van zijn erf en woning kunnen worden gemaakt. Het oordeel dat de inbreuk op de privacy van [eisers] niet is komen vast te staan, brengt met zich dat ook de subsidiaire vordering niet kan worden toegewezen.

4.8 Ten aanzien van de kosten van deze procedure geldt het volgende. Veel informatie is eerst kort voor de zitting in dit kort geding door [gedaagden] aan [eisers] verstrekt. De voorzieningenrechter ziet ook in het licht van de overige omstandigheden van het geval aanleiding om de kosten van het geding te compenseren.

4.9 Ten slotte hecht de voorzieningenrechter eraan om het volgende op te merken. Partijen wonen inmiddels ruim 15 jaar naast elkaar, waarvan naar eigen zeggen thans ongeveer 10 jaar in onmin. Gedurende deze periode zijn partijen verwikkeld geraakt in verschillende gerechtelijke procedures. Deze procedures lossen kennelijk het onderliggende conflict niet op. Partijen wordt aangeraden om, in plaats van tegen elkaar te procederen, bij elkaar te rade te gaan bijvoorbeeld in aanwezigheid van een professionele, onafhankelijke derde zoals een mediator.
Een andere mogelijkheid is dat partijen in het onderhavige geval naar een oplossing zoeken die voor beiden acceptabel is. Bij wijze van voorbeeld noemt de voorzieningenrechter de ook ter zitting genoemde mogelijkheid de camera’s aan een afgeschermde beugel op te hangen. Gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen kan [gedaagden] daartoe niet worden verplicht. Mede gelet op het feit dat het om een – naar het lijkt – betrekkelijk kleine technische ingreep gaat zou [gedaagden] daarmee een belangrijk deel van het ongenoegen van [eisers] kunnen wegnemen. Daarmee zou een nuttige bijdrage aan de normalisering van de verhouding tussen partijen als buren worden geleverd.

5. DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:

– weigert de gevorderde voorziening;

– compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. (bron: www.rechtspraak.nl)