Verbod op openbaarmaking – publicatie – van artikel en afbeelding op internet

Verbod publicatie. Hebt u vragen omtrent onrechtmatige publicaties, smaad en/of laster en/of het verwijderen van foto’s, filmpjes of een artikel van het internet, of zoekt u rechtsbijstand op dit terrein, bel dan op ons centrale telefoonnummer 030 – 252 35 20. Wij verbinden u direct door met een van onze advocaten. Een eerste advies is altijd geheel kosteloos.

De zaak die hier wordt besproken (Rechtbank Almelo, 16 april 2013; LJN: BZ8653,) draait kort samengevat om het volgende.

Eiseres stelt dat op de website en op de facebookpagina van gedaagde een artikel en een foto staan en dat zowel dit artikel als dit portret diffamerend en grievend zijn, en een verdraaid en onjuist beeld geven van zowel de persoon van eiseres als van haar taakinvulling bij de gemeente. Eiseres stelt voorts, dat gedaagde heeft te gelden als internet service provider in de zin van de artikelen 3:15d en 6:169c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) en daarmee – naast de anonieme schrijver van de publicatie – hoofdelijk aansprakelijk is voor hetgeen op de website wordt gepubliceerd. De gewraakte afbeelding is zeer (seksueel) suggestief en is daarmee diffamerend en onterend. De afbeelding, al dan niet in combinatie met de tekst van de publicatie, insinueert bovendien dat eiseres in haar taakvervulling nietsontziend, hard, en mededogenloos zou zijn. Daarmee heeft eiseres een redelijk belang in de zin van artikel 21 Auteurswet (hierna: ‘Aw’) om zich te verzetten tegen openbaarmaking van die afbeelding. Zowel de afbeelding als de tekst van de publicatie zijn geplaatst in een dermate beledigende context, dat zij elke vorm van maatschappelijke zorgvuldigheid te buiten gaat, zodat gedaagden onrechtmatig jegens eiseressen handelen in de zin van artikel 6:161 BW. Een verweer dat sprake zou zijn van louter satire gaat dan ook niet op. Eiseressen zijn in hun eer en goede naam aangetast en hebben als gevolg hiervan schade geleden.

Eiseres vordert een verbod op iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van zowel het artikel als de afbeelding en een verbod om enige mededeling omtrent het artikel en het daaruit voortvloeiende geschil openbaar te maken. Voorts vordert eiseres een bevel tot aanschrijving van Google met het verzoek tot verwijdering van (alle verwijzingen naar) het artikel en afbeelding, alsmede uit het cachegeheugen en gedaagde te bevelen alle in het kader hiervan te verzenden of ontvangen correspondentie in afschrift aan de raadsman van eiseres te zenden, alsmede tot veroordeling tot plaatsing van een door de advocaat van eiseres geredigeerde tekst op de hoofdpagina van de website.

De voorzieningenrecht overweegt – kort samengevat en voor zover in dit kader van belang – als volgt:

artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Het gevorderde vormt een beperking van het aan een ieder toekomend recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EVRM’).

Dat recht kan ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 10 EVRM slechts worden beperkt indien de beperking bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van rechten van anderen.

artikel 6:162 BW

Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen op de website onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of hiervan sprake is, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.

Gedaagden hebben er belang bij om zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend te kunnen uitlaten over onderwerpen en misstanden die volgens hen voor de inwoners van de gemeente relevant en interessant zijn, waarbij ook vooral hun doel is die inwoners aan te zetten tot het uiten van kritiek of anderszins luidende uitlatingen betreffende de gemeente.

Het belang van eiseres is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en van eiseressen gezamenlijk dat hun reputatie en integriteit niet door ongewenste en onjuiste publiciteit wordt aangetast. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van alle omstandigheden van het geval.

Eén van die omstandigheden is erin gelegen in hoeverre gedaagden de door eiseressen gewraakte publicatie met feitenmateriaal kunnen staven. Ook kan van belang zijn in hoeverre degene over wie wordt gepubliceerd een publiek figuur is en op welk terrein die persoon zelf de publiciteit zoekt of juist terughoudender is. Verder is de aard van de publicatie van belang. Wordt bijvoorbeeld een misstand aan de kaak gesteld waarover zonder openbaarmaking geen publiek debat mogelijk is of worden slechts ongefundeerde uitingen gedaan.

Daarnaast kan het karakter van de publicatie en de website waarop de publicatie is te zien een rol spelen. Zo worden bijvoorbeeld aan een column – waaronder in het algemeen wordt verstaan een kort stukje waarin een auteur spits en uitdagend louter zijn eigen mening publiek maakt, veelal over een actueel onderwerp en soms satirisch van toon – andere eisen gesteld dan aan een werk dat voortkomt uit onderzoeksjournalistiek, reeds omdat de lezer aanstonds begrijpt dat wat er staat is uitvergroot en met meerdere korrels zout moet worden genomen.

Overigens is de ene column de andere niet en het enkele feit dat iets in de vorm van een column is geschreven betekent niet dat er een vaste maatstaf is waarop het geschrevene moet worden beoordeeld, alleen al omdat het in de vorm van een column is geschreven. Telkens zullen de bijzonderheden van het geval bepalend zijn.

Gedaagden betogen dat zij een spreekbuis zijn voor alle inwoners van de gemeente en op de website misstanden van de gemeente aan de kaak stellen – althans dat is het doel van de website volgens gedaagden – , zoals het feit dat er juist geen reclamebeleid wordt gehanteerd door de gemeente en anderszins falend gemeentebeleid. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat er in de gewraakte publicatie geen misstanden aan de kaak worden gesteld die anders niet bekend zouden zijn geworden. Evenmin wordt door deze publicatie het publiek debat over een belangrijke kwestie geopend. Het artikel is echter op een website geplaatst waar op een openlijk forum wordt beoogd dat het debat over het vermeende (wan)beleid van de gemeente aan de kaak wordt gesteld. Daarenboven geldt dat het artikel zelf geen seksueel getinte uitlatingen suggereert, dan wel anderszins kwaadluidende uitlatingen omtrent het functioneren van eiseres bevat. Voorts wordt ter afsluiting een verzonnen “sollicitatiegesprek” tussen de gemeente en eiseres weergegeven zoals dit volgens de schrijver van het artikel weleens plaatsgevonden zou kunnen hebben. Daarin wordt weliswaar gesuggereerd dat er bij de gemeente traag gewerkt wordt, de gemeente slechts geïnteresseerd is in het behalen van omzet en dat eiseres louter volgzame medewerkers wenst te hebben die over het randje mogen gaan, maar deze uitlatingen zijn – ook in combinatie met de afbeelding – niet dermate ernstig dat, gezien ook het feit dat een oplettende lezer de satirische bedoeling van de schrijver wel kan doorzien, deze onaanvaardbaar zijn. In zoverre kan het artikel worden gelijkgesteld aan de normen die voor een column gelden. Zowel de context waarin het artikel is geschreven als de daadwerkelijke inhoud van de tekst zijn niet dermate grievend of beledigend dat van een publiek orgaan en haar medewerker niet mag worden verwacht dat zij zijn opgewassen tegen dergelijke meningsuitingen. Een afweging van belangen, zoals hiervoor beschreven, leidt, gelet op voornoemde omstandigheden tot het oordeel dat het recht van gedaagden bij vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder weegt. Al het gevorderde ter zake de tekst van het artikel zal derhalve worden afgewezen.

artikel 21 Aw

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geldt dit evenwel niet voor de gemanipuleerde afbeelding. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het gelaat van eiseres is duidelijk herkenbaar op de afbeelding waar te nemen, zodat sprake is van een ‘portret’ in de zin van artikel 21 Aw.

Op grond van artikel 21 Aw is openbaarmaking van een portret niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen deze openbaarmaking verzet, indien het portret is gemaakt zonder een daartoe strekkende opdracht van de geportretteerde. Onder het redelijk belang van artikel 21 Auteurswet valt de bescherming van de geportretteerde tegen inbreuken op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn. Als de openbaarmaking van een portret tevens is aan te merken is als een meningsuiting in de zin van art. 10 lid 1 EVRM geldt daarbij voorts als uitgangspunt al hetgeen in het voorgaande reeds is genoemd.

Het suggestieve seksuele karakter waarin de publicist het gelaat van eiseres heeft geplaatst gaat, ondanks het satirische oogpunt waarmee het is vervaardigd, de grenzen van het betamelijke te buiten. Op de afbeelding wordt immers de suggestie gewekt dat eiseres is gekleed in een strak latexpakje, met diep uitgesneden decolleté en is zij bovendien voorzien van een zweepje. In combinatie met de titel “eiseres: ‘meesteres’ in handhaving” is de voorzieningenrechter – met eiseressen – van oordeel dat het SM-karakter hier gegeven is, terwijl dit zeer diffamerend en bovenal onnodig (grievend) is. Gelet op de functie van eiseres en de door haar – onvoldoende weersproken – gestelde inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres, en daarmee ook de gemeente, een redelijk belang heeft bij een verbod tot openbaarmaking van deze afbeelding. Dat de afbeelding reeds is verwijderd maakt dit – zoals gedaagden stellen – niet anders, nu eiseressen belang houden bij die verwijdering en gedaagden ook geen toezegging hebben gedaan hieromtrent. Het gevorderde verbod tot openbaarmaking van de afbeelding zal derhalve worden toegewezen als hierna te melden.

Verwijdering van afbeelding uit cachesysteem Google

Gelet op het voorgaande liggen ook de vorderingen tot het verzoeken van Google om tot verwijdering van de afbeelding uit haar cachesysteem over te gaan voor toewijzing gereed. Nu de afbeelding de facto reeds is verwijderd, is rectificatie thans niet langer opportuun. Dat deel van de vordering moet derhalve worden afgewezen.

Schadevergoeding

Eiseressen hebben elk afzonderlijk een voorschot op schadevergoeding gevraagd.

Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats, waarbij de rechter niet alleen zal hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico), welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

Met inachtneming hiervan overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Er is in de gegeven omstandigheden aanleiding om aan eiseres ten laste van gedaagde een voorschot op immateriële schadevergoeding toe te kennen, nu aannemelijk is dat eiseres door de openbaarmaking van haar portret in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast (dit in tegenstelling tot de gemeente), waardoor zij immateriële schade heeft geleden.

Eiseres heeft voorts belang bij een snelle genoegdoening en toewijzing van een schadevergoeding in kort geding is in de onderhavige zaak een geschikt middel tot schadebeperking. Bovendien is voldoende aannemelijk dat gegeven de ernst van de aantasting in een bodemprocedure minimaal het door de voorzieningenrechter in dit vonnis bepaalde bedrag zal worden toegekend.

Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake zou zijn van een restitutierisico ziet de voorzieningenrechter ook hierin geen belemmering tot toewijzing van de schadevergoeding. (bron.www.rechtspraak.nl)