Ambtenarenrecht – disciplinair onderzoek (verklaringen van collega’s), ordemaatregel, plichtsverzuim

Ambtenarenrecht – disciplinair onderzoek – verklaringen van collega’s

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 19 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2093) moet een bestuursorgaan in het kader van een tegen een ambtenaar gericht disciplinair onderzoek voorzichtig omgaan met verklaringen van collega’s. Zij kunnen slechts op waarde worden geschat tegen de achtergrond van de bestaande verhoudingen in de desbetreffende groep medewerkers. In beginsel zal het daarom nodig zijn de inhoud van zulke verklaringen in een nader onderzoek te verifiëren en na te gaan of op grond van meer objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan wat hem wordt verweten.

Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 25 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8767) is een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen.

Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 15 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1683) is het voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing leidt noodzakelijk dat op grond van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 29 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1633) vormt een gebrek aan adequate controle geen vrijbrief voor medewerkers om de zwakke plekken van een systeem te misbruiken. Medewerkers hebben hun eigen verantwoordelijkheid jegens hun werkgever en een gebrek aan controle doet op zichzelf niet af aan de ernst van een geconstateerde, plichtsverzuim.