Dienstongeval – aansprakelijkheid – ambtenarenrecht

Ambtenarenrecht, dienstongeval, aansprakelijkheid

Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 22 juni 2000, ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072) heeft de (gewezen) ambtenaar, voor zover dit niet reeds voortvloeit uit de van toepassing zijnde rechtspositionele voorschriften, recht op vergoeding van de schade die hij lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij het betrokken bestuursorgaan aantoont dat het zijn verplichtingen is nagekomen de werkzaamheden van de ambtenaar op zodanige wijze in te richten alsmede voor het verrichten van de werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, of aantoont dat de schade in belangrijke mate een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.

In de bewoordingen “in de uitoefening van zijn werkzaamheden” is tot uitdrukking gebracht dat er tussen de uitoefening van de werkzaamheden en de schade causaal verband moet bestaan. Een dergelijk verband wordt eerst aanwezig geacht indien er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkomstandigheden van de betrokken ambtenaar de bij die ambtenaar aan het licht getreden ziekte of letsel daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Het is aan de ambtenaar om dit aannemelijk te maken door feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit blijkt dat van zo’n voldoende mate van waarschijnlijkheid sprake is (zie de uitspraak van 19 september 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE8965). (bron.www.rechtspraak.nl)