Ontslag – WW uitkering

Ontslag – WW uitkering. Ontslag in verband met psychische toestand. De gronden dat eiseres op het moment van ondertekening van de ontslagbrief wilsonbekwaam was en dat op de inhoud van de ontslagbrief het Haviltex-criterium zou moeten worden toegepast, kunnen naar het oordeel van de rechtbank een rol spelen in een procedure voor de civiele rechter aangaande de rechtsgeldigheid van het ontslag, maar missen relevantie in de onderhavige procedure. Gelet op de Ingevolge artikel 24, eerste lid, onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b (zoals dit luidt vanaf 1 oktober 2006) is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. In artikel 27, eerste lid, van de WW is bepaald dat, indien de werknemer de verplichting hem op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, van de WW opgelegd, niet is nagekomen, de uitkering blijvend geheel wordt geweigerd, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval wordt de uitkering gedeeltelijk geweigerd over een periode van 26 weken door het uitkeringspercentage te verlagen van 70 naar 35%. Gelet op de tekst van de wet en gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2000, LJN AE8611) dient (ook) bij een ontslagname waarbij medische redenen een rol spelen, aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden vastgesteld of aan de voortzetting van de dienstbetrekking zodanige bezwaren zijn verbonden dat die voortzetting redelijkerwijs van de werknemer niet kan worden gevergd. Uit de door eiseres overgelegde gegevens valt niet af te leiden dat voortzetting van haar werkzaamheden bij haar werkgever vanuit medisch oogpunt niet van haar kon worden gevergd.

Mocht u omtrent ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 07/5027 WW

uitspraak van de meervoudige kamer

in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. X

tegen

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde mr. Y.

Tevens heeft als belanghebbende aan het geding deelgenomen
VU Medisch Centrum,
vertegenwoordigd door mr. Z.

1.  Procesverloop

Verweerder heeft met de besluiten van 8 januari 2007 de aanvragen van eiseres om een werkloosheidsuitkering en een toeslag afgewezen.

Bij besluit van 16 november 2007 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bij brief van 20 december 2007 beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2008. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder en de belanghebbende hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek in de zaak is vervolgens gesloten.

2.  Overwegingen

2.1.  Eiseres was werkzaam bij VU Medisch Centrum. Aan haar dienstverband is per 1 oktober 2006 een einde gekomen doordat zij ontslag heeft genomen.

2.2.  Eiseres heeft eind november 2006 een aanvraag ingediend voor een werkloosheidsuitkering en een toeslag ingevolge de Toeslagenwet. Deze aanvragen zijn zoals hiervoor vermeld afgewezen. Als reden heeft verweerder vermeld dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden omdat zij ontslag heeft genomen terwijl er redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden dat zij was blijven werken.

2.3.  In het bestreden besluit heeft verweerder de ongegrondverklaring van de bezwaren als volgt gemotiveerd. Eiseres had sinds 15 januari 2002 een vast contract. Dit contract heeft zij op 7 september 2006 per 8 september 2006 opgezegd. De werkgever heeft het ontslag met ingang van 1 oktober 2006 ingewilligd. Verweerder is van mening dat als het ontslag niet rechtsgeldig is, eiseres dit moet aanvechten. Omdat eiseres tevens heeft aangevoerd dat haar psychische toestand dusdanig was dat zij ontslag moest nemen, heeft verweerder de bezwaarverzekeringsarts om advies gevraagd. Deze heeft op grond van de stukken geconcludeerd dat er geen medische redenen waren om ontslag te nemen. Verweerder heeft overwogen dat eiseres door zelf ontslag te nemen zich de mogelijkheid heeft ontnomen om te re-integreren in haar eigen functie of in een andere passende functie. Er waren volgens verweerder aan de voortzetting van de dienstbetrekking niet zodanige bezwaren verbonden dat voortzetting niet van eiseres gevergd kon worden. Door zelf ontslag te nemen heeft eiseres een voorzienbaar werkloosheidsrisico genomen, aldus verweerder.

2.4.  Eiseres heeft zich in beroep gekeerd tegen het bestreden besluit op hierna te behandelen gronden. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank overweegt als volgt.

2.5.  In deze procedure staat centraal de vraag of verweerder op goede gronden het verzoek van eiseres om een werkloosheidsuitkering en een toeslag ingevolge de Toeslagenwet heeft afgewezen.

2.6.  Niet in geschil is dat eiseres bij brief van 7 september 2006 een verzoek om ontslag heeft ingediend en dat verweerder dit verzoek bij brief van 8 september 2006 per 1 oktober 2006 heeft ingewilligd.

2.7.  Eiseres heeft onder meer – kort weergegeven – aangevoerd dat zij in een overspannen situatie de ontslagbrief tekende, op dat moment wilsonbekwaam was en dat het (nemen van) ontslag daardoor niet verwijtbaar was. Op de inhoud van de ontslagbrief zou het Haviltex-criterium (arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, NJ 1981/635) moeten worden toegepast, aldus eiseres.

2.8.  De rechtbank constateert dat deze gronden zich richten tegen de rechtsgeldigheid van het ontslag zelf. Deze gronden kunnen een rol spelen in een procedure voor de civiele rechter aangaande de rechtsgeldigheid van het ontslag, maar missen relevantie in de onderhavige procedure en zullen derhalve worden gepasseerd.

2.9.  Nu eiseres het ontslag niet heeft aangevochten, gaat de rechtbank in deze procedure uit van de rechtsgeldigheid hiervan. Als eerste werkloosheidsdag dient derhalve 1 oktober 2006 te worden aangemerkt.

2.10.  Met ingang van 1 oktober 2006 is artikel 24 van de Werkloosheidswet (WW) gewijzigd. In artikel 130o van de WW, voor zover hier van belang, is bepaald dat artikel 24 van de WW zoals dit artikel luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van het hier aan de orde zijnde onderdeel van de Wet wijzing WW-stelsel van toepassing blijft met betrekking tot een recht op uitkering waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen op of voor die dag. Dat brengt mee dat de werknemers die op of na 1 oktober 2006 werkloos worden onder de toepassing van de nieuwe regels vallen.

2.11.  Ingevolge artikel 24, eerste lid, onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b (zoals dit luidt vanaf 1 oktober 2006) is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.

2.12.  In artikel 27, eerste lid, van de WW is bepaald dat, indien de werknemer de verplichting hem op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, van de WW opgelegd, niet is nagekomen, de uitkering blijvend geheel wordt geweigerd, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval wordt de uitkering gedeeltelijk geweigerd over een periode van 26 weken door het uitkeringspercentage te verlagen van 70 naar 35%.

2.13.  Gelet op de tekst van de wet en gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2000, LJN AE8611) dient (ook) bij een ontslagname waarbij medische redenen een rol spelen, aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden vastgesteld of aan de voortzetting van de dienstbetrekking zodanige bezwaren zijn verbonden dat die voortzetting redelijkerwijs van de werknemer niet kan worden gevergd.

2.14.  Uit de door eiseres overgelegde brief van haar huisarts van 22 januari 2007 valt niet af te leiden dat voortzetting van haar werkzaamheden bij haar werkgever vanuit medisch oogpunt niet van haar kon worden gevergd, in die zin dat dit zou leiden tot schade van haar gezondheid. Deze brief heeft bovendien betrekking op een consult van 9 oktober 2006, een maand na haar ontslag.

2.15.  Evenmin valt in de overgelegde verslagen van de bedrijfsartsen een advies te lezen om ontslag te nemen. Weliswaar blijkt uit deze verslagen dat eiseres kampte met spanningsklachten, echter gesteld noch gebleken is dat deze klachten van dien aard waren dat het hebben van een dienstverband bij haar werkgever schadelijk zou zijn voor eiseres.

2.16.  De rechtbank is ook overigens niet gebleken van omstandigheden als hiervoor bedoeld, waardoor de voortzetting van de dienstbetrekking redelijkerwijs niet van eiseres kon worden gevergd.

2.17.  Bij dit oordeel overweegt de rechtbank nog dat eiseres vanaf 30 augustus 2006 een week ziek thuis is gebleven. Eiseres heeft in die week, waarin zij niet op de werkvloer was, er zelf voor gekozen om een ontslagbrief op te stellen. Niet aannemelijk is gemaakt dat in die week vanuit de werkgever druk is uitgeoefend op eiseres om ontslag te nemen.

2.18.  Ook ten aanzien van de periode voorafgaand aan 30 augustus 2006 is niet gebleken van druk van werkgeverszijde. Volgens eiseres heeft de werkgever meerdere keren aangedrongen op het zoeken naar ander werk, maar uit de stukken blijkt hiervan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Hooguit kan uit de stukken worden opgemaakt dat eiseres – nu zij een opleiding tot secretaresse niet met succes kon afronden – ambities had die niet binnen VU Medisch Centrum waren te vervullen. Wat hiervan ook zij, dit alles maakt nog niet dat van eiseres in redelijkheid niet de voortzetting van haar dienstbetrekking kon worden gevergd.

2.19.  Ook de omstandigheid dat eiseres naar eigen zeggen niet langer wilde worden geconfronteerd met (door haar gestelde) pesterijen op het werk, hoewel op zichzelf voorstelbaar, maakt nog niet dat de voortzetting van de dienstbetrekking reeds daarom redelijkerwijs niet van eiseres kon worden gevergd.

2.20.  Ten aanzien van de grond dat verweerder een onafhankelijke deskundige had moeten benoemen en dat de bezwaarverzekeringsarts niet onpartijdig is, stelt de rechtbank allereerst vast dat niet is gebleken van een persoonlijk belang van de bezwaarverzekeringsarts bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom geen grond om aan te nemen dat de bezwaarverzekeringsarts niet onpartijdig is. Dat de bezwaarverzekeringsarts de woorden “mijns inziens” gebruikt, geeft naar het oordeel van de rechtbank (slechts) aan dat hij vanuit zijn professionele optiek de zaak heeft beoordeeld.

2.21.  Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Nu voorts niet is gebleken dat dit eiseres niet in overwegende mate kan worden verweten heeft verweerder het verzoek van eiseres om een werkloosheidsuitkering terecht afgewezen. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 2 en 5 van de Toeslagenwet bestaat derhalve evenmin een recht op uitkering ingevolge de Toeslagenwet. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

3.   Beslissing

De rechtbank :

–  verklaart het beroep ongegrond.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Mocht u omtrent ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.