Arbeidsrecht advocaat | terugvordering studiekosten

Terugvordering studiekosten. In de zaak die hier centraal staat oordeelt de kantonrechter dat de terugvordering van studiekosten, alhoewel een terugbetalingsregeling deel uit maakt van de arbeidsovereenkomst, in strijd is met de eisen van goed werkgeverschap omdat de werkgever onterecht onderscheid heeft gemaakt tussen de werknemer en eerder vertrokken werknemers. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of werknemer voorafgaand aan het volgen van de cursussen op de terugbetalingsverplichting is gewezen, zoals de regeling voorschrijft.

Hebt u met betrekking tot studiekosten vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 178661 CV EXPL 06-2211

vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 24 augustus 2006

in de zaak van:

de maatschap naar burgerlijk recht Werkgever Notarissen,
statutair en feitelijk gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. X

tegen:

[…],
wonende te [adres],
gedaagde,
zelf procederende.

Partijen worden hierna aangeduid als ‘Werkgever’ en ‘[gedaagde].’

Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 12 april 2006;
2. de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
3. de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte vermindering van eis, tevens houdende akte bewijsaanbod;
4. het tussenvonnis van 1 juni 2006 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
5. de griffiersaantekeningen van de comparitie van partijen van 8 augustus 2006;
6. de pleitaantekeningen van [gedaagde];
7. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil
Als gesteld door de ene partij en niet, althans in onvoldoende mate, weersproken door de andere partij, wordt van het volgende uitgegaan.
[gedaagde] is op 1 april 2001 in dienst getreden bij Werkgever in de functie van kandidaat-notaris. Het laatstelijk genoten salaris van [gedaagde] bedroeg € 3.050,- bruto per maand.

Artikel 13 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:

Studiekosten en studiefaciliteiten
Artikel 13
De werknemer die op verzoek van de werkgever een studie volgt, welke naar het oordeel van de werkgever in het belang van het werk is, ontvangt een tegemoetkoming in de studiekosten en wordt met behoud van salaris buitengewoon verlof verleend volgens de in de Annex opgenomen uitvoeringsregeling.

Aan de arbeidsovereenkomst was een ‘uitvoeringsregeling studiekosten en studiefaciliteiten’ gehecht. In artikel 2 van deze regeling staat omschreven wat wordt verstaan onder studiekosten en in artikel 3 wat wordt verstaan onder studiefaciliteiten.
Artikel 5 van de uitvoeringsregeling luidt als volgt:

Terugbetaling tegemoetkoming studiekosten.
a. In bepaalde gevallen is (gedeeltelijke) terugbetaling van de verleende vergoeding verplicht. Een terugvordering van de salariskosten over de genoten verloftijd vindt over het algemeen niet plaats. Wel vallen onder de terugbetalingsverplichting ook de gemaakte reis- en verblijfkosten. De belanghebbende dient voorafgaand aan het verlenen van de faciliteiten in kennis te worden gesteld van de terugbetalingsregeling.
[gedaagde] heeft vanaf januari 2002 de beroepsopleiding van de Stichting Beroepsopleiding Notariaat gevolgd, die zij in 2005 met goed gevolg heeft afgerond. Bij factuur van 29 januari 2003 is aan Werkgever terzake een bedrag van € 4.050,- aan cursuskosten in rekening gebracht.
Vervolgens heeft [gedaagde] in de periode van 25 februari 2005 tot en met 15 april 2005 de beroepsopleiding tot Estateplanner van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie gevolgd en eveneens met goed gevolg afgerond. De kosten van deze opleiding bedragen € 2.275,- exclusief BTW.

Bij brief van 26 mei 2005 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2005. [gedaagde] is vervolgens in dienst getreden bij een ander notariskantoor te Rotterdam, alwaar inmiddels ook de notaris voor wie zij bij Werkgever met name werkte, werkzaam was geworden.

Werkgever heeft, conform de uitvoeringsregeling, 80 % van de door haar betaalde studiekosten van [gedaagde] teruggevorderd. [gedaagde] heeft dit geweigerd.

Op de salarisbetaling van [gedaagde] over de maand juni 2005 is een bedrag van € 543,80 ingehouden.

In conventie

De vordering
Werkgever vordert in deze procedure primair het bedrag van € 5.060,- aan studiekosten, te vermeerderen met € 600,- aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Subsidiair vordert Werkgever € 1.820,- aan studiekosten, vermeerderd met € 300,- aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
Werkgever stelt dat [gedaagde] een deel van de studiekosten dient terug te betalen op grond van de bij de arbeidsovereenkomst horende uitvoeringsregeling en dat dit voor [gedaagde] duidelijk was, althans behoorde te zijn.

Het verweer
[gedaagde] betwist in de eerste plaats dat zij is gewezen op het van toepassing zijn van de terugbetalingsverplichting, voorafgaand aan het volgen van de cursussen. [gedaagde] voert voorts aan dat de notariële beroepsopleiding een verplichte opleiding betreft en dat zij de beroepsopleiding tot estateplanner op uitdrukkelijk verzoek van haar leidinggevende en in commercieel belang van Werkgever heeft gevolgd.

In de tweede plaats voert [gedaagde] aan dat zij ongelijk is behandeld ten opzichte van andere voormalige kandidaat-notarissen en overige medewerkers aangezien voorafgaand aan haar vertrek nooit studiekosten van vertrekkende medewerkers zijn teruggevorderd.

In reconventie

De vordering
[gedaagde] vordert in deze procedure € 543,80 aan ingehouden salaris, vermeerderd met de wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Voorts vordert [gedaagde] € 320,09 aan schade. [gedaagde] voert voor dit laatste aan dat Werkgever eenzijdig de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen halve-dagenregeling gedurende zeven maanden terzijde heeft geschoven, als gevolg waarvan [gedaagde] schade heeft geleden.

Het verweer
Werkgever voert als verweer aan dat [gedaagde] het ingehouden salaris verschuldigd is op grond van de terugbetalingsverplichting van de studiekosten.
Met betrekking tot de halve-dagenregeling voert Werkgever aan dat deze regeling ooit bij wijze van proef is gestart en dat Werkgever aanleiding heeft gezien deze regeling niet meer toe te passen. Bovendien voert Werkgever aan dat deze snipperdagen steeds binnen twee maanden nadat deze zijn opgebouwd dienden te worden opgenomen.

Beoordeling van het geschil

In conventie
Tussen partijen staat vast dat de uitvoeringsregeling studiekosten en studiefaciliteiten deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. Op grond van de uitvoeringsregeling dient een werknemer vooraf in kennis te worden gesteld van de terugbetalingsregeling. Werkgever betwist weliswaar dat dit ook geldt voor studiekosten aangezien in de laatste zin van artikel 5 het woord ‘faciliteiten’ wordt genoemd, zoals omschreven in artikel 3 van de regeling en niet ‘(studie)kosten,’ zoals genoemd in artikel 2 van de regeling, doch deze stelling wordt verworpen. De aanhef van artikel 5 van de regeling maakt immers duidelijk dat het artikel gaat over de terugbetaling van de tegemoetkoming studiekosten. Ook lid c van dit artikel handelt over de cursus- of opleidingskosten. [gedaagde] had derhalve voorafgaand aan het volgen van beide cursussen op de toepasselijkheid van de terugbetalingsregeling moeten worden gewezen. Aan de beantwoording van de vraag of dit ook daadwerkelijk is gebeurd, komt de kantonrechter echter niet toe, vanwege het volgende.

Werkgever heeft erkend dat voorafgaand aan het vertrek van [gedaagde] niet eerder studiekosten van een kandidaat-notaris of andere medewerker zijn teruggevorderd. Werkgever heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat het vertrek of de positie van [gedaagde] zodanig verschillend was, vergeleken met het vertrek of de positie van andere werknemers, dat dit het -voor de eerste maal- terugvorderen van studiekosten rechtvaardigde. Niet betwist is immers dat ook de heer [naam] kort na het voltooien van een opleiding is vertrokken en dat nog een medewerker de zogeheten EPN-cursus heeft gevolgd. De door Werkgever aangevoerde omstandigheid dat inmiddels nog een vertrekkende medewerker studiekosten heeft terugbetaald, kan in de onderhavige zaak geen rol spelen, aangezien dit heeft plaatsgevonden na het vertrek van [gedaagde] en na het aanhangig worden van de onderhavige procedure.
Geconcludeerd wordt dan ook dat Werkgever onderscheid heeft gemaakt tussen [gedaagde] en andere medewerkers die bij Werkgever zijn vertrokken, zonder dat hiervoor objectief te rechtvaardigen gronden aanwezig waren.
Voor zover Werkgever heeft betoogd dat aanvankelijk geen studiekosten werden teruggevorderd van vertrekkende medewerkers maar dat het beleid inmiddels is gewijzigd en dat thans in beginsel wel wordt teruggevorderd, dan had het op de weg van Werkgever gelegen deze beleidswijziging kenbaar te maken aan haar werknemers, zodat zij zich hiervan bewust waren. Niet gebleken is dat Werkgever dit heeft gedaan.

Gelet op deze omstandigheden wordt geoordeeld dat het in strijd met de eisen van goed werkgeverschap is om studiekosten van [gedaagde] terug te vorderen. De vordering van Werkgever wordt om deze reden dan ook afgewezen.

Werkgever wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

In reconventie
Gelet op hetgeen in conventie is bepaald, wordt de vordering van [gedaagde] met betrekking tot het ingehouden salaris toegewezen. Er worden termen aanwezig geacht om de wettelijke verhoging te matigen tot 10 %.

Lid 2 van artikel 8 van de arbeidsovereenkomst bepaalt voorts dat de opgebouwde halve snipperdag steeds binnen twee maanden direct volgend op de maand waarin de halve snipperdag is opgebouwd, dient te worden opgenomen. Niet gebleken is dat [gedaagde] binnen de hiervoor gestelde termijn aanspraak heeft gemaakt op door haar opgebouwde snipperdagen. De door haar opgevoerde snipperdagen zijn dan ook komen te vervallen en zij kan geen aanspraak maken op een vergoeding hiervan. De vordering wordt dan ook afgewezen.

Aangezien beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.

Beslissing

De kantonrechter:

in conventie:
wijst de vordering van Werkgever af;

veroordeelt Werkgever in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op: nihil;

in reconventie:
veroordeelt Werkgever aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 543,80 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juni 2006 tot de dag der voldoening en vermeerderd met
€ 54,38 aan wettelijke verhoging;

wijst af het meer of anders gevorderde.

compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
(bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u met betrekking tot studiekosten, ontslag en/of andere arbeidsrechtelijke onderwerpen vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.