Deskundigenoordeel ex artikel 7:629a BW bij loonvordering ingesteld door zieke werknemer

Artikel 7:629a BW
Op grond van artikel 7:629a lid 1 BW dient de rechter een vordering tot betaling van loon bij ziekte af te wijzen, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het UWV, omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten.

In lid 2 van dit artikel is geregeld dat de verplichting uit lid 1 niet geldt, indien de verhindering respectievelijk de nakoming niet wordt betwist of het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een kort geding procedure vanwege het spoedeisende karakter.

Casus
Werknemer is op 1 januari 2001 in dienst getreden van Connexxion als chauffeur. Op 27 februari 2007 heeft hij zich ziek gemeld vanwege armklachten. De bedrijfsarts achtte hem echter arbeidsgeschikt.

Begin maart heeft werknemer een deskundigenonderzoek aangevraagd bij het UWV. Medio maart heeft werknemer zich beter gemeld. Kort daarop heeft werknemer zich wederom ziek gemeld. De bedrijfsarts acht de werknemer in juli 2007 in staat vervangende werkzaamheden te verrichten. Die werkzaamheden verricht werknemer slechts een korte tijd.

Bij brief van 18 juli 2007 heeft werkgever de salarisbetaling opgeschort, omdat werknemer weigerde de vervangende werkzaamheden te verrichten.

Op 6 september 2007 heeft de UWV-deskundige geoordeeld dat werknemer op 27 februari 2007 niet in staat was tot het verrichten van zijn eigen of de aangeboden werkzaamheden.

De werknemer heeft op 8 oktober 2007 om een deskundigenoordeel bij het UWV gevraagd over de periode nadien (na 27 februari 2007). Het UWV heeft echter geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen.

Met toestemming van het CWI (huidige UWV) heeft Connexxion de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2008 beëindigd op de grond dat de werknemer zonder deugdelijke gronden weigert mee te werken aan zijn re-integratie.

Op 23 juli 2008 heeft werknemer een Zw-uitkering aangevraagd. In augustus 2009 heeft de bezwaarverzekeringsarts geoordeeld dat werknemer op 17 juli 2007 niet geschikt was voor het aangeboden vervangende werk en dat de belastbaarheid van werknemer pas in maart 2008 bepaalbaar was.

Bij beslissing op bezwaar heeft het UWV op 3 september 2009 een Zw-uitkering toegekend vanaf 1 augustus 2008.

In deze zaak vordert werknemer van werkgever betaling van achterstallig loon van 1 juli 2007 tot 1 augustus 2008, vermeerderd met de wettelijke verhoging.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter wijst de loonvordering toe, zonder de wettelijke verhoging.

Gerechtshof Amsterdam
Het hof wijst beide vorderingen af. Volgens het hof heeft werknemer met de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts niet voldaan aan de eis uit artikel 7:629a lid 1 BW.

Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde anders. De Hoge Raad was van oordeel dat van werknemer in redelijkheid niet kon worden verwacht een deskundigenoordeel te overleggen, mede gelet op de beschikbare verklaring die een bezwaarverzekeringsarts van het UWV in het kader van een Ziektewetprocedure had afgegeven.

Daarnaast overwoog de Hoge Raad dat met de verplichting om een deskundigenoordeel bij een loonvordering te voegen, is beoogd de rechtspositie van de werknemer te versterken en efficiënte geschilbeslechting te bevorderen. Een onafhankelijk deskundigenoordeel kan dienen als hulpmiddel voor de werknemer om te onderbouwen dat hij ziek is in gevallen waarin de werkgever loondoorbetaling weigert en aanvoert dat sprake is van werkweigering. Het hof is er echter ten onrechte vanuit gegaan dat artikel 7:629a lid 1 BW mede tot doel heeft de werkgever een hulpmiddel te bieden in het re-integratieproces. Het is aan de werknemer of hij een verklaring van een UWV-deskundige aanvraagt teneinde een loonvordering te kunnen instellen. De werknemer hoeft zich daarbij niet te laten leiden door de vraag of de werkgever behoefte heeft aan de informatie in die verklaring.

Gelet op vorenstaande oordeelde de Hoge Raad dan ook als volgt (rechtsoverweging 3.4.3.):
In het licht van de omstandigheden van het geval – onder meer de weigering van het UWV om zijn aanvraag van 8 oktober 2007 in behandeling te nemen – is het volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk waarom met behulp van het rapport van de bezwaarverzekeringsarts niet kan worden geoordeeld dat zich het geval voordoet dat in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd, alsnog een verklaring van een UWV-deskundige bij de loonvordering te voegen.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam en verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.

Bron: Hoge Raad, 20-12-2013, ( ECLI:NL:HR:2013:2128 en JAR 2014/35).