Klachtplicht werknemer

klachtplicht werknemer

Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser geen beroep meer kan doen op een gebrek in de prestatie van de schuldenaar, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd.

Deze klachtplicht beoogt de tekortschietende schuldenaar te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten van de schuldeiser.

Voor het antwoord op de vraag of tijdig op de voet van art. 6:89 BW is geprotesteerd, moet acht worden geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie. (HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9615). Verder is van belang de waarneembaarheid van de afwijking, de deskundigheid van partijen en de aanwezige juridische kennis.

klachtplicht in arbeidsrelatie

De klachtplicht van artikel 6:89 BW is van toepassing op alle verbintenissen (HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8297), ook op de zorgplicht van de werkgever, nu deze resulteert in verbintenissen jegens de werknemer. De Hoge Raad heeft in arresten van 8 februari 2013 (HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600) de voorwaarden voor een geslaagd beroep op artikel 6:89 BW toegelicht.

Klachtplicht bij schending zorgplicht werkgever

In een arbeidsrelatie hoeft de werknemer niet zonder meer op de hoogte te zijn van de (reikwijdte van de) zorgplicht van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW. Als hij er wel van op de hoogte is, mag de werknemer er echter in beginsel van uitgaan dat de werkgever die zorgplicht naleeft.

Er rust op de werknemer pas een onderzoeksplicht op grond van artikel 6:89 indien hij weet van voornoemde zorgplicht en hij aanleiding heeft te veronderstellen dat de werkgever hierin kan zijn tekortgeschoten.

Indien de werknemer, eventueel na (deskundig) onderzoek, bekend is geworden met het niet nakomen van de zorgplicht, of hij daarmee redelijkerwijs bekend had moeten zijn, dient hij terzake op de voet van artikel 6:89 BW binnen bekwame tijd te protesteren.

Bij de beoordeling of tijdig is geprotesteerd dient rekening te worden gehouden met de aard van de arbeidsovereenkomst, die met zich meebrengt dat de werknemer zich ten opzichte van de werkgever in een afhankelijke positie bevindt.

Dit kan een werknemer die nog in dienst is bij zijn werkgever ervan weerhouden zijn werkgever aansprakelijk te stellen voor schade die hij in de uitvoering van zijn werkzaamheden heeft geleden of lijdt, omdat dit mogelijk de verhoudingen onder druk zet.

Bij de beoordeling of het beroep van de werkgever op artikel 6:89 BW gegrond is, dient verder rekening te worden gehouden met enerzijds het voor de werknemer ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren – verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de werkgever is geschaad door het late tijdstip dat is geklaagd, zoals een benadeling in haar bewijspositie of een aantasting van haar mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW

Artikel 7:658 BW bepaalt:
1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
2. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
3. Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
4. Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.

Uit artikel 7:658 lid 1 BW volgt dat de werknemer, die zijn werkgever aansprakelijk houdt voor een zorgplichtschending, dient te stellen en zo nodig bewijzen dat zijn schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden is ontstaan.

Op grond van lid 2 van dit artikel dient de werkgever aan te tonen dat hij zijn verplichting om voor veilige arbeidsomstandigheden te zorgen is nagekomen.

Er moet aldus zowel een causaal verband zijn tussen de arbeidsomstandigheden en de schade van de werknemer, als tussen een tekortkoming van de werkgever en die schade.

Als dat verband aannemelijk is geworden, kan het oorzakelijk verband tussen de arbeidsomstandigheden en de gezondheidsklachten aangenomen worden indien de werkgever nagelaten heeft de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden schade lijdt. (bron:www.rechtspraak.nl)