Loonvordering – verjaring

Loonvordering – verjaring.

Het tijdstip van opeisbaarheid van een loonvordering moet worden vastgesteld aan de hand van het bepaalde in artikel 7:623 BW (zie o.m. HR 1 november 2002, NJ 2002, 600).

Artikel 7:623 BW luidt als volgt:

1. De werkgever is verplicht het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen telkens na afloop van het tijdvak waarover het loon op grond van de overeenkomst moet worden berekend, met dien verstande dat het tijdvak voor voldoening niet korter is dan één week en niet langer is dan één maand.

2. Het tijdvak na afloop waarvan het loon moet worden voldaan, kan bij schriftelijke overeenkomst worden verlengd, maar niet langer dan tot een maand wanneer het tijdvak waarover het loon op grond van de overeenkomst moet worden berekend, een week of korter is, en tot niet langer dan tot een kwartaal wanneer het tijdvak waarover het loon op grond van de overeenkomst moet worden berekend, een maand of langer is.

3. Slechts aan de werknemer komt de bevoegdheid toe om ter vernietiging van een beding dat afwijkt van dit artikel, een beroep op de vernietigingsgrond te doen.

Indien aldus vast staat dat een werknemer zijn/haar reguliere salaris – bijvoorbeeld – op maandelijkse basis ontving, vloeit daaruit voort dat zijn/haar eventuele loon aanspraken, opeisbaar zijn geworden na afloop van de maand waarin de overuren zijn gewerkt.

Een vordering van uit te betalen loon / salaris verjaart in beginsel ingevolge artikel 3:307 en 308 BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering telkens opeisbaar is geworden.

De verjaring heeft plaats ten aanzien van elke verschenen maandelijkse aanspraak afzonderlijk.

Een dergelijke verjaring kan op de in het eerste lid van artikel 3:317 BW voorgeschreven wijze worden gestuit.
Dat artikellid luidt: ‘De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldenaar zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.’

Volgens vaste rechtspraak (zie o.m. HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244 en HR 27 juni 2008, NJ 2008, 373) is inzake het vereiste van zo’n schriftelijke mededeling (stuiting) beslissend dat sprake moet zijn van een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering kan verweren. Voorwaarde is derhalve dat de wederpartij uit een schriftelijke mededeling had behoren te begrijpen dat eiser zich ondubbelzinnig zijn recht voorbehoudt. (bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u met betrekking tot een loon vordering / salaris vordering en/of de verjaring daarvan verdere vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een arbeidsrecht advocaat aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.