Loonvordering over periode dat werknemer niet heeft gewerkt

Loonvordering. In deze zaak vordert eiser veroordeling van zijn voormalige werkgever tot betaling van achterstallig salaris over november 2009. Gedaagde voert daartegen aan dat eiser daar geen recht op heeft, omdat hij een gedeelte van de maand november 2009 niet heeft gewerkt en vordert in reconventie terugbetaling van het loon over januari 2010, omdat eiser in die maand evenmin werkzaamheden voor gedaagde heeft verricht.

De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat eiser in de maanden november 2009 en januari 2010 niet volledig voor gedaagde heeft gewerkt, voor risico van gedaagde dient te komen, nu eiser geen werk heeft geweigerd en het feit dat partijen er bij het aangaan van het dienstverband van uit zijn gegaan dat eiser zo veel mogelijk zelf zijn dienstverband zou invullen, eiser niet de verplichting oplegde zelf voor werk te zorgen. De vordering in conventie wordt toegewezen, de vordering in reconventie wordt afgewezen

Mocht u omtrent ontslag en/of een loonvordering vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies, kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een arbeidsrecht en ontslag advocaat aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton

Locatie Haarlem

zaak/rolnr.: 476654 / CV EXPL 10-10169
datum uitspraak: 13 januari 2011

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[[eiser]
te [woonplaats],
eiser in conventie
verweerder in reconventie
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr.X

tegen

de besloten vennootschap Werkgever B.V.
te Lijnden
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
hierna te noemen Werkgever
gemachtigde mr. Y

In conventie en in reconventie

De procedure
[eiser] heeft Werkgever op 23 juli 2010 gedagvaard. Werkgever heeft geantwoord en een tegenvordering ingesteld. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben partijen over en weer schriftelijk gereageerd.

De feiten

a.  [eiser] is op 1 februari 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar bij Werkgever in dienst getreden als consultant. Zijn maandelijkse bruto loon was opgebouwd uit een vaste component van 90% (basissalaris) en een variabele component van 10 %. Het variabele deel was ‘target afhankelijk”. [eiser] heeft de betreffende target niet gehaald en daardoor geen aanspraak kunnen maken op het variabele deel van het loon.
b.  In de functie van consultant had [eiser] een grote mate van vrijheid bij de invulling van zijn functie. Bij Werkgever werd gewerkt volgens het concept “het nieuwe werken”, wat inhield dat de werkzaamheden tijd- en plaatsonafhankelijk werden uitgevoerd.
c.  In een beoordelingsgesprek van 25 september 2009 is [eiser] aangesproken op het feit dat hij volgens Werkgever zijn uren niet deugdelijk registreerde.
d.  Begin oktober 2009 heeft Werkgever besloten het dienstverband met [eiser] niet te verlengen. Dit is op 13 oktober 2009 in een gesprek aan [eiser] medegedeeld.
e.  Over de maand november 2009 heeft [eiser] in eerste instantie een groot deel van zijn uren niet verantwoord. Op 30 november 2009 heeft [eiser] de niet geregistreerde uren alsnog geboekt onder “algemene Taken/geen opdrachten”. [eiser] heeft in de maand november niet 100% gewerkt. Hij heeft in opdracht van [XXX], teammanager van Werkgever, in die maand wel een aantal niet declarabele werkzaamheden uitgevoerd.
f.  Bij emailbericht van 30 november 2009 heeft [eiser] onder meer aan Werkgever medegedeeld: “Ik heb destijds in overleg met jou en later met [XXX] allerhande taken uitgevoerd, die er voor hebben gezorgd dat ik niet facturabel kon zijn (..) Ik was in de veronderstelling dat jij, als mijn leidinggevende (en later [XXX]) op de hoogte was van het feit dat ik niet facturabel was. Er is nooit ook maar een keer aangegeven dat het zo niet goed ging en dat er meer van me gewenst werd. Bij emailbericht van dezelfde datum heeft [eiser] voorts nog aan Werkgever meegedeeld: Het feit dat Werkgever blijkbaar geen werk (meer) voor me heeft kan mij niet (..) worden aangerekend.
g.  Werkgever heeft een deel van het vaste salaris over november 2009 niet aan [eiser] uitbetaald.
h.  In januari 2010 heeft [eiser] weinig tot geen werk meer voor Werkgever verricht.

De vordering in conventie

[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Werkgever tot betaling van € 2.013,70 te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente hierover, overlegging van een loonspecificatie op straffe van een dwangsom en betaling van een bedrag van € 714,– voor buitengerechtelijke kosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag samengevat – dat Werkgever ten onrechte een gedeelte van zijn vaste salaris over november 2009 onbetaald heeft gelaten en hem ten onrechte geen deugdelijke loonspecificatie over die maand heeft verschaft. Volgens [eiser] was Werkgever door de crisis in de ICT branche niet in staat hem voldoende werk te verschaffen, hetgeen voor risico van Werkgever komt.

Het verweer in conventie en de vordering in reconventie

Werkgever betwist de vordering. Zij voert aan dat het aan [eiser] te wijten is, althans dat het voor diens risico moet komen, dat hij een gedeelte van de maand november 2009 niet heeft gewerkt. Nadat [eiser] op 13 oktober 2009 had gehoord dat zijn dienstverband zou eindigen is hij volledig passief geworden. Aangezien er genoeg (intern) werk voor [eiser] was en afgesproken was dat hij zelf invulling aan zijn dienstverband zou geven, dient het voor zijn eigen rekening te blijven dat hij niet heeft gewerkt. Daarom heeft Werkgever de niet gewerkte uren in november 2009 niet uitbetaald.

Nu [eiser] in januari 2010 evenmin werkzaamheden voor Werkgever heeft verricht, dient hij het over januari 2010 wel uitgekeerde loon aan Werkgever terug te betalen. Dit betreft een bedrag van € 3.782,– bruto, vermeerderd met 8 % vakantietoeslag en wettelijke rente, hetgeen door Werkgever in reconventie van [eiser] wordt teruggevorderd.

Het verweer in reconventie

[eiser] voert aan dat ook ten aanzien van januari 2010 geldt dat Werkgever hem het vaste loon verschuldigd is, nu kort gezegd – het voor risico van Werkgever komt dat [eiser] die maand niet of nauwelijks werk heeft kunnen verrichten.

De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

I. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

II. Tussen partijen staat vast dat [eiser] in de maanden november 2009 en januari 2010 niet volledig heeft gewerkt, doch in ieder geval een gedeelte van die tijd “thuis op de bank” heeft gezeten. Partijen strijden over de vraag of [eiser] recht heeft op loon over de periode dat hij niet heeft gewerkt, volgens Werkgever een gedeelte van november 2009 en de hele maand januari 2010. Bij de beantwoording van die vraag geldt als uitgangspunt dat een werknemer zijn recht op loon behoudt indien de verhindering van de arbeid het gevolg is van een omstandigheid die in de verhouding tussen partijen meer in de risicosfeer van de werkgever ligt dan in die van werknemer (HR 10 november 1972, NJ 1973, 60).

III. Naar het oordeel van de kantonrechter dient in het onderhavige geval het feit dat [eiser] in de maanden november 2009 en januari 2010 niet volledig voor Werkgever heeft gewerkt, voor risico van Werkgever te komen. Daartoe is het volgende redengevend.

IV. Vooropgesteld wordt dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] op enig moment heeft geweigerd werkzaamheden uit te voeren. Onbetwist is voorts dat [eiser] steeds beschikbaar was om voor Werkgever te werken en daartoe ook bereid was.

V. Werkgever meent dat [eiser] desondanks geen aanspraak kan maken op zijn vaste loon, aangezien het aan de passieve houding van [eiser] te wijten is dat hij niet heeft gewerkt. Volgens Werkgever lag het mede gelet op de grote mate van vrijheid die hem op grond van “het nieuwe werken” toekwam- op de weg van [eiser] zelf om invulling aan zijn dienstverband te geven c.q. werk te zoeken. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. Hoewel partijen er bij het aangaan van het dienstverband inderdaad vanuit zijn gegaan dat [eiser] zo veel mogelijk zelf zijn dienstverband zou invullen, schiep dit voor [eiser] niet de verplichting zelf voor werk te zorgen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke vergaande eis niet zonder meer aan een werknemer worden gesteld, ook niet in een geval als het onderhavige waarin de werknemer een zeer grote mate van vrijheid heeft. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn, indien een dergelijke verplichting tussen partijen uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst zou zijn vastgelegd, doch daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.

VI. Mede gelet op het feit dat Werkgever op 13 oktober 2009 aan [eiser] te kennen had gegeven dat zijn dienstverband per 1 februari 2010 zou eindigen en dat – zoals door Werkgever niet is betwist – [eiser] niet (meer) gekoppeld was aan projecten, lag het op de weg van Werkgever om na te gaan of [eiser] nog voldoende werk had en om, indien dit niet het geval was, hiervoor zorg te dragen. Werkgever heeft hier overigens deels aan voldaan door, via teammanager [XXX], verschillende “kleine” klussen aan [eiser] op te dragen. Gelet op het feit dat [eiser] kennelijk zijn tijd kon invullen met dergelijke door Werkgever opgedragen klussen, had het eens te meer voor de hand gelegen om bij [eiser] te informeren of hij nog wel voldoende werk voorhanden had en zo niet, om daar met hem over te overleggen en er zo mogelijk voor zorg te dragen.

VII. Werkgever verwijt [eiser] dat hij niet is overgegaan tot een deugdelijke registratie van uren, waardoor het voor Werkgever niet duidelijk was dat [eiser] niet aan het werk was. In deze procedure staat niet vast of [eiser] zich nu wel of niet heeft heeft gehouden aan de door Werkgever opgelegde wijze van urenregistratie. [eiser] stelt dat hij zijn uren niet kon registreren, nu deze niet declarabel waren, terwijl Werkgever ontkent dat de urenregistratie hiervan afhankelijk was. Wat daarvan zij, ook het feit dat [eiser] kennelijk weinig uren registreerde, had voor Werkgever aanleiding kunnen zijn om na te gaan of [eiser] in de laatste periode van zijn dienstverband wel volledig aan het werk was en zo niet, om daarover ten minste met [eiser] het gesprek aan te gaan en hem zo mogelijk van meer werk te voorzien. Dit heeft Werkgever echter nagelaten.

VIII. Een en ander in aanmerking genomen is de kantonrechter van oordeel dat het meer in de risicosfeer van Werkgever dan van [eiser] ligt dat hij in de maanden november 2009 en januari 2010 niet volledig heeft gewerkt. Dit leidt er toe dat de conventionele vordering moet worden toegewezen, nog te vermeerderen met de nevenvorderingen die niet afzonderlijk zijn weersproken. De reconventionele vordering zal worden afgewezen. Werkgever wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.

Beslissing

de kantonrechter:

in conventie

– veroordeelt Werkgever tot betaling aan [eiser] van

a.  het restantsalaris over november 2009, ten bedrage van € 2.013,70 bruto, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag;
b.  de wettelijke verhoging hierover ex artikel 7: 625 BW;
c.  de wettelijke rente over a en b vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening
d.  de buitengerechtelijke incassokosten van € 714,–;

– veroordeelt Werkgever voorts tot afgifte aan [eiser] van een deugdelijke loonspecificatie over de maand november 2010, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,– per dag, ingaande veertien dagen na betekening van dit vonnis en zulks tot een maximum van € 500,–;

– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

in reconventie

– wijst de vordering af;

In conventie en in reconventie

– veroordeelt Werkgever in de kosten van dit geding, die aan de zijde van [eiser] worden

begroot op € 295,93 aan verschotten en € 475,– aan salaris gemachtigde.  (bron:www.rechtspraak.nl)