Omzeiling ketenregeling ex artikel 7:668a BW

Op 30 juli 2013 heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch geoordeeld dat het een werkgever is toegestaan, om middels het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst en een nieuwe arbeidsovereenkomst de ketenregeling ex artikel 7:668a BW te omzeilen.

De Casus
Werkgever en werknemer hebben drie arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met elkaar gesloten. Vervolgens zijn partijen, conform artikel 7:668a BW, op 18 februari 2011 een vierde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan.

In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is opgenomen dat in de bijgevoegde vaststellingsovereenkomst aanvullende afspraken zijn gemaakt over de duur en beëindiging van deze arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van de beëindiging is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd met ingang van 1 januari 2012.

Op 13 december 2011 heeft werknemer de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst ingeroepen wegens strijd met het (driekwart) dwingende karakter van artikel 7:668a BW.

Kantonrechter
De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat in dit geval de enige reden om tot een vaststellingsovereenkomst te komen, het uitsluiten van het gevolg van artikel 7:688a BW was (namelijk dat werkgever met werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd diende aan te gaan). De kantonrechter oordeelde (1) dat er geen sprake was van een vaststellingsovereenkomst; en (2) dat het aangaan van een overeenkomst ter omzeiling van geboden werknemersbescherming in strijd met de openbare orde en/of de goede zeden is. De vordering van werknemer werd daarom toegewezen.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Het hof oordeelde dat de overeenkomst wel moest worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst bedoeld in artikel 7:900 BW. Daarnaast oordeelde het hof dat op basis van artikel 7:902 BW een dergelijke overeenkomst ook geldig is indien zij in strijd mocht blijken te zijn met het dwingend recht, openbare orde of de goede zeden.
Het oordeel van de kantonrechter dat een overeenkomst gericht op het buiten werking stellen van een (driekwart) dwingende wetsbepaling de facto nietig is wegens strijd met de openbare orde of goede zeden is rechtens onjuist. De vaststellingsovereenkomst was hoogstens vernietigbaar, maar werknemer had niet in rechte vernietiging van de overeenkomst verzocht, dan wel een verklaring voor recht dat hij de vaststellingsovereenkomst terecht had vernietigd.

Werknemer beriep zich er tot slot op dat hij zich gedwongen voelde de vaststellingsovereenkomst te tekenen en dat zijn wil niet gericht was op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar op het behoud van werk en inkomen. Oftewel werknemer deed een beroep op misbruik van omstandigheden. Echter werknemer had geen rechtsgevolgen verbonden aan deze stelling, namelijk in rechte geen vernietiging gevorderd noch een verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst terecht door hem buitengerechtelijk was vernietigd.

Het hof vernietigde daarom het vonnis van de kantonrechter en de vorderingen van de werknemer werden afgewezen.

Werknemer heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld, het is dus nog afwachten wat de Hoge Raad over deze constructie oordeelt.

Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 30 juli 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:3442 en JAR 2013/231)