Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer

Onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer. Geschil met betrekking tot onrechtmatig handelen/onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer. Eiser heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding onvoldoende hard kunnen maken dat ex-werknemer c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Het beperkte toetsingskader van het kort geding biedt niet de mogelijkheid voor een nader onderzoek – bijvoorbeeld door het horen van getuigen – naar wat er precies tussen de partijen is voorgevallen. Daarvoor zullen de partijen een bodemprocedure moeten voeren.
Vordering tot verbod om bepaalde producten aan te bieden wordt afgewezen.

Hebt u met betrekking tot betrekking tot onrechtmatig handelen en/of onrechtmatige concurrentie vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een arbeidsrecht en ontslag advocaat aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 190460 / KG ZA 09-642

Vonnis in kort geding van 21 december 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC B.V.,
gevestigd te Renswoude,
eiseres,
advocaat mr. X,

tegen

1.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
XYZ B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
2.  [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr.Y.

Eiseres zal hierna ABC worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als XYZ c.s. Ieder afzonderlijk zullen zij XYZ en [gedaagde] worden genoemd.

1.  De procedure
1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:
–  de dagvaarding
–  de mondelinge behandeling
–  de pleitnota van ABC
–  de pleitnota van XYZ c.s..

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten
2.1.  ABC richt zich op de productie van en de handel in systemen voor winkelinrichting. Zij is een dochtervennootschap van [belanghebbende] Engineering en Interieurbouw B.V. te [woonplaats] (hierna: [belanghebbende]). [belanghebbende] exploiteert een staalconstructiebedrijf.

2.2.  [gedaagde] is van 5 maart 2002 tot 1 maart 2009 in dienst geweest van [belanghebbende]. Aanvankelijk vervulde hij de functie van verkoper. Vanaf medio 2006 heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht als commercieel manager van ABC. In de arbeidsovereenkomst is geen concurrentie- of relatiebeding opgenomen.

2.3.  ABC heeft het ‘MOZIC’ van de Duitse onderneming MOZICSystem GmbH op de Nederlandse markt geïntroduceerd en verhandeld. [gedaagde] was daar als commercieel manager nauw bij betrokken.

2.4.  Het MOZIC onderscheidt zich van andere winkelinrichtingssystemen door het inhaaksysteem – vaak van roestvrijstaal – voor de wijze van monteren. Door dit inhaaksysteem matcht het systeem moeilijk met andere systemen van winkelinrichting. Voor ABC heeft MOZICSystem GmbH een afzonderlijke lijn ontwikkeld en geproduceerd, die ABC verkoopt onder de naam ‘ABC Excellence’. Deze lijn matcht beter met andere systemen van winkelinrichting.

2.5.  Bij brief van 30 januari 2009 heeft [gedaagde] de arbeidsovereenkomst met [belanghebbende] / ABC opgezegd tegen 1 maart 2009.

2.6.  Op 19 maart 2009 heeft [gedaagde] de onderneming XYZ opgericht, welke zich bezighoudt met de handel in, en de in- en verkoop van systemen voor winkel- en woninginrichting.

2.7.  In het mei/juni nummer van het tijdschrift ‘Instore’ – een vakblad over winkelinrichting – heeft XYZ zich gepresenteerd als de wereldwijde, exclusieve vertegenwoordiger van het MOZIC, met uitzondering van Duitsland, België en Spanje waar reeds verkooporganisaties bestonden.

2.8.  Bij brief van 23 juli 2009 heeft de advocaat van ABC XYZ c.s. verzocht en gesommeerd om de verkoop van het MOZIC in Nederland te staken. XYZ c.s. hebben daaraan geen gehoor gegeven. Wel hebben de partijen geprobeerd om tot een samenwerking te komen of om een andere minnelijke regeling te treffen. Dit is echter niet gelukt.

3.  Het geschil

3.1.  ABC vordert – samengevat –:
a)  XYZ c.s. op straffe van een dwangsom te verbieden om, gedurende een periode van 2 jaar na de datum van dit vonnis, producten van MOZIC op de Nederlandse markt aan te bieden,
b)  XYZ c.s. op straffe van een dwangsom te veroordelen tot het, binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, sturen van een rectificatie aan het blad Instore met de onderstaande tekst:
“Rectificatie:
In het mei/juni nummer (9 van jaargang 15 van 2009) stond ten onrechte op pagina 25 vermeld dat XYZ Store Systems B.V. gerechtigd is om producten van MOZICs GmbH wereldwijd en in het bijzonder in Nederland op de markt te brengen.”

c)  XYZ c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.  ABC legt aan haar vorderingen ten grondslag dat XYZ c.s. jegens haar onrechtmatig handelt door haar oneerlijke concurrentie aan te doen. ABC stelt dat zij van haar rechtsvoorganger een (mondelinge) exclusieve distributieovereenkomst met MOZICSystems GmbH heeft overgenomen. [gedaagde] zou die distributieovereenkomst eind 2008 buiten haar medeweten hebben opgezegd. Met de vervolgens opgerichte onderneming XYZ zouden XYZ c.s. hiervan profiteren. [gedaagde] zou zelfs enkele klanten van ABC hebben ‘meegenomen’ naar XYZ. Daarnaast zouden XYZ c.s. profiteren van de promotieactiviteiten en investeringen die ABC heeft verricht om het product MOZICSystems op de Nederlandse markt te zetten.

3.3.  XYZ c.s. voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
4.1.  ABC heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen.

4.2.  Noch [belanghebbende], noch ABC zijn met [gedaagde] een non-concurrentie- of relatiebeding overeengekomen. Uit het stelsel van vrije mededinging volgt dat [gedaagde], als ex-werknemer, en het door hem opgerichte XYZ hen in beginsel concurrentie mogen aandoen. Dit sluit echter niet uit dat er onder omstandigheden toch sprake kan zijn van zodanig onzorgvuldig handelen en zodanig onzorgvuldige concurrentie dat er sprake is van oneerlijke en ongeoorloofde concurrentie.

4.3.  Vast staat dat ABC tot maart 2009 heeft gefungeerd als dealer in Nederland voor de producten van MOZICSystems GmbH. Ook staat vast dat MOZICSystems GmbH dit dealerschap op dit moment in exclusieve vorm wil voortzetten met XYZ, op de ABC Excellence lijn na. De vraag die in dit kort geding in feite moet worden beantwoord is of deze keus van MOZICSystems GmbH op zodanige wijze is beïnvloed of bewerkstelligd door [gedaagde] – tijdens of na zijn dienstverband met ABC – dat dit handelen van [gedaagde] en wellicht ook van XYZ als onrechtmatig jegens ABC moet worden beschouwd.

4.4.  XYZ c.s. wijzen op het ontbreken van een schriftelijke, exclusieve distributieovereenkomst tussen ABC en MOZICSystems GmbH. Zij betwisten dat [gedaagde] eind 2008 de relatie tussen ABC en MOZICSystems GmbH zonder enig overleg zou hebben beëindigd. [gedaagde] stelt dat hij eind 2008 in overleg met de heer [belanghebbende] aan de heer Odzakovic van MOZICSystems GmbH heeft bevestigd dat ABC vanaf dat moment alleen nog maar zou investeren in de ABC Excellence producten en niet meer in de overige producten van MOZICSystems GmbH. Reden daarvoor zou zijn dat deze overige producten niet meer in de strategie van ABC zouden passen, enerzijds in verband met het feit dat ABC vanaf 1 januari 2009 officieel importeur is geworden van Wuppermann Rohrtechniek GmbH uit Duitsland en anderzijds in verband met de omstandigheid dat ABC een zeer lage omzet had met de overige producten van MOZICSystems GmbH. XYZ c.s. zijn in maart 2009 schriftelijk met MOZICSystems GmbH overeengekomen dat XYZ de exclusieve dealer van de producten van MOZICSystems GmbH in Nederland zou worden. De speciaal voor ABC ontwikkelde lijn ‘Excellence’ valt daar volgens XYZ c.s. echter buiten en
zou / zal alleen aan ABC worden geleverd. Zij betwisten dus onrechtmatig te hebben gehandeld jegens ABC en stellen dat zij zelfs rekening hebben gehouden met de belangen van ABC met betrekking tot de Excellence-lijn. XYZ c.s. betwisten voorts dat zij stelselmatig directe klanten van ABC zouden hebben meegenomen. Zij betwisten ook dat ABC forse investeringen heeft gedaan voor de introductie en de promotie van MOZICSystem. Er zou ten slotte ook geen sprake van zijn van oneerlijke concurrente omdat ABC en XYZ c.s. een ander segment van de markt bedienen. ABC zou voornamelijk toeleverancier voor interieurbouwers in het lagere marktsegment zijn en XYZ zou voornamelijk architecten, ontwerpbureaus en winkeliers bedienen in het hogere marktsegment.

4.5.  In het beperkte kader van dit kort geding is niet komen vast te staan wat eind 2008 tussen [gedaagde] en MOZICSystems GmbH exact is besproken en in hoeverre dit was in overleg met en / of op instructie van [belanghebbende]. Tegenover het hiervoor weergegeven zeer uitgebreide verweer van XYZ c.s. op alle punten, heeft ABC naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding onvoldoende hard kunnen maken dat XYZ c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Ook is onvoldoende duidelijk geworden wat de rol van MOZICSystems GmbH in dit geheel is. Op voorhand valt niet uit te sluiten dat [gedaagde] mogelijk onzorgvuldig heeft gehandeld, bijvoorbeeld door niet in openheid zijn plannen met XYZ en MOZICSystems GmbH vooraf met ABC te bespreken en door MOZICSystems GmbH er op onzorgvuldige wijze toe te bewegen de relatie met ABC grotendeels te verbreken, maar het beperkte toetsingskader van het kort geding biedt niet de mogelijkheid voor een nader onderzoek – bijvoorbeeld door het horen van getuigen – naar wat er precies tussen de partijen is voorgevallen. Daarvoor zullen de partijen een bodemprocedure moeten voeren.

4.6.  De slotsom is dat in dit kort geding onvoldoende is gebleken van notoir oneerlijk handelen aan de zijde van XYZ c.s.. De vorderingen van ABC zullen daarom worden afgewezen.

4.7.  ABC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van XYZ c.s.. De kosten aan de zijde van XYZ c.s. worden begroot op:
– vast recht    € 262,00
– salaris    € 816,00
Totaal    € 1.078,00

5.  De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1.  wijst de gevorderde voorzieningen af,

5.2.  veroordeelt ABC in de proceskosten, aan de zijde van XYZ c.s. tot op heden begroot op € 1.078,00.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u met betrekking tot betrekking tot onrechtmatig handelen en/of onrechtmatige concurrentie vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een arbeidsrecht en ontslag advocaat aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.