Ontbinding arbeidsovereenkomst – eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden

Ontbinding arbeidsovereenkomst – eenzijdige wijziging arbeidsomstandigheden. In de zaak die hier centraal staat draait het om het volgende. Werknemer was vestigingsmanager in Maastricht. In december 2008 is met werknemer overeengekomen dat hij ook de verantwoordelijkheid van de vestiging in Arnhem op zich zou nemen omdat de omvang van de vestiging in Maastricht dermate was afgenomen dat deze niet langer de zware managementrol die werknemer daar bekleedde rechtvaardigde. Werknemer zou dit in eerste instantie voor een periode van twaalf maanden doen, waarbij een voorkeur voor één dag aanwezigheidsdag in de week werd afgesproken. Met het sluiten van de vestiging in Maastricht verdween de functie van werknemer aldaar. Werkgever (ABC) zag in de functie te Arnhem een passend alternatief voor werknemer nu deze sinds januari 2009 reeds mede verantwoordelijkheid droeg voor die vestiging en er nog geen uitzicht was op bezetting van die functie door iemand anders. Dit zou dan wel betekenen dat het zwaartepunt van de functie van werknemer in Arnhem zou komen te liggen. ABC bood werknemer aan om twee en een halve dag per week thuis te werken en twee dagen in Arnhem. ABC bood werknemer tevens aan om op kosten van ABC één nacht per week in een hotel in Arnhem te verblijven zodat hij de weg naar Arnhem slechts één maal per week zou hoeven af te leggen. Alle overige arbeidsvoorwaarden (salaris etcetera) zouden gelijk blijven. Daarnaast bood ABC, voor het geval werknemer geen gebruik zou maken van het aanbod in Arnhem, werknemer aan gebruik te maken van de zogenoemde Vrijwillige Vertrekregeling, conform het toepasselijke sociaal plan, namelijk een vergoeding van maximaal twaalf bruto maandsalarissen te verhogen naar achttien bruto maandsalarissen. Werknemer heeft geen van de aangeboden mogelijkheden aanvaard. Op 8 juli 2009 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Partijen hebben begin augustus 2009 nog uitvoerig overleg gepleegd over de situatie, doch zonder dat dit resulteerde in een overeenstemming tussen partijen. De bedrijfsarts acht werknemer echter niet arbeidsongeschikt, maar ziet wel dat het probleem tussen werknemer en ABC leidt tot spanningsklachten. ABC verzoekt derhalve thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. Er van uitgaande dat de kantonrechtersformule met toepassing van C = 1 tot een vergoeding van € 266.062,95 bruto zou leiden, acht de kantonrechter in casu een vergoeding van € 110.000,00 – niettegenstaande het feit dat werknemer in belangrijke mate zelf verantwoordelijk is voor het verlies van zijn baan – in dit geval billijk, gezien het uitzonderlijk lange dienstverband en zijn uitstekende staat van dienst.

De kantonrechter oordeelt als volgt: gesteld noch gebleken is dat werknemer om medische redenen niet in staat zou zijn om éénmaal per week naar Arnhem (de ene dag heen en de volgende dag terug) te kunnen reizen. Dat de afstand [woonplaats] – Arnhem voor hem ‘absoluut een onoverkomelijk bezwaar’ is wordt verder op geen enkele wijze nader onderbouwd en kan derhalve enkel worden toegeschreven aan een subjectieve beleving van de zijde van werknemer. Dat werknemer een overnachting in Arnhem als een ‘aanslag op de sociale invulling van zijn vrije tijd’ ervaart mag dan zo zijn, maar zulks is geen reden op grond waarvan hij het onderhavige aanbod redelijkerwijs had kunnen weigeren.
Gezien de (objectieve) omstandigheden waaronder óók de grote ervaring en kennis van zaken van werknemer èn het grote belang van het behoud van zijn baan mag een reis van [woonplaats] naar Arnhem van eenmaal per week en vice versa met één overnachting, van [persoon] van [leeftijd] die in een redelijke gezondheid verkeert, althans geen medische beperkingen heeft die hem tot nog toe in de uitoefening van zijn functie hebben belemmerd, in redelijkheid gevergd worden. De nu ontstane situatie vindt weliswaar haar oorsprong in een omstandigheid die in de risicosfeer van ABC ligt, doch de patstelling waarin partijen zich thans bevinden is voor een niet onbelangrijk deel aan werknemer te wijten.

Hebt u met betrekking tot ontslag, ontslagvergoeding, ontbinding arbeidsovereenkomst danwel andere arbeidsrechtelijke onderwerpen vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 347987 EJ VERZ 09-3686
typ: RK

beschikking van 17 december 2009

in de zaak van:

CWN NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],
verzoekster,
verder te noemen: ABC,
gemachtigde: mr. X

tegen

werknemer,
wonend te [adres],
verwerende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr.Y.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 14 september 2009 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van ABC strekkend tot ontbinding van de tussen haar als werkgeefster en werknemer als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen.
Op 9 november 2009 is van de zijde van werknemer een verweerschrift met bijlagen ingekomen.

Partijen zijn gehoord ter terechtzitting van 12 november 2009. ABC is aldaar verschenen bij [leidinggevende], leidinggevende van werknemer, en [directeur], directeur, die zijn bijgestaan door hun raadsvrouw mr. Y voornoemd. werknemer is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. X voornoemd. Van hetgeen ter zitting is verklaard is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
Ter zitting is aan partijen een termijn van twee weken gegund teneinde te trachten hun geschil in der minne te schikken en is afgesproken dat zij de kantonrechter vóór 26 november 2009 zullen berichten over de voortgang van hun onderlinge besprekingen.

Op 25 november 2009 is van de zijde van werknemer een faxbericht ingekomen met bijlage. Diezelfde dag is van de zijde van ABC eveneens een faxbericht ingekomen.
Op 26 november 2009 hebben partijen beiden nog een faxbericht aan de kantonrechter doen toekomen en op 27 november 2009 heeft ABC nog een laatste faxbericht aan de kantonrechter verzonden. Genoemde faxberichten werden steeds in afschrift aan de wederpartij gezonden.

Vervolgens is de beslissing bepaald op heden.

MOTIVERING

ABC verzoekt rechterlijke ontbinding van de tussen haar en werknemer sedert [datum] bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, bestaande in (een) verandering(en) in de omstandigheden van zodanige aard, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op 1 oktober 2009 zou behoren te eindigen, althans met ingang van de eerst mogelijke datum, onder toekenning van een “beëindigingsvergoeding” van € 65.000,00 bruto, waarop de salarisbetalingen (inclusief vakantietoeslag en dertiende maand) die ABC na 1 juni 2009 aan werknemer heeft gedaan, in mindering moet worden gebracht en onder compensatie van de kosten.

ABC is onderdeel van een wereldwijd opererende reisorganisatie met circa 22.000 werknemers in dienst. De organisatie in Nederland telt circa 450 medewerkers, verspreid over vestigingen in Amsterdam, Eindhoven, Den Haag, Arnhem en – tot voor kort- Maastricht. In verband met een sterke terugval in haar inkomsten heeft ABC medio maart 2009 besloten haar vestiging te Maastricht te sluiten per 1 juni 2009 teneinde de continuïteit van het bedrijf te waarborgen.

werknemer is geboren op [geboortedatum] en[datum] bij (een rechtsvoorganger van) ABC in dienst getreden. Vanaf [jaartal] was werknemer vestigingsmanager van de vestiging in Maastricht, laatstelijk tegen een salaris van € 5.053,43 bruto per maand exclusief vakantiegeld en dertiende maand. In december 2008 is met werknemer overeengekomen dat hij ook de verantwoordelijkheid van de vestiging in Arnhem op zich zou nemen omdat de omvang van de vestiging in Maastricht dermate was afgenomen dat deze niet langer de zware managementrol die werknemer daar bekleedde rechtvaardigde en de vestigingsmanager te Arnhem een functie elders binnen het bedrijf had aanvaard. werknemer zou dit in eerste instantie voor een periode van twaalf maanden doen. Er werden daarbij geen concrete eisen gesteld aan zijn fysieke aanwezigheid (in Arnhem). Wel werd een voorkeur voor één dag in de week afgesproken. Er werden geen concrete afspraken gemaakt ten aanzien van de periode na de eerste 12 maanden. Wel was een voornemen uitgesproken om werknemer op langere termijn een lichter functie aan te bieden (operations controller/business analyst), zodat werknemer wat meer ‘in de luwte’ zou kunnen gaan opereren. Concrete toezeggingen omtrent dit laatste werden echter niet gedaan.
werknemer is per 15 januari 2009 mede in Arnhem als vestigingsmanager te werk gesteld. Met het sluiten van de vestiging in Maastricht verdween eveneens de functie van werknemer aldaar.
ABC zag in de functie te Arnhem een passend alternatief voor werknemer nu deze sinds januari 2009 reeds mede verantwoordelijkheid droeg voor die vestiging en er nog geen uitzicht was op bezetting van die functie door iemand anders. Dit zou dan wel betekenen dat het zwaartepunt van de functie van werknemer in Arnhem zou komen te liggen.
ABC bood werknemer aan om twee en een halve dag per week thuis te werken en twee dagen in Arnhem. Dit is mogelijk omdat het bij de betreffende functie vooral gaat om output en niet zozeer om fysieke aanwezigheid. ABC bood werknemer tevens aan om op kosten van ABC één nacht per week in een hotel in Arnhem te verblijven zodat hij de weg naar Arnhem slechts één maal per week zou hoeven af te leggen. Alle overige arbeidsvoorwaarden (salaris etcetera) zouden gelijk blijven.
Daarnaast bood ABC, voor het geval werknemer geen gebruik zou maken van het aanbod in Arnhem, werknemer aan gebruik te maken van de zogenoemde Vrijwillige Vertrekregeling, conform het toepasselijke sociaal plan, namelijk een vergoeding van maximaal twaalf bruto maandsalarissen te verhogen naar achttien bruto maandsalarissen.
werknemer heeft geen van de aangeboden mogelijkheden aanvaard. Voor zover ABC begrijpt zat ‘de pijn’ daarbij in de reisafstand, die werknemer als een buitenproportionele belasting zou ervaren. ABC stelt dat haar ‘later’ is gebleken dat werknemer zich op het verkeerde been gezet heeft gevoeld. In de optiek van werknemer zou sprake zijn geweest van een ‘opzetje’; ten tijde van de in december 2008 gemaakte afspraak over het tijdelijk vervullen van de functie in Arnhem zou ABC allang geweten hebben dat zijn functie in Maastricht overtallig zou worden en op deze manier zou voorkomen worden dat een vergoeding conform de neutrale kantonrechtersformule betaald zou moeten worden, een vergoeding die gelet op zijn leeftijd en duur van het dienstverband aanzienlijk zou zijn. Dit laatste betwist ABC nadrukkelijk; sluiting van de vestiging in Maastricht stond in december 2008 allerminst vast.
Naar de mening van ABC heeft zij een alleszins redelijk voorstel aan werknemer gedaan en diende werknemer dat voorstel in redelijkheid te aanvaarden. De met de aanvaarding van de functie in Arnhem gepaard gaande reistijd is geenszins onredelijk, terwijl werknemer bovendien tijden zijn duo-functie (vanaf 15 januari 2009) ook al eenmaal per week naar Arnhem reisde. Daar zou dus, door aanvaarding van de aangeboden functie in Arnhem, geen verandering in komen.
Op 8 juli 2009 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Partijen hebben begin augustus 2009 nog uitvoerig overleg gepleegd over de situatie, doch zonder dat dit resulteerde in een overeenstemming tussen partijen. De bedrijfsarts acht werknemer echter niet arbeidsongeschikt, maar ziet wel dat het probleem tussen werknemer en ABC leidt tot spanningsklachten.
ABC verzoekt derhalve thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. ABC is van mening dat, mede gelet op de relevante jurisprudentie en op grond van het bepaalde in artikel 5.9 van het toepasselijke sociaal plan, aan werknemer geen vergoeding toekomt. ABC erkent dat het verval van de functie van werknemer en de wijziging van de omstandigheden op het werk in haar risicosfeer liggen, maar zij heeft alleszins redelijke oplossingen aangeboden die zonder goede grond door werknemer zijn geweigerd.
ABC is desalniettemin bereid om aan werknemer, gezien zijn lange dienstverband en leeftijd, een vergoeding aan te bieden zoals hiervoor genoemd, conform het toepasselijk sociaal plan.

werknemer heeft zich gemotiveerd tegen toewijzing van het verzoek verzet in een niet minder dan 26 pagina’s tellend verweerschrift. werknemer stelt dat hij steeds open heeft gestaan voor redelijke oplossingen. De functie van BTC-manager (vestigingsmanager, zo begrijpt de kantonrechter) is volgens werknemer een arbeidsintensieve functie waarin persoonlijk contact met medewerkers en klanten centraal staat. Er wordt in die functie leiding gegeven aan gemiddeld 25 medewerkers, op de locatie Arnhem zijn dat er 30. Op de vestiging in Maastricht gaf werknemer laatstelijk leiding aan 15 medewerkers. Dat ABC een teruglopende omzet kent is bekend bij werknemer, maar de continuïteit van het bedrijf heeft nimmer ter discussie gestaan. De sluiting van de vestiging in Maastricht was al langer (dan ABC stelt) voorzien, namelijk eind 2008 begin 2009. De laatste jaren werden regelmatig kantoren gesloten omdat klanten veelal niet meer locatiegebonden geholpen hoeven te worden. ABC had de wens om tot minder kantoren te komen en het lag voor de hand dat Maastricht, immers het kleinste kantoor, gesloten zou worden. werknemer stelt bovendien dat uit de (bedrijfs)cijfers niet blijkt dat ‘Maastricht het zo slecht deed’. Er was geen acute noodzaak om de vestiging te Maastricht te sluiten. De economische crisis is ‘gebruikt’ als ‘alibi’ om de wens van ABC om het kantorennetwerk in te dikken uit te voeren. werknemer begrijpt dat het besluit om een locatie te sluiten een discretionaire bevoegdheid is van de directie, doch hij is teleurgesteld en voelt zich gegriefd over de wijze waarop ABC met zijn positie en belangen is omgegaan. werknemer vraagt zich af waarom hij niet ‘geselecteerd’ was voor een baan in Eindhoven. Volgens werknemer had hij naast de vestigingsmanager in Eindhoven, die zich op 2 juni 2009 ziek had gemeld en nog slechts ‘als 0,6 fte functioneerde’, aan de slag kunnen gaan, hetgeen gepast zou hebben in de in december 2008 met hem gemaakte afspraken. Het aanbod van ABC van een vergoeding van achttien maanden bruto maandsalarissen heeft werknemer afgewezen omdat dit veel minder is dan hem op grond van een neutrale kantonrechtersformule zou toekomen. werknemer is van mening dat fysieke aanwezigheid gedurende vrijwel alle dagen per week in de functie van vestigingsmanager absoluut is vereist.
Volgens werknemer is een permanente plaatsing in Arnhem geen aanbod voor een passende functie. De afstand [woonplaats] – Arnhem is voor werknemer een onoverkomelijk bezwaar; het betekent een reistijd van meer dan drie uur per dag. Overnachten in Arnhem betekent een aanslag op de sociale invulling van de vrije tijd van werknemer. werknemer is van mening dat de aanwezigheid van één dag per week in de vestiging te Arnhem niet goed werkt en dat dat niet anders zal worden met een aanwezigheid van twee dagen per week. werknemer stelt dat dat ook vanuit het kantoor Arnhem zelf wordt ‘aangegeven’. De opdracht om drie dagen per week van huis uit te werken past niet bij de betrokken rol die de manager moet spelen. Als tijdelijke oplossing kon het wel, maar niet als permanente oplossing.
ABC houdt zich niet aan de in december 2008 gemaakte afspraken; zowel de maximale termijn (van twaalf maanden) in Arnhem als de in het vooruitzicht gesteld functie ‘in de luwte’ worden totaal genegeerd. Primair verzoekt werknemer het verzoek van ABC af te wijzen. Secundair, in geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, verzoekt hij ABC te veroordelen tot betaling van een ontbindingsvergoeding van € 266.062,95 bruto, althans € 225.891,00, alsmede een vergoeding van € 12.500,00 als vergoeding voor kosten rechtsbijstand.

De kantonrechter overweegt als volgt.

Vaststaat dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met ziekte of enig ander bijzonder opzegverbod.

Na de terechtzitting van 12 november 2009 heeft ABC op 20 november 2009 een vacatureoverzicht van 11 beschikbare functies aan de gemachtigde van werknemer doen toekomen.
Hierop heeft de gemachtigde van werknemer bij brief van 25 november 2009 gereageerd en gesteld dat geen van de in het overzicht vermelde functies passend zijn. De gemachtigde van werknemer stelt in die brief voortzetting van de mondelinge behandeling voor, doch zij stelt tevens dat de boventalligheid van werknemer een gegeven zou zijn.
In haar reactie daarop schrijft de gemachtigde van ABC geen reden tot een voortzetting van de mondelinge behandeling te zien en verzoekt zij de kantonrechter om een beschikking te geven.

De kantonrechter stelt vast dat werknemer (althans zijn gemachtigde) over geen van de door ABC aangeboden functies in overleg is getreden doch deze zonder enige bespreking met ABC als niet passend heeft gepasseerd. Bovendien stelt werknemer dat hij ‘heel recent’ heeft vernomen dat de functie van locatiegebonden BTC-manager binnen afzienbare tijd zal komen te vervallen en dat hij dus, zelfs al zou hij de functie van BTC-manager in Arnhem hebben aanvaard, binnen enkele maanden toch ‘buiten boord’ zal vallen. In haar aan de gemachtigde van werknemer gerichte faxbericht van 26 november 2009, waarvan een afschrift eveneens per fax aan de rechtbank is toegezonden, betwist ABC dat de aangeboden functie van BTC-manager in Arnhem op het punt staat te verdwijnen.

werknemer presenteert zijn stelling dat de functie van BTC-manager in Arnhem komt te vervallen als een vaststaand gegeven. Hij onderbouwt die stelling echter niet anders dan dat hij dit ‘recent’ zou hebben vernomen (van wie?), terwijl hij uiterst vaag blijft over de termijn (‘binnen afzienbare tijd’) waarop die functie zou komen te vervallen .
Gelet op het bovenstaande heeft het er naar het oordeel van de kantonrechter sterk de schijn van dat werknemer niet althans niet reëel geïnteresseerd is in de door ABC aangeboden functie van BTC-manager in Arnhem, terwijl ook de wijze waarop hij de overige voorgelegde functies van de hand wijst (zonder enig overleg) geen aanknopingspunten biedt voor zicht op een vruchtbare samenwerking tussen partijen in de toekomst. In zoverre is er sprake van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Een voortzetting van de mondelinge behandeling acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden niet zinvol.
De kantonrechter zal wegens deze verandering in de omstandigheden de arbeids-overeenkomst ontbinden per 1 februari 2010.

Vervolgens zal de kantonrechter nog beoordelen of aan werknemer ten laste van ABC een vergoeding dient te worden toegekend. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre van de thans ontstane situatie aan één van de partijen in overwegende mate een verwijt te maken valt, dan wel bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan wel bij de andere partij ligt.

Allereerst merkt de rechtbank op dat werknemer, zo is ook ter zitting gebleken, grote nadruk legt op de in december 2008 door ABC bij hem gewekte verwachtingen, die hij kwalificeert als ‘gemaakte afspraken’ dan wel ‘toezeggingen’, ten aanzien van de tijdelijkheid van het werk in Arnhem en met name ten aanzien van een in het vooruitzicht gestelde ‘functie in de luwte’, zoals partijen dat noemen. Een procedure ex artikel 7:685 BW biedt niet de mogelijkheid om een diepgaand nader onderzoek (bijvoorbeeld door een getuigenverhoor) te doen naar hetgeen dienaangaande over en weer is (toe)gezegd; de kantonrechter zal het in dat kader moeten doen met de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht. Vaststaat dat tussen partijen aanvankelijk een periode van twaalf maanden was afgesproken, ingaande 15 januari 2009, waarin werknemer (deels) in Arnhem zou werken. ABC betwist echter dat zij concrete afspraken met werknemer heeft gemaakt voor de periode na die periode en betwist evenzeer concrete toezeggingen te hebben gedaan ten aanzien van een ‘functie in de luwte’ na die periode. Dat een dergelijke concrete toezegging zou zijn gedaan blijkt in ieder geval niet uit de e-mail van 15 december 2008 van [leidinggevende], de leidinggevende van werknemer. Daarin schrijft [leidinggevende] immers enkel dat er ‘op wat langere termijn het voornemen is’ een functie in de luwte voor werknemer vrij te maken, maar dat dat nu nog niet mogelijk is. Ook overigens is de kantonrechter niet gebleken dat ten aanzien van een ‘functie in de luwte’ op enig moment een concrete toezegging door ABC aan werknemer is gedaan.

De omstandigheid dat de vestiging van ABC in Maastricht (en daarmee de functie van werknemer als vestigingsmanager in Maastricht) per 1 juni 2009 om economische redenen is komen te vervallen is een omstandigheid die volledig in de risicosfeer van ABC ligt. Als algemeen uitgangspunt dient dan te gelden dat een werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in beginsel positief dient in te gaan en een dergelijk voorstel alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd. Daarbij dient het accent niet eenzijdig te worden gelegd op hetgeen van de werknemer mag worden verwacht; er dient eerst te worden onderzocht of de werkgever als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door hem/haar gedane voorstel redelijk is.

Met de sluiting van de Maastrichtse vestiging van ABC per 1 juni 2009 was in ieder geval de aanleiding tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden een gegeven.
Vervolgens komt aan de orde de vraag of het door ABC gedane voorstel redelijk is. Vaststaat dat de aangeboden functie qua niveau en inhoud dezelfde functie betrof als de functie die werknemer al jarenlang in Maastricht uitoefende, en dat de salariëring en overige arbeidsvoorwaarden niet zouden veranderen, met uitzondering dan van de locatie. Ten aanzien van dat laatste aspect heeft ABC voorgesteld dat werknemer maar twee dagen in de week fysiek in Arnhem aanwezig hoefde te zijn en dat werknemer op kosten van ABC één nacht per week in een hotel in Arnhem kan verblijven. De overige dagen zou werknemer dan thuis kunnen werken. Dat dit laatste, zoals werknemer stelt, gelet op de aard van de functie ‘onmogelijk’ zou zijn, wordt door hem echter volstrekt onvoldoende onderbouwd en is ook in het licht van het gegeven dat hij reeds vanaf 15 januari 2009 deels die functie uitoefende (waarbij hij slechts één dag per week fysiek aanwezig was), onbegrijpelijk. werknemer verwijst in dit kader naar de resultaten van een tevredenheidsonderzoek (productie 17 bij het verweerschrift) onder de medewerkers van de vestiging in Arnhem, doch die productie biedt, zonder enige nadere uitleg, geen enkele ondersteuning voor zijn stelling in deze. Dat werknemer en al dan niet de medewerkers van ABC in Arnhem het wellicht wenselijker zouden vinden wanneer de vestigingsmanager iedere dag fysiek aanwezig zou zijn, zoals ter zitting aan de orde is gekomen, doet aan het voorgaande niet af. Bovendien geldt dat, zelfs indien wellicht op den duur zou blijken dat een fysieke aanwezigheid van twee dagen per week inderdaad onvoldoende zou zijn om de functie van vestigingsmanager in Arnhem naar behoren te kunnen vervullen, dit een omstandigheid is die in de risicosfeer van ABC ligt. ABC heeft immers deze wijze van functie-uitoefening (twee dagen in Arnhem en twee en een halve dag thuis) voorgesteld en genoegzaam geoordeeld. Zou dit niet afdoende blijken, dan zou ABC wederom een redelijk alternatief moeten bieden, dat zonodig wederom aan een rechterlijke toets zou kunnen worden onderworpen.
Voor wat betreft de reistijd gaat de kantonrechter er zonder meer vanuit dat de achterliggende gedachte achter de aangeboden hotelovernachting van éénmaal per week was, dat werknemer twee aaneengesloten dagen in Arnhem zou gaan werken, zodat hij slechts éénmaal per week van zijn woonplaats naar Arnhem zou hoeven reizen, en éénmaal per week van Arnhem terug naar huis. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter een alleszins redelijk aanbod.
Vervolgens dient dan nog de vraag te worden beantwoord of werknemer dit aanbod redelijkerwijs had kunnen weigeren. Gesteld noch gebleken is dat werknemer om medische redenen niet in staat zou zijn om éénmaal per week naar Arnhem (de ene dag heen en de volgende dag terug) te kunnen reizen. Dat de afstand [woonplaats] – Arnhem voor hem ‘absoluut een onoverkomelijk bezwaar’ is wordt verder op geen enkele wijze nader onderbouwd en kan derhalve enkel worden toegeschreven aan een subjectieve beleving van de zijde van werknemer. Dat werknemer een overnachting in Arnhem als een ‘aanslag op de sociale invulling van zijn vrije tijd’ ervaart mag dan zo zijn, maar zulks is geen reden op grond waarvan hij het onderhavige aanbod redelijkerwijs had kunnen weigeren.
Gezien de (objectieve) omstandigheden waaronder óók de grote ervaring en kennis van zaken van werknemer èn het grote belang van het behoud van zijn baan mag een reis van [woonplaats] naar Arnhem van eenmaal per week en vice versa met één overnachting, van [persoon] van [leeftijd] die in een redelijke gezondheid verkeert, althans geen medische beperkingen heeft die hem tot nog toe in de uitoefening van zijn functie hebben belemmerd, in redelijkheid gevergd worden.

Het bovenstaande in aanmerking nemende is de kantonrechter van oordeel dat de nu ontstane situatie weliswaar haar oorsprong vindt in een omstandigheid die in de risicosfeer van ABC ligt, doch dat de patstelling waarin partijen zich thans bevinden voor een niet onbelangrijk deel aan werknemer te wijten is. Er van uitgaande dat de kantonrechtersformule met toepassing van C = 1 tot een vergoeding van € 266.062,95 bruto zou leiden, acht de kantonrechter in casu een vergoeding van € 110.000,00 – niettegenstaande het feit dat werknemer in belangrijke mate zelf verantwoordelijk is voor het verlies van zijn baan – in dit geval billijk, gezien het uitzonderlijk lange dienstverband en zijn uitstekende staat van dienst. Nu een hogere vergoeding wordt toegekend dan waartoe ABC zich bereid heeft verklaard, zal zij in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek in te trekken.

De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

BESLISSING

voor het geval ABC niet uiterlijk op 31 december 2009 haar op 14 september 2009 ingediende verzoek zal hebben ingetrokken:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2010.

Kent aan werknemer een ten laste van ABC komende vergoeding toe van € 110.000,00 bruto.

Compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten
draagt.

voor het geval ABC het verzoek tot ontbinding tijdig zal blijken te hebben ingetrokken:

Veroordeelt ABC tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van werknemer tot op heden begroot op een bedrag van € 500,- aan salaris gemachtigde.
(bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u met betrekking tot ontslag, ontslagvergoeding, ontbinding arbeidsovereenkomst danwel andere arbeidsrechtelijke onderwerpen vragen of behoefte aan direct advies of rechtsbijstand, kunt u altijd direct en kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht en ontslag advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 – of tot 22.00 uur tegen lokaal tarief – op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.