Ontbinding arbeidsovereenkomst – geen vergoeding

Deze zaak betreft een opmerkelijke publicatie op de website van de rechtspraak.

Lees mee:

Er lijkt soms sprake van overschatting van de mate van het eigen gelijk in arbeidsconflicten (beter nog: in zaken waarin partijen soms zelfs van opvatting verschillen over de vraag of zich wel een relevant conflict voordoet). Niet onderschat kan worden dat ook gemachtigden een belangrijke rol spelen bij het aanhangig maken van een zaak bij de kantonrechter door de wijze waarop zij de kans op (financieel) succes inschatten en aan de eigen cliënt voorhouden. Ook in de loop van de behandeling van zo’n zaak kan het belang van een open en flexibele opstelling van partij én gemachtigde niet genoeg benadrukt worden. Door al te hardnekkig van het eigen gelijk uit te gaan, worden soms evidente kansen op een vergelijk ter oplossing van het ‘conflict’ zelf over het hoofd gezien of naar de achtergrond gedrukt en blijken die later – door de eenmaal ingezette strijdmethode – definitief achterhaald te zijn. In de voorliggende zaak nam de werkneemster het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst langs de weg van rechterlijke ontbinding in de (kennelijke) veronderstelling dat haar onrecht aangedaan was door de werkgeefster (althans twee niet adequaat door de leidinggevenden gecorrigeerde collega’s). Een poging van werkgeefster om door mediation de verhoudingen te zuiveren, is na een voorzichtige start voortijdig door werkneemster stopgezet. Zij vond dat de opstelling van werkgeefster dermate verwijtbaar en onzorgvuldig was, dit niet alleen moest uitmonden in een einde van de arbeidsrelatie, maar ook in toekenning van een fikse (“schade”)vergoeding aan haar (C=1.3). Op zelfs ter zitting nog door werkgeefster aangeduide mogelijkheden voor bestendiging van de arbeidsverhouding is nimmer positief gereageerd, vanuit de redenering dat het bij twee gelegenheden aangedane ‘leed’ daarmee niet of onvoldoende geredresseerd werd en/of dat dit onvoldoende waarborgen bood op succesvolle voortzetting van haar arbeid. Mede omdat niet of onvoldoende gebleken was dat van werkneemster om medische redenen niet te vergen was de arbeidsovereenkomst voort te zetten, is de (met het oog op artikel 19 lid 3 Gw) wel uitgesproken ontbinding geheel voor risico van werkneemster gelaten door daar voor haar geen vergoeding aan te verbinden. Werkneemster heeft niet gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot intrekking van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 388209 EJ VERZ 10-5003
typ: mh
coll: mh

beschikking van 7 oktober 2010

in de zaak van

[verzoekster],
wonend te [adres],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde:  X

tegen

ABC
hierna te noemen: ABC,
gemachtigde: mr. Y.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 5 augustus 2010 een verzoekschrift ex artikel 7:685 BW ingediend en zij heeft daarbij vijftien bijlagen gevoegd.
ABC heeft op 25 augustus 2010 een verweerschrift ingediend met dertien bijlagen.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 september 2010. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door W.J.H. Franssen voornoemd.
Namens ABC zijn verschenen: [supervisor operations], supervisor operations en [P&O functionaris], P&O functionaris, bijgestaan door mr. M. Stroes voornoemd.
Partijen hebben de respectieve standpunten nader toegelicht.
De griffier heeft daarvan schriftelijk aantekening gehouden.
Partijen zijn ook na de zitting in overleg getreden. Blijkens een (fax)brief van
23 september 2010 van (de gemachtigde van) [verzoekster] is tussen partijen geen minnelijke regeling tot stand gekomen.

Vervolgens is de uitspraak van de beschikking gesteld op heden.

Daarna is van de kant van [verzoekster] in persoon op 27 september 2010 ter griffie een op 26 september 2009 gedateerde brief met bijlagen ontvangen. Dit laatste stuk (buiten de gemachtigde om ingestuurd en kennelijk niet tegelijk ter kennis gebracht van de wederpartij) dient verder als in strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten.

MOTIVERING

vaststaande feiten

Tussen partijen staat als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, het navolgende vast:
–  [verzoekster], geboren op [1969], is sinds 3 januari 2000 krachtens arbeidsovereenkomst thans voor onbepaalde duur, in dienst bij ABC, vestiging Valkenburg aan de Geul, in de functie van croupier, tegen een loon inclusief toeslagen van € 2.068,– bruto exclusief vakantiebijslag.
–  Op 21 november 2009 heeft een incident plaatsgevonden tussen [verzoekster] en
[collega], waarbij hij [verzoekster] zowel verbaal als fysiek agressief bejegend is.
–  Op 27 november 2009 heeft op initiatief van [verzoekster] naar aanleiding van het incident een gesprek plaatsgevonden tussen haar en haar leidinggevende [supervisor operations].
–  [supervisor operations] heeft op 3 december 2009 aan [verzoekster] laten weten dat [collega] een officiële waarschuwing gekregen heeft.
–  [collega] is inmiddels niet langer werkzaam bij ABC.
–  In mei 2010 heeft op initiatief van [verzoekster] een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [P&O functionaris] met als onderwerp de eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster]. [P&O functionaris] heeft in het gesprek laten weten harerzijds geen dringende omstandigheden te zien die tot beëindiging zouden nopen.
–  Op 26 mei 2010 heeft er op de werkvloer in het bijzijn van een klant van het casino een “incident” plaatsgevonden tussen [verzoekster] en mevrouw [leidinggevende], haar leidinggevende.
–  De videobeelden van de bewakingscamera’s van 26 mei 2010 zijn conform bedrijfsbeleid gewist na vier dagen. Het verzoek van [verzoekster] na het verstrijken van bedoelde termijn om (alsnog) zulke beelden van 26 mei 2010 te bekijken, heeft ABC niet kunnen inwilligen.
–  Op 31 mei 2010 heeft een gesprek plaatsgehad tussen [verzoekster] en [leidinggevende].
–  Op 4 juni 2010 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld.
–  Op 9 juni 2010 heeft [verzoekster] de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts houdt spreekuur in het gebouw van ABC in Valkenburg. De bedrijfsarts heeft [verzoekster] doen weten dat er geen sprake was van ziekte of gebrek (of daardoor veroorzaakte arbeidsongeschiktheid).
–   Na het gesprek met de bedrijfsarts op 9 juni 2010 is [verzoekster] aansluitend uitgenodigd voor een gesprek met [supervisor operations] en [P&O functionaris]. In dit twee uur durende gesprek heeft [supervisor operations] [verzoekster] tot 14 juni 2010 vrijgesteld van werkzaamheden. Voor 14 juni 2010 is een gesprek gearrangeerd tussen [verzoekster] en [leidinggevende].
–  Bij brief van 11 juni 2010 heeft [verzoekster] aangekondigd zich ingaande 14 juni 2010 ziek te melden.
–  Op 14 juni 2010 heeft [verzoekster] zich telefonisch ziek gemeld.
–  Bij brief van 14 juni 2010 heeft [verzoekster] ABC gevraagd te reageren op haar ziekmelding.
–  Bij e-mailbericht van 15 juni 2010 heeft ABC [verzoekster] uitgenodigd voor een gesprek met de bedrijfsarts op 17 juni 2010.
–  Op 17 juni 2010 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden met [verzoekster] en heeft de bedrijfsarts geadviseerd een mediator in te schakelen.
–  Op 2 juli 2010 is een eerste gesprek met de mediator gehouden.
–  Bij brief van 19 juli 2010 heeft de mediator bevestigd dat het mediationtraject op
14 juli 2010 zonder resultaat afgebroken was.
–  Bij brief van 22 juli 2010 heeft [verzoekster] voorgesteld in onderling overleg met ABC tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen.
–  Bij brief van 25 juli 2010 heeft ABC laten weten geen reden te zien voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zij heeft zich bereid verklaard [verzoekster] te faciliteren in haar terugkeer in het werk en heeft [verzoekster] gevraagd haar standpunten te heroverwegen.
–  Bij brief van 30 juli 2010 heeft [verzoekster] laten weten een ontbindingsverzoek ex artikel 7:685 BW in te dienen.
–  [verzoekster] heeft de arbeid bij ABC tot dusver niet hervat.

het verzoek

[verzoekster] verzoekt in het licht van de hiervoor geschetste feiten en de interpretatie die zij daaraan verbindt, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2010 te ontbinden onder toekenning van een “schade”vergoeding van
€ 24.674,– bruto, uiterlijk binnen veertien dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst te voldoen op een door [verzoekster] aan te geven rekening. Zij grondt dit verzoek op veranderingen in de omstandigheden die zij aanmerkt als een zodanig gewichtige reden, dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst van haar redelijkerwijs niet te vergen is.

[verzoekster] legt aan haar verzoek, kort samengevat, ten grondslag dat zij door de gebrekkige handelwijze van ABC volgend op de incidenten van november 2009 en mei 2010 terecht geen enkel vertrouwen meer heeft in ABC en dat haar terugkeer naar haar werk onmogelijk wordt gemaakt. ABC heeft haar in een positie gebracht waarin de onderlinge verhoudingen totaal verstoord zijn. Van haar kan niet worden gevergd dat zij onder dergelijke omstandigheden de arbeidsovereenkomst laat voortduren met het risico dat haar medische klachten verergeren. De veranderingen in de omstandigheden die nopen tot het einde van de arbeidsovereenkomst, dienen geheel voor rekening te komen van ABC, zodat het niet meer dan redelijk is dat aan [verzoekster] een vergoeding wordt toegekend gebaseerd op correctiefactor C=1,3. [verzoekster] legt in dit verband zelfs een schuldverwijt bij ABC.

het verweer

ABC heeft uitvoerig verweer gevoerd en stelt dat zij alles in het werk gesteld heeft om het [verzoekster] mogelijk te maken haar arbeid normaal te hervatten. Zij ziet geen enkele reden om de arbeidsovereenkomst te (doen) beëindigen en dringt aan op afwijzing van het verzoek onder verwijzing van [verzoekster] in de kosten van het geding. Voor het geval het verzoek tot ontbinding wordt toegewezen, wordt verzocht af te zien van toekenning van een vergoeding.

de beoordeling

ABC heeft in de stukken en ook tijdens de mondelinge behandeling steeds als haar opvatting gegeven dat zij geen enkele reden ziet om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te laten eindigen. [verzoekster] heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te handhaven, ongeacht de uitkomst van haar verzoek om aan ontbinding een (bepaalde) vergoeding te verbinden.

De kantonrechter spreekt dan ook het voornemen uit de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2010 te ontbinden. Medebepalend is dat het verzoek van een werknemer altijd gehonoreerd moet worden in verband met de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van arbeidskeuze. Vooropgesteld wordt dat in dit geval, waarin de werkneemster zelf aandringt op ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet relevant is of zich voor de werkgever een bijzonder opzegverbod voordoet waaraan eventueel reflexwerking toegekend wordt in een ontbindingssituatie.

In geschil is thans nog of aan [verzoekster] ten laste van ABC een vergoeding dient te worden toegekend. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre van de thans ontstane situatie aan één van de partijen in overwegende mate een verwijt te maken valt, dan wel of bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan bij de andere partij ligt en hoe (hoog) de relatieve risico’s getaxeerd dienen te worden.

[verzoekster] is van mening dat zij in aanmerking dient te komen voor een vergoeding. Zij vraagt om bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding rekening te houden met de in haar ogen reële verwijtbaarheid en onzorgvuldigheid aan de zijde van ABC. ABC heeft volgens haar de basis voor een verdere vruchtbare samenwerking onder de relatie tussen partijen (al dan niet bewust) weggeslagen. Door de houding en het gedrag van ABC ligt het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de visie van [verzoekster] in feite bij ABC. Van [verzoekster] kan onder de gegeven omstandigheden niet langer gevergd worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten zonder dat zij medisch gezien grote risico’s loopt. Zij schat in dat de arbeidsongeschiktheid op basis van de druk die op haar wordt gelegd, onverantwoord lang gaat duren, zodat zij groot belang heeft bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Nu de verandering in de omstandigheden aan ABC kan worden verweten, acht [verzoekster] een vergoeding van € 24.674,– bruto “redelijk en billijk”.

ABC is niet bereid om een ontbindingsvergoeding te betalen en ziet daar met inachtneming van alle relevante omstandigheden ook geen enkele aanleiding toe.

De kantonrechter is van oordeel dat de gevolgen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor rekening en risico komen van [verzoekster], overigens zonder daarbij een oordeel te vellen over de psychische impact die de incidenten van november 2009 en mei 2010 op [verzoekster] hebben (gehad). ABC heeft naar objectieve maatstaven gemeten alleszins voldoende inspanningen verricht om [verzoekster] voor haar organisatie te behouden en om [verzoekster] de stap naar werkhervatting te vergemakkelijken. ABC heeft naar aanleiding van het incident op 21 november 2009 [collega] een officiële waarschuwing gegeven. [verzoekster] heeft vervolgens zelf de beslissing genomen om geen officiële klachtenprocedure te volgen. [collega] is inmiddels niet langer werkzaam bij ABC, zodat in ieder geval op dit moment niets [verzoekster] hoeft te beletten het oude incident af te sluiten, daar de veroorzaker volledig uit beeld is. [verzoekster] heeft overigens voorafgaand aan haar kennisgeving dat zij de ontbindingsprocedure zou starten, nimmer meer doen blijken dat zij nog steeds worstelde met de kwestie [collega]. ABC heeft naar aanleiding van het incident tussen [leidinggevende] en [verzoekster] twee gesprekken tussen beiden gearrangeerd. Het tweede gesprek heeft echter nooit plaatsgevonden, omdat [verzoekster] zich op de bewuste dag arbeidsongeschikt meldde. Alhoewel ABC en [verzoekster] klaarblijkelijk van mening verschillen over de toedracht en de ernst van hetgeen tussen [leidinggevende] en [verzoekster] voorgevallen is, heeft ABC getracht het incident bespreekbaar te maken en de lucht te klaren. ABC heeft vervolgens zelfs ingestemd met het volgen van een mediationtraject. Wederom met het oogmerk om de terugkeer van [verzoekster] naar haar werk te bewerkstelligen. [verzoekster] heeft besloten het mediationtraject te beëindigen en heeft vervolgens verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Niet gebleken is dat ABC procedureel of inhoudelijk in beide kwesties of zelfs maar in een van de twee laakbaar gehandeld heeft of het belang van [verzoekster] veronachtzaamd heeft. Onduidelijk is gebleven of de door [verzoekster] gestelde medische klachten een oorzaak vinden in haar werk of dat er (veeleer) sprake is van “ziekmakende” omstandigheden buiten de werksfeer. Uit schriftelijke stukken of medische adviezen is niet gebleken van een objectieve medische noodzaak die noopt tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Ook de toezegging van ABC om [verzoekster] tijdelijk in de luwte te laten en haar vooralsnog niet gelijktijdig in te roosteren met [supervirsor operations] en [leidinggevende], heeft [verzoekster] niet kunnen bewegen om zelfs maar een tijdelijke terugkeer naar haar werk te overwegen.

Gelet op het vorenstaande en op alle (overige) omstandigheden van het geval acht de kantonrechter geen termen aanwezig [verzoekster] een vergoeding naar billijkheid toe te kennen, nu de reden voor ontbinding in haar risicosfeer ligt en niet gebleken is dat aan ABC enig verwijt te maken valt van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

[verzoekster] zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW formeel in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk op 21 oktober 2010 haar verzoek in te trekken, hoewel zij ter zitting kenbaar gemaakt heeft ongeacht de uitkomst niet tot intrekking over gaan.

Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, ongeacht de beslissing omtrent eventuele intrekking van het verzoek.

BESLISSING

Voor het geval [verzoekster] haar verzoek uiterlijk 21 oktober 2010 niet intrekt:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2010.

Compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Voor het geval [verzoekster] haar verzoek uiterlijk 21 oktober 2010 intrekt:

Compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
(Bron: www.rechtspraak.nl)

Hebt u omtrent ontslag / ontbinding arbeidsovereenkomst vragen  dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos telefonisch contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Onze advocaten in Utrecht zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.